direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drielanden - Fokko Kortlanglaan 151
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.WP00183-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ is op 24 april 2014 door de gemeenteraad vastgesteld en met ingang van 28 januari 2015 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan zijn voor tien locaties wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsgebieden voorzien onder andere in de ontwikkeling van nieuwe woningen.


Voor de Fokko Kortlanglaan 151 (wijzigingsgebied 3) zijn de plannen inmiddels concreet. De bestaande opstallen worden gesaneerd en hiervoor in de plaats wordt één nieuwe woning gerealiseerd.


Voor de ontwikkeling van de nieuwe woning in dit wijzigingsplan zijn de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' het uitgangspunt geweest. Het voorliggende wijzigingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.

In onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied aangegeven. Het grondgebied van Ermelo ligt ten zuiden van de gele lijn en is transparant weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0001.jpg"afbeelding 01] globale ligging plangebied

1.2 Plangebied

De betreffende planlocatie ligt ten zuiden van Harderwijk in het stedelijk uitloopgebied tussen de wijk Drielanden en Ermelo. De planlocatie ligt globaal gezien in de driehoek Groene Zoomweg, Kolbaanweg en Fokko Kortlanglaan. Het plangebied wordt begrenst door het perceel 'K90' aan de west en zuidzijde, aan de noordzijde door perceel 'K959' en aan de oostzijde door het perceel 'K205'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0002.jpg"

afbeelding 02] ligging planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0003.jpg" afbeelding 03] begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 151 is het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' van toepassing. Dit plan is op 24 april 2014 door de gemeenteraad vastgesteld en met ingang van 28 januari 2015 onherroepelijk geworden. Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De gronden zijn eveneens aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3'. Een uitsnede van de verbeelding is weergegeven op afbeelding 4.

In de planregels gelden ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 3’ de volgende voorwaarden:

  • het totale aantal woningen ter plaatse van het wijzigingsgebied bedraagt niet meer dan 1;
  • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
  • de woning en bijbehorende bouwwerken dienen geplaatst te worden binnen het bestaande bouwvlak;
  • de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
  • de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m.
  • ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.

Het voorliggende wijzigingsplan is de juridisch-planologische regeling die de invuliing van het wijzigingsgebied mogelijk maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0004.jpg"

afbeelding 04] uitsnede verbeelding bestemmingsplan Groene Zoom (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan "Drielanden - Fokko Kortlanglaan 151" heeft als IMRO-idn NL.IMRO.0243.WP00183--0002 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan en dienen in samenhang gelezen te worden. Indien er verschil bestaat tussen de analoge en de digitale verbeelding, gaat de digitale verbeelding voor.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. De toelichting van dit wijzigingsplan heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een onderdeel van het plan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het wijzigingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het wijzigingsplan "Drielanden - Fokko Kortlanglaan 151" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 5 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • in hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak, overleg en zienswijzen in relatie tot dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling toegelicht. De ontwikkeling voorziet in
de bouw van één woning. In de navolgende paragraaf is een beschrijving van de ontwikkeling
opgenomen. Allereerst wordt kort de huidige situatie toegelicht.

2.2 Bestaande situatie plangebied

De planlocatie is gelegen in het gebied 'Groene Zoom'. Het gebied 'Groene Zoom' ligt op de overgang van de oost-west gerichte zandrug aan de noordrand van de Veluwezoom en het poldergebied van Drielanden. Aan de westkant grenst het gebied aan de voormalige Zuiderzeekust. In de huidige situatie de randmeren. Aan de zuidkant grenst het gebied direct aan het Ermelose buitengebied. Bepalend voor de ruimtelijke structuur in het gebied is de over de oost-west gerichte zandrug gelegen weg met hoofdzakelijk van oorsprong agrarische lintbebouwing, op enige afstand tot de weg. Deze eindigt aan de westkant in de bebouwing van Horst Noord 'het Kasteel'. Het gebied is afwisselend open en gesloten met weilanden, bospercelen, recreatieterreinen, kwekerijen en afgebakende erven met overige bedrijfsmatige activiteiten. Het gebied kenmerkt zich verder door veel oude agrarische opstallen met een (zeer) lage kwaliteit.

Planlocatie

De planlocatie ligt globaal gezien in de driehoek Groene Zoomweg, Kolbaanweg en Fokko Kortlanglaan. Dit gedeelte van de Fokko Kortlanglaan, van west naar oost, is een doodlopende weg. Deze weg kent een zeer smal straatprofiel met aan beide zijden houtsingels. Deze hoge houtsingels zijn dicht begroeid waardoor de weg een besloten karakter kent. De aangrenzende percelen met bebouwing zijn dan ook niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0005.jpg"

afbeelding 05] Straatprofiel Fokko Kortlanglaan

Aan de Fokko Kortlanglaan zijn een drietal woningen gesitueerd. Deze drie woningen hebben hun ontsluiting op deze weg. De woningen aan de Fokko Kortlanglaan 151 en 153 liggen op ruime afstand van deze weg. Het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' biedt de mogelijkheid om tussen de Fokko Kortlanglaan 153 en de Fokko Kortlanglaan 157 twee vrijstaande woningen te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0006.jpg"

afbeelding 06] Locatie voor twee vrijstaande woningen aan de Fokko Kortlanglaan

Op de locatie aan de Fokko Kortlanglaan 151 is een bestaande woning met diverse opstallen aanwezig. Op het perceel van 3215 m2 is 579 m2 aan bebouwing aanwezig. De bebouwing is achter op het perceel gesitueerd. De rooilijn van de woning is op meer dan 30 meter uit de rand van de weg gesitueerd. De voorgevel van het bijgebouw aan de oostzijde steekt circa 10 meter voor de rooilijn van de woning uit. Ontsluiting van het perceel vindt aan de westzijde plaats. Het gehele woonperceel is aan alle zijden voorzien van stevige houtsingels.

De woning (type boerderij) heeft een goothoogte van circa 2 meter en een bouwhoogte van circa 8 meter. De bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0007.jpg"

afbeelding 07] Het perceel met de bestaande bebouwing.

2.3 Toekomstige situatie plangebied

Het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' heeft op de locatie Fokko Kortlanglaan 151 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toevoeging van 1 woning met bijgebouwen.

