Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Looistraat 32 Heumen' van de gemeente Heumen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0252.BUbpLooistr32-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten
het uitoefenen van een beroep of bedrijf door de bewo(o)n(st)er van de woning op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden dan wel het vervaardigen van producten en/ of het leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is;
1.6 afwijking van de bouwregels en/ of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.7 archeologische verwachting
een gebied waar naar verwachting relatief veel terreinen voorkomen met archeologische waarden;
1.8 archeologische waarden
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bed & breakfast
een inpandige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve activiteit;
1.13 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/ of afmetingen ondergeschikt is en een gebruikseenheid vormt en dienstbaar is aan een woning, een stacaravan of een recreatiewoning;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens een plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/ of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/ of omgevingscondities;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- en bedrijfsactiviteit;
1.23 dienstwoning
een woning ten dienste van het woonzorgcomplex;
1.24 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.25 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets-, en ruiterpaden, zwem- en vislocaties;
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.30 kamperen bij de boer
kamperen binnen de begrenzing van het agrarisch bouwvlak met maximaal 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot 31 oktober;
1.31 kelder
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengenoemde bouwlaag onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen, en tussen de buitenzijde van de gevels;
1.32 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);
1.33 manege
een inrichting waar bedrijfsmatig of in verenigingsverband gelegenheid wordt geboden recreatief paard te rijden alsmede het fokken van paarden als ondergeschikte nevenactiviteit;
1.34 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.35 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.36 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.37 overkapping
een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
1.38 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden van paarden;
1.39 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
1.40 permanente bewoning
bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere, voor wisselende bewoning bedoelde, ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- en verblijfsplaats;
1.41 propaantank
opslagvoorziening voor propaangas;
1.42 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 recreatiewoning
een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.44 seksinrichting
een voor publiek toegankelijk omsloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/ pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.45 stacaravan
een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken;
1.46 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.47 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.49 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.51 woonzorgcomplex
een gebouw ten behoeve van een woonzorgfunctie;
1.52 woonzorgfunctie
huisvesting van zorgbehoevenden, al dan niet met hun partner, die niet meer geheel zelfstandig kunnen wonen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarisch gebruik;
- behoud en herstel van landschappelijke beplanting;
- extensief recreatief medegebruik;
- voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen en de bestaande nutsvoorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Bebouwing is slechts toegestaan indien deze noodzakelijk is voor en ten dienste staat aan een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
3.2.2 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 meter;
- bouwhoogte van naar de openbare weg gekeerde erf- of terreinafscheidingen maximaal 1 meter;
- bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbakken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
subparagraaf 3.2.3 sub a voor het aanleggen van paardenbakken voor hobbymatig gebruik buiten het bouwvlak, mits:
- de paardenbak aansluit aan het bouwvlak of de bestemming 'Wonen';
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
- voorzien wordt in een zorgvuldig landschappelijke inpassing;
- lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet worden gebouwd;
- de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
- de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 meter vanaf het maaiveld bedraagt;
- de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
3.3.2 Erf- en terreinafscheidingen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
subparagraaf 3.2.3 sub c voor het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,80 meter, mits dit uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van gronden met meer dan 1 meter vanaf het bestaande peil, tenzij noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
- het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- de aanleg van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
3.4.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.
3.4.3 Nadere voorwaarden
- alvorens het besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in subparagraaf 3.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur en landschap;
- alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in subparagraaf 3.4.1 sub c wordt verleend dient tevens te worden aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.4 Uitzonderingen vergunningplicht
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
- het periodiek vellen van hakhout.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
- parkeren;
- ondergeschikte bouwdelen van op de aangrenzende gronden staande (hoofd)gebouwen van woningen, zoals stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, overkappingen en afdaken;
met bijbehorende bebouwing, voorzieningen voor de waterhuishouding en (on)bebouwde gronden.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- er mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van erkers en entreeportalen als bedoeld in lid 4.1 sub c worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
- de afstand van een erker of entreeportaal tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 meter;
- de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
- de horizontale diepte van overige ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in lid 4.1 sub c mag niet meer bedragen dan 1 meter;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
- 1 meter voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, faunapassages, openbare nutsvoorzieningen, bermen, objects of art, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- het aantal rijstroken van wegen bedraagt maximaal 2, met uitzondering van de Rijksweg A73.
