direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Hatertseweg 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg7-VA01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, Hatertseweg 7 met indentificatienummer NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg7-VA01 van de gemeente Heumen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlage;

1.3 bestemmingsplan Buitengebied 2009:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0252.BUbpBuitengebied09-VA01 met bijbehorende regels en bijlage

1.4 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 archeologische verwachting

een gebied waar naar verwachting relatief veel terreinen voorkomen met archeologische waarden;

1.8 archeologische waarde

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 compenserende maatregelen

maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities;

1.17 dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 ecologische hoofdstructuur

een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

1.20 ecologische waarde:

de aan een gebied, middels een theoretische benadering toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en bedreigdheid van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen;

1.21 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.22 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden, zwem- en vislocaties;

1.23 externe veiligheid

het controleren en managen van risico's die omwonenden lopen door de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen, waarbij de overlijdenskans van groepen en individuen als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval door zojuist genoemde risicobronnen, uitgangspunt is voor ruimtelijke ontwikkelingen;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 horeca

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt.

1.28 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.30 mitigerende maatregelen

maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities beperken;

1.31 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.32 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.33 omgevingscondities

de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten;

1.34 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.36 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.37 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening, gericht op het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse, bereide etenswaren, binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan horeca is, waarvan door de vorm en omvang duidelijk herkenbaar is dat de horecavoorziening slechts een ondergeschikt onderdeel is van en voortkomt uit de hoofdfunctie en niet is gericht op het aantrekken van bezoekers; het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals feesten en partijen niet is toegestaan;

1.38 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.40 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 stacaravan

een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken;

1.42 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de inhoud van een bouwwerk 

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een gebouw 

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2

Voor de berekening van de inhoud van een bouwwerk wordt tevens meegeteld ruimte die door vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken is omsloten, maar niet door middel van een dak is afgesloten. De inhoud van deze ruimte wordt gemeten tussen de bovenzijde van de vloer, de binnenzijde van de wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken en de projectie van het dak, waarbij de hoogte van deze projectie wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van de vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een centrum voor agrarisch, natuur- en milieueducatie, bestaande uit o.a. de volgende activiteiten:
    • 1. (kook)workshops, vergaderingen, educatie aan groepen;
    • 2. een boerenmarkt / proeverij;
    • 3. ondergeschikte horeca;
    • 4. ondergeschikte detailhandel;
    • 5. bijenkasten;
    • 6. voedselbos;
    • 7. (bloemen)tuin;
    • 8. labyrinth;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en de bestaande nutsvoorzieningen.

3.2 bouwregels
3.2.1

Bebouwing is slechts toegestaan indien deze noodzakelijk is voor en ten dienste staat aan de bestemming.

3.2.2

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bebouwingsoppervlakte binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 300 m2;
  • c. bouwhoogte is maximaal 5 m;
3.2.3

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m;
  • b. bouwhoogte van naar de openbare weg gekeerde erf- of terreinafscheiding maximaal 1 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen van de bodem of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.

3.3.3

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend als bedoeld in artikel 3.3.1 onder c dient tevens te worden aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.3.4

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur en landschap.

3.3.5

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die verband houden met het realiseren van dit plan, zoals het talud rondom het aardenhuis en werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die verband houden met de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • e. het periodiek vellen van hakhout.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke beplanting

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke beplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en de instandhouding van landschappelijke beplanting;
  • b. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 bouwregels
4.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen van de bodem of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • e. het winnen van mos en bosstrooisel.
4.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de landschappelijke beplanting in het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.

4.3.3

Alvorens op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 te beschikken, wint het bevoegd gezag het advies in van een landschapsdeskundige.

4.3.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die verband houden met het realiseren van dit plan, zoals werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die verband houden met de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • d. het periodiek vellen van hakhout.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 2

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 bouwregels
5.2.1

Bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2.500 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.2

Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders op basis van een bij de bouwaanvraag in te dienen archeologisch rapport in ieder geval een van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3

Het overleggen van een rapport is niet nodig indien wordt aangetoond dat de grond dieper dan 40 cm is gewoeld of indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, welke is getoetst door een archeologische deskundige, afdoende is vastgesteld.

5.2.4

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden over een oppervlakte van meer dan 2500 m² de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen of vijvers.
5.3.2

Het in artikel 5.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

5.3.3

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 5.3.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden.

5.3.4

Voor zover de in artikel 5.3.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een aantasting van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend en kan aan de vergunning in ieder geval een van de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.5

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld

5.3.6

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten en met uitzondering van detailhandel die op grond van het bepaalde in artikel 3.1 uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. stort- en/of opslagplaats van grond, vuilnis, afvalstoffen en/of al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als opslag ten behoeve van het normale gebruik behorende bij de betreffende bestemming;
  • c. staan- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  • d. sport- of wedstrijdterrein, als zwemgelegenheid en verhard parkeerterrein;
  • e. het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden, racen of crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
  • f. het gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
  • g. het gebruik van gebouwen als seksinrichting.
7.2 Voorwaardelijke verplichting

Een half jaar na inwerkingtreding van dit plan, geldt het volgende:

het gebuik zoals genoemd in 3.1.1 onder a is niet toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, niet is gerealiseerd of in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 EHS
8.1.1 aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs verbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden.

8.1.2 voorwaarden omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet genomen indien sprake is van een significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities van het gebied, met dien verstande dat significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities van het gebied geen belemmering vormt voor het nemen van dat besluit:

  • a. voor zover mitigerende maatregelen deze aantasting te niet doen, of;
  • b. voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid of het verlenen van een omgevingsvergunning is van groot openbaar belang;
    • 2. er is geen reëel alternatief voor de voorgenomen omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid;
    • 3. de aantasting wordt zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen;
    • 4. voor zover de aantasting niet door mitigerende maatregelen wordt beperkt, worden hiervoor compenserende maatregelen getroffen.
8.1.3 advies

Een in het plan opgenomen bevoegdheid om bij omgevingsvergunnig af te wijken van de bouw- of gebruiksregels of bij omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden toe te staan, of een wijzigingsbevoegdheid, dat een significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities van het gebied tot gevolg heeft, wordt niet eerder verleend respectievelijk toegepast dan nadat advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige op het gebied van landschap en ecologie.

8.2 vrijwaringszone - vaarweg
8.2.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de veiligheid van het vaarverkeer.

8.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 11) mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 1 m.

8.2.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de vaarweg.

8.2.4 omgevingsvergunning ten behoeve van uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 20.4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
8.2.5

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de weg.

8.2.6

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.4 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • b. het houden van kortdurende festiviteiten van sociaal-culturele aard voor een aaneengesloten periode van maximaal 7 dagen per activiteit.
9.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 wijzigen plan
10.1.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie indien uit onderzoek blijkt dat dit noodzakelijk is ter behoud en bescherming van archeologische waarden.

10.2

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  • a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  • b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  • d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  • e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 overgangsrecht bouwwerken
11.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2

In afwijking van het bepaalde artikel 11.1.1 onder a is gehele vernieuwing van een onder het overgangsrecht vallend gebouw toegestaan indien de vernieuwing op dezelfde locatie plaatsvindt en door amovering het bebouwd oppervlak en de inhoud van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt, afnemen met tenminste 25%.

11.1.3

Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 overgangsrecht gebruik
11.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4

Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Buitengebied, Hatertseweg 7 van de gemeente Heumen.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van...... .

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………