De nieuw te bouwen woning wordt aan de oostzijde van de bestaande woning gesitueerd. Om dit mogelijk te kunnen maken wordt er circa 350 m2 aan bestaande bebouwing gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0008.jpg"

afbeelding 08] Te slopen bijgebouwen (circa 350 m2)

De nieuwe woning komt op een ruime kavel te staan van circa 1500 m2. Om meer ruimte achter de nieuwe woning te creëren is deze niet in de voorgevel rooilijn van de bestaande woning gesitueerd. De nieuwe woning staat circa 8 meter uit de rooilijn op de plaats van het voormalige bijgebouw. De voortuin heeft hierdoor een diepte van circa 22 meter. De nieuwe woning met bijgebouw staat evenwijdig aan de bestaande woning, aan weerszijde van de woning is er circa 8 meter ruimte tot aan de kavelgrens. De ontsluiting van de woning vindt aan de oostzijde plaats. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0009.jpg"

afbeelding 09] De locatie van de nieuw woning

Vormgeving van de bebouwing

De nieuwe woning bestaat uit één bouwlaag met een kap (goothoogte 3,5 meter, bouwhoogte 9 meter). De breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning zal niet meer bedragen dan respectievelijk 10 meter en 15 meter. In de architectuur wordt aansluiting gezocht bij de kenmerken van traditionele architectuur die vaak in een landelijke omgeving wordt aangetroffen. Het kleur- en materiaalgebruik sluit eveneens aan bij het landelijke karakter (hout in gevels, natuurlijke kleuren). De gevels zijn opgetrokken uit baksteen in gedekte aarden tinten en het dak is belegd met dakpannen (gesmoord of rood gebakken) of riet. Het gebruik van (semi)geglazuurde dakpannen is niet toegestaan.

Erfinrichting

De bestaande houtsingels aan de west, zuid en oostzijde blijven gehandhaafd, deze geven de bebouwing een groen kader. De coniferenrij aan de zuidzijde wordt verwijderd. Hiervoor in plaats komt er lage haag met gebiedseigen beplanting. Dit geeft het perceel een transparanter karakter, waardoor er weer contact ontstaat met de openbare ruimte.

Beeldkwaliteit

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' zijn ook beeldkwaliteitscriteria door de gemeenteraad vastgesteld, die zijn toegevoegd aan de Welstandnota. Dit document ('beeldkwaliteitcriteria Groene Zoom') is ter verduidelijking als bijlage bij dit wijzigingsplan opgenomen (zie bijlage 1: beeldkwaliteitscriteria).


In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte in het plangebied “Groene Zoom”. Het document geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan architecten de woning in het plan kunnen gaan ontwerpen. Daarnaast geeft dit document criteria waaraan de commissie ruimtelijke kwaliteit het bouwplan kan toetsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sindsdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.

Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.


De drie rijksdoelen zijn in het SIVR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het bijbehorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. In het bestemmingsplan voor het buitengebied dient met name rekening te worden gehouden met de door het Rijk geformuleerde belangen inzake natuur (Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden).

Toetsing aan de de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor het plangebied.

3.2.2 Ladder voor duuzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is opgezet met als primair doel het tot stand brengen van een goede ruimtelijke ordening, door middel van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Concreet houdt dit in dat de ladder als ondersteuning dient voor decentrale overheden (provincies en gemeenten) bij de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. Hierdoor kan er een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming plaatsvinden bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Daarbij mogen dus enkel criteria een rol spelen die ruimtelijk relevant zijn.

De juridische grondslag van de ladder voor duurzame verstedelijking ligt in het Bro (artikel 3.1.6 lid 2), beleidsmatig is de ladder geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De ladder is daarmee kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, zoals de gemeentelijke bestemmingsplannen en de provinciale inpassingsplannen. Ter verantwoording van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient in die plannen stil te worden gestaan bij drie treden waaruit de ladder voor duurzame verstedelijking bestaat:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dan wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, dan wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Daarbij moet opgemerkt worden dat als de stedelijke ontwikkeling ziet op de vestiging van een dienstenactiviteit, het onderzoek naar de actuele regionale behoefte geen betrekking mag hebben op de economische behoefte, de marktvraag, de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen of een beoordeling in relatie tot de door de gemeenteraad vastgestelde doelen van economische planning. Het onderzoek heeft slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking

Voorliggend plan betreft de toevoeging van één woning. Uit jurisprudentie blijkt dat hier geen sprake is van een woningbouwlocatie zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en dat de ladder duurzame verstedelijking op dit plan niet hoeft te worden toegepast.

3.2.3 Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat het een provinciale ambitie is om de regionale centrumfunctie van Harderwijk te versterken.

 
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.

Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: “In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.”

Toetsing aan de Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland

Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten. Als afgeleide daarvan is door de gemeente het Meerjarenprogramma Woningbouw 2016-2024 opgesteld. De te realiseren woning in dit plangebied past binnen dit meerjarenprogramma.

3.2.4 Structuurvisie Harderwijk 2031

De structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.


De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:

  • een visie op de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk voor de middellange en lange termijn;
  • een integrale visie met de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen betreffende het leven, werken en verblijven in Harderwijk;
  • de wijze waarop de gemeente de doelstellingen denkt te realiseren.

Op de visiekaart 'Aantrekkelijke stad' is de Groene Zoom aangegeven als 'Groene stadsrand'. Dit geeft invulling aan de doelstelling uit de structuurvisie: 'Het waarborgen van een goede kwaliteit van de leefomgeving'.

Plekken die een belangrijke publiek en/of toeristische functie hebben en het openbaar groen langs de hoofd-, recreatieve én cultuurhistorische infrastructuur alsmede de in deze structuurvisie benoemde ontmoetingsplekken krijgen een hogere onderhoudskwaliteit. Van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn ook de waterbelvedères (de belevingsplekken van Harderwijk als stad aan het water) en het groen in en om de stad die op de beleidskaart staan aangegeven, zoals de Poort naar de Veluwe, de Groene Zoom en de Natura-2000 gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0010.jpg"

afbeelding 10] Uitsnede visiekaart 'Aantrekkelijke stad'

De algemene doelstelling is het realiseren en in stand houden van een aantrekkelijke stad om in te wonen, werken, leven en verblijven. Integrale versterking van de aantrekkelijkheid van de stad worden door de gemeente bewerkstelligd door zich te richten op onderstaande subdoelstellingen:

  • Meer regionale centrumvoorzieningen;
  • Hogere kwaliteit van de woonomgeving;
  • Een duurzamere samenleving;
  • Betere banenbereikbaarheid;
  • Meer ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden.