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen met als maximale hoogte en oppervlakte de bestaande hoogte en oppervlakte.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
- palen en masten, zoals objecten voor wegbewijzering: 12 meter;
- 'objects of art': 6 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- subparagraaf 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van kleine gebouwen voor het verkeer, zoals abri's e.d., waarvan de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
- subparagraaf 5.2.2 sub c ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van wering van het wegverkeergeluid, waarvan de bouwhoogte wordt bepaald door de uitkomsten van een ter plaatse gehouden akoestisch onderzoek als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerpplan;
- subparagraaf 5.2.2 sub c ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- rivier en kanaal ten behoeve van de scheep- en recreatievaart;
- onbelemmerde doorvoer van rivierwater, ijs en sediment;
- de aanleg en instandhouding van oever- en sluiswerken, waterkeringen, beplantingsstroken, e.d.;
- ter plaatse van de aanduiding 'pad' tevens een voetpad;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
- palen en masten: 10 meter;
- bij vaarwegen behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,5 meter.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het bestaande aantal woningen;
- in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex' een woonzorgcomplex met één inpandige dienstwoning toegestaan;
- aan huis verbonden beroeps- en/ of bedrijfsactiviteiten en/ of bed & breakfast in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
- maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
- er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/ of bedrijfsmatige activiteiten;
- het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
- er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
- het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- er geen etalages en vitrines mogen zijn;
- er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
- er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
- er geen activiteit mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex' geldt een maximaal bebouwd oppervlakte van 1.150 m2;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
- de inhoud van een woning bedraagt niet meer dan 800 m3.
7.2.2 Kelders
Kelders zijn uitsluitend onder de woning en overige gebouwen toegestaan.
7.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
- gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m2 bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex' geldt een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen van maximaal 300 m2;
- de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen:
- 1 meter voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
- 2 meter voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
7.2.5 Herbouw
Herbouw van de bestaande woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie met inachtneming van het bepaalde in
subparagraaf 7.2.1.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Paardenbakken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 7.1 voor het aanleggen van paardenbakken voor hobbymatig gebruik, mits:
- het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
- voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet zijn toegestaan;
- de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
- de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 meter vanaf het maaiveld bedraagt;
- de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7.3.2 Erf- en terreinafscheidingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
subparagraaf 7.2.4 sub a voor het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,80 meter, mits dit uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het bouwen en het gebruik ten behoeve van de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan voorzien is in de aanleg en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing conform het landschappelijk inrichtingsplan opgenomen in bijlage 1 van de toelichting;
- voor ingebruikname van het woonzorggebouw voorzien is in de verwijdering van de bebouwing en terreinverharding conform de bijlage 2.
Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
8.2.1 Omgevingsvergunningplicht
Bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, in voldoende mate is vastgesteld.
8.2.2 Voorwaarden
Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, kan bevoegd gezag op basis van een bij de bouwaanvraag in te dienen archeologisch rapport in ieder geval een van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.2.3 Uitzonderingen rapport
Het overleggen van een rapport is niet nodig indien wordt aangetoond dat de grond dieper dan 40 cm is gewoeld of indien de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie, welke is getoetst door een archeologische deskundige, afdoende is vastgesteld.
8.2.4 Advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van gronden;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter vanaf maaiveld, over een oppervlakte van meer dan 500 m2;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 500 m2 of meer bedraagt;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van drainage;
- het graven of dempen van sloten, watergangen of vijvers.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in
subparagraaf 8.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
8.3.3 Verlening
De omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 8.3.1 kan worden verleend, indien is gebleken dat de in
subparagraaf 8.3.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.
8.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in
subparagraaf 8.3.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een aantasting van archeologische waarden, kan de omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 8.3.1 worden verleend en kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 8.3.1 in ieder geval een van de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.5 Archeologisch rapport
De omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 8.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
8.3.6 Advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in
subparagraaf 8.3.1 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Verwijderen archeologische waarde
- uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- stort- en/ of opslagplaats van grond, vuilnis, afvalstoffen en/ of al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als opslag ten behoeve van het normale gebruik behorende bij de betreffende bestemming;
- staan- of ligplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' ten behoeve van kamperen bij de boer, evenals gronden met de bestemming 'Sport' ter plaatse van de aanduiding 'manege' en daar waar het ingevolge de overige regels is toegestaan;
- sport- en wedstrijdterrein;
- het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden, racen of crossen met motorvliegtuigen en bromfietsen;
- het gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
- het realiseren van propaantanks behalve als deze voldoen aan:
- de risicoafstanden die afkomstig zijn van het RIVM en zijn neergelegd in de memo 'Afstandentabel propaanreservoirs 0,15 - 50 m3', d.d. 14 juli 2006 met kenmerk 263/06CEV;
- de risicocontour de eigen perceelsgrens niet overschrijdt;
- het gebruik van bijgebouwen voor permanente bewoning;
- het verwijderen van beplanting, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.
10.2 Parkeren
- bij het bouwen zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', of de rechtsopvolger(s) daarvan;
- van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in
subparagraaf 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
subparagraaf 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
subparagraaf 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor en periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in
subparagraaf 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
De regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Looistraat 32 Heumen'.