Ieder ruimtelijk initiatief draagt bij aan de kwaliteit van de woonomgeving. De wijze waarop dat wordt bewerkstelligd, is o.a. door:

  • Initiatieven bij te laten dragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ter bevordering van de aantrekkelijkheid van de stad is bij iedere ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijke kwaliteitsverbetering voorwaarde.
  • Waarborgen behoud van monumenten en cultuurhistorische waarden. De gemeente streeft naar het behoud, herstel en (her)gebruik van monumenten en cultuurhistorische waarden. Daartoe worden mogelijkheden gezocht om nieuwe functies toe te kennen aan monumenten. Cultuurhistorische waarden worden in ruimtelijke plannen zoveel mogelijk beschermd.
  • Stimuleren van aansprekende architectuur. Het ontwerp van gebouwen en plekken dient bij te dragen aan de aantrekkelijkheid van de stad. De waarde van architectuur is: herkenbare beeldentaal uit het verleden als het ware door te vertellen, de bijdrage aan de inrichting van de openbare ruimte, gevelopeningen als ‘ogen’ van de openbare ruimte, begane grond als ondersteunende functie aan de openbare ruimte, herkenbaarheid/leesbaarheid van de stad en goede architectuur is duurzaam.

Bijdragen ruimtelijke ontwikkeling
Artikel 6.24 Wro maakt het mogelijk in een overeenkomst over een planologische wijziging voor rode functies te bepalen dat door de ontwikkelaar ook andere ruimtelijke en maatschappelijk belangrijke functies zoals natuur, recreatie, waterberging, infrastructuur en culturele voorzieningen worden gedekt/ gefinancierd. Voorwaarde voor afspraken over een bijdrage aan een ruimtelijke ontwikkeling is dat er een structuurvisie als basis moet zijn. De gemeente Harderwijk gaat in een aantal gevallen een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling vragen. Er kan een mêlee aan overwegingen gelden bij de oordeelsvorming in welke mate in een specifiek geval de bijdrage in redelijkheid en billijkheid kan worden verlangd. Mogelijke overwegingen kunnen zijn: de marktconformiteit en de economische uitvoerbaarheid. De gemeente zal in een individueel geval de bijdrage toetsen aan het principe van marktconformiteit. In bepaalde gevallen zal een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling worden vereist, omdat anders de economische uitvoerbaarheid van het plan vanuit de gemeente bezien in het geding komt.


Bijdrage landschappelijke versterking
Elke toevoeging van een nieuwe rode ontwikkeling buiten het bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk - voor het bestaand bebouwd gebied wordt verwezen naar de Beleidskaart Aantrekkelijke stad - dient gepaard te gaan met landschappelijke versterking. Bij elke nieuwe toevoeging - het gaat hierbij niet om reeds bestaande bouwrechten, c.q. bouwrechten waarover reeds schriftelijke afspraken zijn gemaakt - wordt landschappelijke versterking verlangd in de vorm van een financiële bijdrage. De landschappelijke versterking zal plaatsvinden buiten het hiervoor genoemde bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk, welk gebied grofweg gezegd uit vijf deelgebieden bestaat, te weten Groene Zoom, Zuidelijke Stadsrand, Hierden Bosch, Hierden en Buitengebied. Compenserende maatregelen vinden in hetzelfde deelgebied plaats waarin de rode ontwikkeling zich bevindt.

De brug naar overige structuurvisies
De volgende gebiedsstructuurvisies zijn al vastgesteld conform de nieuwe Wro:

  • Stationsomgeving
  • Groot Sypel
  • Dorpsomgevingsplan Hierden
  • Groene Zoom
  • Drielanden West


De wijze van kostenverhaal zoals opgenomen in de structuurvisie 2031 - zie § 6.12 'de omgang met bovenplanse kosten' en § 6.13 'de bijdragen ruimtelijke ontwikkeling' - vormt een aanvulling op bovenstaande structuurvisies.

Toetsing aan de Structuurvisie Harderwijk 2031

Voorliggend plan betreft de toevoeging van één vrijstaande woning en de sloop van circa 350 m2 aan bestaande bijgebouwen. De bijgebouwen zijn verouderd en geven een rommelige indruk. Deze verommeling draagt niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In de nieuwe situatie wordt een deel van de bijgebouwen gesloopt en daar voor in plaats wordt een nieuwe vrijstaande woning gerealiseerd. Deze ontwikkeling geeft een kwaliteitsverbetering aan de leefomgeving.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' zijn ook beeldkwaliteitscriteria door de gemeenteraad vastgesteld, die zijn toegevoegd aan de Welstandnota. In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte in het plangebied “Groene Zoom”. Het document geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan architecten de woning in het plan kunnen gaan ontwerpen.

De 'bijdrage ruimtelijke ontwikkeling' zorgt voor een versterking voor het landschap in de omgeving.

Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan past binnen de structuurvisie Harderwijk 2031.

3.2.5 Structuurvisie Groene Zoom

Op 20 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Harderwijk de structuurvisie Groene Zoom vastgesteld. Deze structuurvisie is in samenwerking met de gemeente Ermelo opgesteld. De centrale doelstelling voor het gebied luidt:
"Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader."

De Groene Zoom wordt gezien als een stedelijk uitloopgebied. Deze uitloopfunctie is bedoeld voor de bewoners van Ermelo en Harderwijk. In de praktijk zal de Groene Zoom in eerste instantie een uitloopfunctie vervullen voor de in- en omwonenden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0011.jpg"

afbeelding 12] Uitsnede visiekaart 'Groene Zoom'

Nieuwe initiatieven

Voor de beoordeling van nieuwe initiatieven is gebruik gemaakt van een aantal criteria:

  • ontwikkeling tot stedelijk uitloopgebied;
  • behoud en versterking groen karakter;
  • vergroting ruimtelijke en functionele samenhang;
  • toevoegen rode functies daar waar het bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.

Nieuwe 'rode' ontwikkelingen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de aanvaardbaarheid van een nieuwe 'rode' ontwikkeling is namelijk dat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk versterkt.

Landschappelijk

Het groene karakter en de openheid van het gebied dient behouden te blijven als contrast met de beslotenheid van Drielanden (stedelijk) en Ermelo (bosachtig). Zoals hierboven al is aangegeven zijn nieuwe 'rode' ontwikkelingen in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Hiervoor is een concreet landschapscompensatie en –versterkingsplan gemaakt, waarin de diverse elementen waarmee de landschappelijke versterking kan plaatsvinden, zijn verwerkt. Globaal zijn deze elementen in vier categorieën te verdelen, te weten:

  • aanleg oost-west langzaamverkeersverbinding;
  • aanleg recreatief groen, bijvoorbeeld dierenweiden;
  • aanleg natuurlijk groen, bijvoorbeeld houtwallen, bosjes, bloemenvelden, paddenpoelen;
  • verplaatsing watergang.

Doel van dit landschapscompensatie- en versterkingsplan is dat het gebied wordt ingericht als open natuurpark met speelweiden, natuurlijke beplanting, dierenweiden en wandel fietsroutes. Om het gebied recreatief te kunnen gebruiken en de toegankelijkheid te vergroten wordt er naar gestreefd in oost-west richting een langzaam verkeersroute te realiseren. Dit pad moet geschikt zijn als fiets- en wandelpad waaraan een aantal picknickplaatsen worden aangelegd alsmede diverse recreatieve functies al dan niet door initiatiefnemers in het gebied ontwikkeld. De bestaande beken krijgen een centrale positie in het plan. Op sommige plaatsen dient de beek te worden verlegd, parallel aan de oost-west langzaam verkeersroute, zodat de belevingswaarde ervan wordt vergroot. Ook nieuwe watergebonden natuur langs deze beken versterkt het groene karakter van het gebied. Door aanleg van groene elementen in het plangebied, een meer natuurlijke ontwikkeling van bepaalde gebiedsdelen, het aanleggen van doorlopende groenzones kan de natuurwaarde van het gebied worden vergroot. Benadrukt wordt dat de mate van planuitvoering afhangt van de mate waarin sprake is van toevoeging van 'rode' ontwikkelingen.

Nieuwe bebouwing

Nieuwe 'rode' ontwikkelingen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de aanvaardbaarheid een nieuwe 'rode' ontwikkeling is namelijk dat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk versterkt. Bij de situering van nieuwe bebouwing dient voldoende aandacht te zijn voor het voorkomen van negatieve effecten en overlast voor de huidige bewoners. Anderzijds kunnen functies elkaar ook positief beïnvloeden, b.v. door vergroting sociale veiligheid en veilige fietsverbindingen.

Woningbouw / brinken / erven

Nieuwe woningen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving, opdat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk wordt versterkt. De eventueel te realiseren woningen worden in principe in een brink- / boerenerfachtige setting gesitueerd. Deze brinken/erven zijn gesitueerd nabij bestaande bebouwingsmassa's en zijn gekoppeld aan de oost-west langzaamverkeersverbinding. De brinken/erven worden ontsloten met een toegangslaan (liefst bestaand) en bereikbaar via de Fokko Kortlanglaan of de Horloseweg. De woningen krijgen een landelijk karakter.

Infrastructuur

De brinken en de werklandschappen worden ontsloten via de Fokko Kortlanglaan en de Horloseweg. Dit om te voorkomen dat het gebied wordt gebruikt door doorgaand verkeer. Het gebied zou daarmee haar landschappelijke karakter verliezen. De brinken worden daar waar mogelijk gekoppeld door middel van de langzaam verkeersroute. Deze route heeft het karakter van een verhard wandel-/fietspad dat qua karakter past in een landelijk gebied. De wijk Drielanden krijgt aansluiting met het gebied voor fietsverkeer via de reeds bestaande fietstunnels onder de Groene Zoomweg, te weten de bestaande fietspaden langs camping Hanenburg en aansluitend op de Horsterweg en het nog aan te leggen fietspad aansluitend op de Horsterzoomweg. Het uitgangspunt voor parkeren is dat op eigen terrein geparkeerd wordt. In de openbare ruimte kan in voorkomende gevallen op groenstroken worden geparkeerd.

Openbaar groen

De open gebieden krijgen nadrukkelijk een recreatief karakter. Het streven is om deze gebieden te laten beheren door particulieren. Voorwaarde is dat de vorm van het beheer bijdraagt aan de landelijke uitstraling van het gebied. Gedacht kan worden aan het weiden van dieren of het faciliteren van recreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld speelweiden en picknickplaatsen. Particuliere initiatieven worden gestimuleerd mits ze bijdragen bij de functie van het gebied als recreatief uitloopgebied. De schaalgrootte van dit soort initiatieven dient bij het gebied te passen. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden. Groen wordt daar toegevoegd waar het bebouwing camoufleert. Dit camoufleren gebeurt door middel van de aanleg van houtwalstructuren in noord-zuid richting parallel aan de (bestaande) lanen. De langzaam verkeer route in oost/west richting zal waar mogelijk worden gecombineerd met bestaande beken in een strook van maximaal 20 meter breed door het gebied. In deze strook ligt dan tevens het onderhoudspad voor de beken. Deze wordt zoveel mogelijk
multifunctioneel gebruikt als onderhoudspad, langzaam verkeer pad en in het geval van calamiteiten door de brandweer als 2e ontsluiting richting nieuwe brinken.

Toetsing aan de Structuurvisie 'Groene Zoom'

De ontsluitingsweg Fokko Kortlanglaan en omgeving, waaraan het plangebied zicht bevindt, is aangewezen als mogelijke locatie voor 'rode ontwikkelingen'. In het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' is deze locatie aangewezen als wijzigingsgebied. Het is hier mogelijk om in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats één nieuw bouwkavel te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten op de Fokko Kortlanglaan. De 'bijdrage ruimtelijke ontwikkeling' zorgt voor een versterking voor het landschap in de omgeving.Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan past binnen de structuurvisie Groene Zoom.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Beleidsplan wonen

Het woonbeleid van de stad Harderwijk is verwoord in het Beleidsplan wonen in Harderwijk 2016 (vastgesteld door de raad in mei 2012). De hoofddoelstelling uit het beleidsplan luid als volgt: "Het doel is om in Harderwijk en Hierden een buitengewoon aantrekkelijk woonklimaat te scheppen, door het in stand houden en realiseren van een gedifferentieerd aanbod in woonmilieus voor alle doelgroepen. Het credo is: meer woonkwaliteit door groei, reconstructie en transformatie".

Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de wijk.

Toetsing aan het woonbeleid

Op basis van de afspraken binnen de provincie Gelderland is regionale woonopgave (Noord-Veluwe) voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten. Als afgeleide daarvan is door de gemeente het Meerjarenprogramma Woningbouw 2016-2024 opgesteld. De te realiseren woning in dit plangebied past binnen dit meerjarenprogramma.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

4.2.1 Inleiding

Op basis van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 moet de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld.

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. De gemeente Harderwijk hanteert het uitgangspunt dat bij ruimtelijke ingrepen in de bestaande ruimtelijke structuur cultuurhistorische waarden waar mogelijk worden ingepast. Wanneer er geen sprake sprake is van ingrepen in de ruimtelijk structuur (actualisatieplannen), is het uitgangspunt dat cultuurhistorische waarden geen directe reden zijn om bestaande rechten in te perken.

4.2.2 Onderzoek plangebied

Archeologie

Voor het perceel aan de Fokko Kortlanglaan heeft volgens de beleidkaart archeologie een middelhoge archeologische verwachting. In het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom is daarom de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 van toepassing. Volgens het archeologiebeleid moet in een plangebied met een middelhoge archeologisch verwachting en groter dan 1000 m² met een archeologisch vooronderzoek plaatsvinden. Het betreffende plangebied is groter dan 1000 m². In 2009 heeft archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden bij Fokko Kortlanglaan 153.(Raap rapport 2761, maart 2009) Hieruit bleek dat de er geen aanwijzingen van archeologische resten in het gebied te zijn. Tevens is plangebied al gedeeltelijk verstoord door de bouw van de bestaande schuren. Er is daarom geen aanleiding tot het doen van nader archeologisch vooronderzoek

Cultuurhistorie

De in de nabijheid van het plangebied gelegen Fokko Kortlanglaan maakt onderdeel uit van het historische wegenpatroon in dit landschappelijke gebied tussen Harderwijk en Ermelo. In het plangebied zijn geen beschermde rijks- en/of gemeentelijke monumenten aanwezig.

Historische geografie

Historisch geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van het cultuurlandschap. Dit betreffen de historische karakteristieken van het landschap. Bijzonder waardevol zijn elementen, zoals houtopstanden, verkavelingpatronen wegenpatronen die al lange tijd in het gebied aanwezig zijn.

Aan dit gedeelte van de Fokko Kortlanglaan liggen restanten van vroegere houtsingels op perceelscheidingen. Het perceel K90 heeft bestaande houtsingels aan de west, zuid en oostzijde. Deze houtsingels blijven gehandhaafd en geven de bebouwing een groen kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0012.png"

afbeelding 11] perceel K90 met aan drie zijden houtsingels

4.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie, nader onderzoek op het gebied van cultuurhistorie en archeologie is daarom ook niet nodig.

4.3 Ecologie

4.3.1 Inleiding

Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming die per 1 januari 2017 van kracht is geworden. Deze vervangt de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. In de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingsgebieden aangewezen. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.


Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van het Nederlands Natuurnetwerk opgenomen.


De Wet natuurbescherming geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van deze wet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

4.3.2 Onderzoek plangebied

Het plan omvat de sloop van de bestaande agrarische opstallen en realisatie van een nieuwe woning op het gedeelte aan de oostzijde van het perceel. Deze activiteiten vallen onder de definitie van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling op basis van de Wet natuurbescherming. Op 15 maart 2017 heeft er een locatiebezoek plaats gevonden, de resultaten van dit bezoek worden hieronder toegelicht (zie bijlage 2: natuurtoets).

Beschermde soorten

Er zijn geen beschermde soorten gevonden of te verwachten. In de paardenstal zijn oude nesten gevonden van de merel. Specifiek is gezocht naar aanwijzingen voor nesten van de huismus en de steenuil. Deze zijn niet gevonden. De te slopen opstallen en de te kappen bomen zijn ongeschikt als vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen. Er vindt door realisatie van het plan/uitvoering van de activiteiten geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 3.5 en 3.10 Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. De in de omgeving aanwezige Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op respectievelijk ruim 1.290m en 1.690m afstand.

De nieuwe activiteiten bestaan uit bewoning. De stikstofdepositie van het plan ligt onder de voor de Veluwe verlaagde grenswaarde van 0.05 mol/ha/jaar. Er zijn daarmee geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en externe werking kan worden uitgesloten.

Het plan ligt buiten de begrenzing van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO). Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.

4.3.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect ecologie, nader onderzoek of een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.

4.4 Watertoets

4.4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Nationaal Waterplan, Waterbeleid in de 21e eeuw, Omgevingsverordening Gelderland, Waterbeheer 21e eeuw (WB21), Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei 2016-2021, Veluwe en Keur Waterschap Vallei en Veluwe, Waterplan Harderwijk 2013-2018 en de Zuiveringskring Afvalwaterketen Plan WHEP 2016-2020 (ZAP)

Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling

Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen gelden de algemene uitgangspunten die in het waterbeleid zijn beschreven. Op basis van het waterbeleid zijn dit de volgende uitgangspunten:

  • Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen van schoon hemelwater op de riolering is in principe niet toegestaan.
  • Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het gemeentelijk rioolstelsel. Het bestaande stelsel moet toereikend zijn voor eventuele toename van de (piek)belasting.
  • Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand.
  • De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan.
  • Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;
  • Mogelijk is een watervergunning of melding nodig. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.

4.4.2 Onderzoek plangebied

Het initiatief betreft het saneren van bestaande opstallen en hiervoor in de plaats wordt één nieuwe woning gerealiseerd. Er wordt circa 350 m2 aan bestaande bebouwing gesloopt en circa 275 m2 aan nieuwe bebouwing toegevoegd. Er is sprake van een afname van het verhard oppervlak.

Aan de uitgangspunten die in het waterbeleid zijn beschreven voor deze ruimtelijke ontwikkeling wordt op de deze wijze invulling gegeven:

  • Huishoudelijk afvalwater en schoon hemelwater worden op het perceel niet gemengd.
  • Huishoudelijk afvalwater (niet zijnde overtollig hemelwater en grondwater) van de woningen wordt aangesloten op een bestaand inzamelsysteem van een drukriool gemaal dat loost op een stamriool in de Fokko Kortlanglaan. Dit afvalwater wordt vervolgens afgevoerd naar het vrijverval transportriool in Ermelo (Veldzicht Noord). Dit transportriool komt uit bij de RWZI te Harderwijk. De capaciteit van het vuilwaterstelsel is ruim voldoende om de extra belasting met huishoudelijk afvalwater van de toe te voegen woning te kunnen verwerken.
  • Hemelwater dat op private percelen valt wordt lokaal op de eigen percelen verwerkt.
  • Volgens het gemeentelijk waterplan dient bij nieuwbouw de ontwateringdiepte t.o.v. bouwpeil minimaal 0,9 m te zijn. Voor het plangebied gelden de volgende kentallen:

Gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG)   3,40+ mNAP  
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)   4,30+ mNAP  
Huidig maaiveld (MV)   5,35+ / 5,70+ mNAP  
Huidige ontwateringsdiepte GHG t.o.v. MV   1,05/ 1,40 m  
Ophogen om aan de vereiste ontwateringsdiepte te komen is niet noodzakelijk.  

Voor het bepalen van de bouwpeilen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Om voldoende hoogteverloop te verkrijgen voor afvoer van overtollig hemelwater over het oppervlak van de gevels af richting de randen van de percelen, dient het afschot tussen 1% en 10% te liggen (voorkeur 3%). De helling naar de hoofdingang mag niet meer dan 8% zijn.
  • Grondwaterneutraal bouwen: structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren tijdens de gebruiksfase worden niet toegepast.
  • Er worden geen uitlogende materialen gebruikt op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water.


In een regulier watertoetsoverleg tussen gemeente en waterschap wordt de planvorming voor de ruimtelijke ontwikkelingen besproken. Gezamenlijke conclusie is dat de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit wijzigingsplan geen of nauwelijks gevolgen voor het watersysteem hebben. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde A-wateren), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Ook wordt er niet meer dan 1500 m² extra verhard oppervlak aangelegd (t.o.v. de bestaande situatie) waarvan afvloeiend hemelwater wordt geloosd op oppervlaktewater. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

4.4.3 Conclusie

Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het waterbeleid. De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect water. Nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig.

4.5 Milieu

4.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

4.5.2 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.

Geur in de leefomgeving is grotendeels afkomstig van bedrijvigheid. Elke geur kan boven een bepaalde concentratie hinder veroorzaken. Om hinder van agrarische bedrijven te voorkomen is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De wet regelt onderlinge afstanden tussen geurgevoelige functies, zoals woningen, recreatieobjecten en agrarische bedrijvigheid.

Onderzoek plangebied

Binnen het onderzoeksgebied (150 à 200 meter rond het plangebied) zijn meerdere bedrijven gevestigd. Deze bedrijven inclusief effectafstand en werkelijke afstand tot het plangebied zijn weergegeven in onderstaande tabel. De locatie is gelegen in een gemengd gebied. Dit betekent dat de milieuzones - en daarmee de effectafstand - gecorrigeerd kunnen worden naar een zone behorende bij een lagere categorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0013.png"

Tabel effectafstanden

Binnen het plangebied liggen geen agrarische bedrijven. Het wijzigingsplan voorziet ook niet in nieuwe mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Ook voor geurgevoelige objecten wordt het wijzigingsplan niet gewijzigd. De afstand tussen geurgevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid uit omliggende gebieden wordt niet verkleind (zie bijlage 3: Advies ODNV).

Conclusie

Het plangebied is niet gelegen binnen de grootste effectafstand van één van de omliggende bedrijven. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor het bestemmen van het gebied voor een woning.

4.5.3 Geluidhinder

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door een industrieterrein, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen.

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij nieuwbouw van een geluidgevoelig bestemming binnen de geluidzone van een weg/spoor de geluidbelasting op de gevels van de woningen te worden getoetst aan de wettelijke eisen.

De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar.

De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB en de ten hoogst toelaatbare waarde is 63 dB, voor binnenstedelijk gebied. Voor railverkeer is de voorkeursgrenswaarde 55 dB en de maximale hogere waarde is 68 dB.


Onderzoek plangebied

Het initiatief betreft het saneren van bestaande opstallen en hiervoor in de plaats wordt één nieuwe woning gerealiseerd. De nieuwe woning ligt binnen de geluidzone van het wegverkeer op de Groene Zoomweg, de Kolbaanweg/de Westermeenweg en de Fokko Kortlanglaan en het railverkeer op de spoorlijn Amersfoort - Zwolle.

De Omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV) heeft op 18 november 2016 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3: onderzoek ODNV). Voor de nieuwbouw van de woning geldt dat er vanwege de Groene Zoomweg, Fokko Kortlanglaan en de Kolbaanweg/Westermeenweg geen bezwaren zijn op basis van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB wordt niet overschreden.

De voorkeursgrenswaarden van 55 dB (rail) vanwege de spoorlijn Amersfoort - Zwolle wordt met respectievelijk 4 dB overschreden. Hiermee worden de maximale ontheffingswaarde van 68 dB (rail) niet overschreden (zie bijlage 3: Advies ODNV).

Conclusie

Voor deze woning dient vanwege het het railverkeer op de spoorlijn Amersfoort - Zwolle hogere waarden aangevraagd te worden.

4.5.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.

De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatienten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg en 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen worden.

Onderzoek plangebied

Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit, wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer als gevolg van het plan de toename minder dan 7500 verkeersbewegingen bedraagt.

Het plangebied ligt niet binnen 300 meter van een rijksweg of binnen 50 meter van een provinciale weg. Het aanvullend beleid van de gemeente Harderwijk met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen is daarmee niet van toepassing.

Conclusie

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het wijzigingsplan.

4.5.5 Bodemkwaliteit

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn moet er bodemonderzoek plaatsvinden om ter plaatse de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Onderzoek plangebied

Op 28 februari 2017 en 7 maart 2017 is er onderzoek verricht op de betreffende locatie. Het doel van het verkennend bodem- en asbest onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging in de grond en het freatisch grondwater. De resultaten van dit bezoek worden hieronder toegelicht (zie bijlage 2: bodemonderzoek).

Uit de tijdens het vooronderzoek verkregen informatie zijn geen concrete aanwijzingen voor een bodemverontreiniging binnen de onderzoekslocatie of directe omgeving bekend geworden. Uit de bekende bodemonderzoeken blijkt dat slechts lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Vanwege asbesthoudende dakbedekking op de bebouwing, is de locatie verdacht op de aanwezigheid van asbest rondom de schuren. De druppellijn dient onderzocht te worden op de plaatsen onder de daken zonder dakgoot en zonder verharding eronder.

Verkennend bodemonderzoek

De resultaten van het verrichte verkennend onderzoek naar een eventuele bodemverontreiniging op de onderzochte locatie aan de Fokko Kortlanglaan 151 te Harderwijk, kunnen als volgt worden samengevat: De onderzoekshypothese ”niet verdacht” wordt op grond van de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters bevestigd.

Asbest in bodemonderzoek

Het uitgevoerde onderzoek naar asbest in de bodem heeft als doelstelling het vaststellen of ter plaatse van de onderzoekslocatie aan de Fokko Kortlanglaan 151 te Harderwijk, mogelijk een onaanvaardbare verontreiniging van de bodem aanwezig is met asbest. De maximaal toegestane concentratie asbest in bodem bedraagt 100 mg/kg ds. De resultaten kunnen alsvolgt worden samengevat: De onderzoekshypothese "verdachte locatie met een diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld" wordt op basis van de analyseresultaten en het berekende gewogen gehalten asbest bevestigd. Er is asbest aangetoond in fijne fractie van de inspectiegaten.

Door het enkel aantreffen van asbest in de fijne fractie (<20 mm) wordt aangenomen dat dit afkomstig is van het dak (erosie van de dakplaten). Derhalve zal enkel de druplijn onder de dakrand verontreinigd zijn met asbest. Dit komt neer op ca. 20 m2 verontreinigd oppervlak met een laagdikte van ca. 10 cm. Dat wil zeggen dat ca. 2 m3 grond verontreinigd is met asbest.

Conclusie

Onderzoek toont aan dat er circa 2 m3 grond verontreinigd is met asbest. Hiervoor dient een BUS-melding te worden opgesteld en ingediend te worden bij het bevoegd gezag, provincie Gelderland. De sanering dient te worden uitgevoerd door een BRL 7000 gecertificeerde aannemer en begeleid te worden door een BRL 6000 gecertificeerd bureau.

Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit op de onderzochte locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er voor de bodem, behoudend de kleine asbestverontreiniging, geen milieuhygiënische bezwaren voor de wijziging van het bestemmingsplan.

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect bodem, nader onderzoek op het gebied van bodem is daarom ook niet nodig.

4.5.6 Externe veiligheid

Inleiding

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.


Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Onderzoek plangebied

Nabij de planlocatie zijn twee mobiele risicobronnen gelegen te weten hogedruk aardgasleiding A-510 en de spoorlijn Zwolle - Amersfoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00183-0002_0014.png"

afbeelding 14] Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie (bron: rapport ODNV)

Hogedruk aardgasleiding A-510
Het groepsrisico ten aanzien van hogedruk aardgasleiding A-510 is doorgerekend in Carola. Hogedruk aardgasleiding A-510 heeft een druk van 66 bar een dikte van 36 inch. De planontwikkeling bestaat uit de realisatie van 1 woning (2,4 personen). Het groepsrisico neemt niet toe als gevolg van de planontwikkeling en is met een waarde van 0,790 ten opzichte van de oriëntatiewaarde gelegen onder de oriëntatiewaarde. Conform artikel 12 Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) kan daarom worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Spoorlijn Zwolle - Amersfoort

De planontwikkeling is gelegen buiten 200 meter van de spoorlijn, maar is wel gelegen binnen het invloedsgebied (4000 meter). Conform artikel 8 Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) kan daarom worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.


Uit de beoordelingsresultaten dan wel de berekeningen valt af te leiden dat het plaatsgebonden risico van beide risicobronnen geen belemmering ten aanzien van de planontwikkeling vormt. Tevens is het plangebied gelegen buiten het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de spoorlijn en de belemmeringenstrook van de buisleiding. Het groepsrisico ten gevolge van beide risicobronnen overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde en neemt niet toe als gevolg van de planontwikkeling. (zie bijlage 3: Advies ODNV)

Conclusie

Op basis van de hierboven genoemde overwegingen kan worden geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn. De ontwikkeling past binnen de normen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect externe veiligheid, nader onderzoek op het gebied van externe veiligheid is daarom ook niet nodig.

4.5.7 Klimaat en energie

Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken.

De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft in het milieubeleidsplan beleidsdoelen opgenomen om de leefomgeving klimaatbestendig te maken. Met behulp van 6 thema's waaronder woningbouw moet een bijdrage geleverd worden. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt. Anticiperend op het landelijk beleid zal binnen de gemeente Harderwijk de EPC ten opzichte van het vigerende bouwbesluit met 10% verlaagd worden.

Conclusie

De nieuw te bouwen woning zal voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit qua isolatiewaarde, U-waarde en EPC waarde. Naast de wettelijk voorgeschreven normen, zal het initiatief verdergaand worden ontwikkeld om het ambitieniveau van de gemeente te halen.

4.6 Kabels en leidingen

In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofdstransportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Aardgastransportleidingen

Door en rond Harderwijk lopen vier aardgastransportleidingen, één daarvan (Hogedruk aardgasleiding A-510 ) ligt in de nabijheid van het plangebied. Op beide leidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing, in paragraaf 4.5.6 is dit nader uitgewerkt. Uit de beoordelingsresultaten dan wel de berekeningen valt af te leiden dat het plaatsgebonden risico en groepsrisico van deze risicobron geen belemmering vormt ten aanzien van de planontwikkeling.

Hoogspanningsleidingen

In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen hoogspanningsleidingen.

Rioolleidingen

De riolering (stamriool) bevindt zicht langs/onder de Fokko Kortlanglaan. Voor dit plan leidt dit niet tot enige belemmering.

Watertransportleidingen

In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen watertransportleidingen.

Straalverbindingen

In het plangebied zijn geen straalverbindingen gelegen vanaf een zendmast die een beperking kunnen stellen aan de bouwhoogte.

Kabels en niet-planologisch relevante leidingen

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt de wettelijk verplichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van het plangebied worden deze bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.

Conclusie

In en nabij het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of verbindingen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet-planologische leidingen.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

5.1.1 Juridische regeling

In dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom ’ van toepassing verklaard. Dit betekent dat de regels beperkt zijn tot slechts enkele artikelen. In artikel 1 zijn enkele begrippen opgenomen over wat moet worden verstaan onder het ‘plan’ en het ‘wijzigingsplan’. In artikel 2 is een van toepassing verklaring opgenomen, waarin is aangegeven wat de strekking is van onderhavig wijzigingsplan en dat de regels van het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ (en in het bijzonder artikel 12 ‘Wonen’ en artikel 16 Waarde - Archeologie 2) van overeenkomstige toepassing zijn. In artikel 3 wordt ten slotte afgesloten met een slotregel met de naam van het wijzigingsplan.

5.1.2 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  • b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  • c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
5.1.3 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

5.2 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels in het voorliggende wijzigingsplan zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom'. Voor dat bestemmingsplan is destijds een eigen set aan regels opgesteld. Deze regels sloten qua systematiek zoveel mogelijk aan op de Standaard Handboek Harderwijk. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de standaard worden hieronder weergegeven.

Aan de bestemming 'Wonen' (artikel 12) is ten opzichte van de standaardregels het volgende gewijzigd:

  • maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 75 m2;
  • ruimere plaatsbepaling voor bijbehorende bouwwerken;
  • er is een afwijking toegevoegd voor een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, afhankelijk van de grootte van het bouwperceel.

5.3 Handhaving

Met het vaststellen van het wijzigingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

Handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018

Op 14 januari 2014 is het handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018 vastgesteld. De gemeente Harderwijk gunt iedereen zijn of haar vrijheid om te doen en laten wat hij of zij wil. Echter, daar waar de vrijheid van de één die van een ander schaadt, daar moet worden ingegrepen. In de vorm van kaderstelling in verschillende nota's legt de gemeente vast wat de spelregels zijn. Handhaving van deze regels is essentieel in het bewaken van orde, regelmaat én veiligheid in een leefgemeenschap. Als de handhaving onvoldoende is, verliezen de regels hun kracht. En daarom geldt: Vertrouwen waar het kan, handhaven waar het moet!


Milieu

Het milieu is misschien wel de meest collectieve 'ruimte' die er is. Een goed milieu is essentieel voor een gezonde leefomgeving. Omdat een goed milieu zo belangrijk is, moeten de regels die daarvoor zijn, strak worden nageleefd. Het streven is om te zorgen voor een duurzame leefomgeving waar huidige en toekomstige generaties gezond kunnen wonen.


Ruimtelijke ordening

Een stad is een levend organisme en heeft behoefte aan evenwicht in de ordening van schaarse ruimte. De samenleving en ruimte moeten zo goed mogelijk met elkaar in harmonie zijn. Omdat ruimtelijke ordening vaak grote objecten betreft, is handhaving erg belangrijk. Het nalaten van deze taak zou leiden tot een onevenwichtige stad, waar wonen, werken en infrastructuur niet op elkaar zouden zijn afgestemd.


Bouwen

Bouwen en veiligheid zijn termen die hand in hand behoren te gaan. Iedereen in het bezit van een valide bouwvergunning heeft het recht om te bouwen conform de verleende vergunning. Veiligheid is een belangrijk argument om bouwvoorschriften te handhaven. Zodra er sprake is van een overtreding is het de plicht van de gemeente of brandweer een handhavingsprocedure te starten. Deze kan som heel urgent zijn als er sprake is van overtreding die bijvoorbeeld de brandveiligheid in de weg staat. Een goede naleving van de regels verkleint de kans op ernstige calamiteiten. Een ander punt is welstand. Met name de stijl van het vooraanzicht van een pand is bepalend voor de sfeer en uitstraling van een buurt. Als deze stijl niet aansluit bij de uitstraling die in de buurt gewenst is, dan moet er worden ingegrepen. Richtlijnen voor welstand zijn daarom nodig. Naleving van deze regels is net zo hard nodig. Op deze manier draagt ook een stijlvolle welstand bij aan een evenwichtige stad die voor iedereen aangenaam is.


Collegeprogramma 2014 - 2018

In november 2014 is het collegeprogramma 2014 - 2018 vastgesteld. Dit collegeprogramma heeft als titel 'vernieuwing door verandering' en bevat de doelstellingen voor de komende vier jaar. Toezicht en handhaving is daarbij een belangrijk speerpunt omdat beiden bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen.


Nota integrale toezicht en handhaving

Op 8 september 2015 heeft het college de Nota integrale toezicht en handhaving vastgesteld. Deze nota is op 19 november 2015 in werking getreden. Deze nota geeft onder andere inzicht en antwoord op wat de gemeentelijke doelstellingen zijn en welke toezicht- en handhavingsonderwerpen daarbij horen. Daarnaast wordt ingegaan op wat de bouwstenen zijn voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma integraal toezicht/handhaving en hoe dat in de praktijk plaatsvindt.

Toezichthouders controleren of inwoners en ondernemers zich houden aan regels. Toezicht heeft een belangrijk preventief karakter. Door toezicht te houden, kan een overtreding worden voorkomen. Als men weet dat ergens op gelet wordt, is men minder geneigd regels te overtreden. Handhaving gaat een stap verder dan toezicht. Bij handhaving schrijft het gemeentebestuur iemand aan om een overtreding te beëindigen. Het gemeentebestuur neemt een handhavingsbesluit. Deze is gericht op herstel.

Bij integraal toezicht en handhaving vindt het toezicht plaats op basis van gestelde prioriteiten en doelen waarbij de prioriteit leidend is voor de frequentie van het toezicht. Toezichthouders hebben een signaalfunctie voor elkaar. En waar dit mogelijk/wenselijk is, wordt samen toezicht/controle uitgevoerd. Door dit vooraf met de verschillende afdelingen af te stemmen wordt integrale samenwerking gestimuleerd. Dat levert efficiencyvoordelen op maar ook een afname van de toezichtlast voor inwoners en ondernemers.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten alvorens de planologische procedure zal worden gestart. In deze overeenkomst legt de initiatiefnemer zich vast om alle met het initiatief gemoeide kosten (inclusief eventueel voorschotbedrag planschade) op zich te nemen voor eigen rekening en risico. Daarnaast verplicht de initiatiefnemer zich tot betaling van een bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1 Wro ten behoeve van landschapsversterking. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

De procedures voor de vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.


Het betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Daarom is geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening 2007 geboden. In artikel 2 van deze verordening is opgenomen dat geen inspraak wordt verleend bij ruimtelijke plannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (zgn. postzegelplannetjes) en bij wijzigings- en uitwerkingsplannen ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Besloten is om het wijzigingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.


Ook wordt het plan voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2 Vooroverleg

7.2.1 Inleiding

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het wijzigingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties. De overlegreacties en de beantwoording daarvan zullen te zijner tijd in een bijlage 'Nota Vooroverlegreacties' van deze toelichting worden opgenomen. Tevens zal dan worden vermeld of de overlegreacties aanleiding geven om het voorliggende wijzigingsplan aan te passen. Ondanks het feit dat het hier een ontwikkeling betreft van beperkte omvang betreft is het ontwerpwijzigingsplan verzonden aan:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • Ministerie I & M
  • NV NUON
  • Vitens
  • KPN Telecom Rayon Midden
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • VAC Harderwijk Adviescommissie Wonen
  • Wijkvereniging Drielanden
  • Politie District Noord-West Veluwe, t.a.v. Team Harderwijk
  • Liander N.V.

Er is een reactie ontvangen van VAC Harderwijk Adviescommissie Wonen. Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reactie van de VAC is hieronder samengevat en van commentaar voorzien.

7.2.2 Vooroverlegreactie wijzigingsplan VAC Harderwijk

De VAC heeft geen bezwaar tegen de bouw van een tweede woning, maar heeft nog enige opmerkingen.

Opmerking 1

Heeft de bestaande woning( huisnummer 151) nog de bestemming van autohandel? Wordt de nieuwe woning betrokken bij de autohandel?( b.v. door middel van een schuur waar reparaties worden verricht?)

Commentaar

In het geldend bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' heeft het perceel Fokko Kortlanglaan 151 de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor autohandel.

Opmerking 2

De gevonden asbestzone, wordt die besmette grond verwijderd? Waar wordt deze besmette grond gereinigd?( wordt dit gecontroleerd?)

Commentaar

Onderzoek toont aan dat er circa 2 m3 grond verontreinigd is met asbest, de betreffende strook grond wordt gesaneerd.Hiervoor dient een BUS-melding te worden opgesteld en ingediend te worden bij het bevoegd gezag, provincie Gelderland. De sanering dient te worden uitgevoerd door een BRL 7000 gecertificeerde aannemer en begeleid te worden door een BRL 6000 gecertificeerd bureau.

Opmerking 3

Waar komt de entree / uitrit van de nieuwe woning?

Commentaar

De ontsluiting van de woning vindt aan de oostzijde plaats. In paragraaf 2.3 van de toelichting is een afbeelding opgenomen van de toekomstige situatie (afbeelding 9). De oranje pijl geeft weer waar de entree / uitrit van het perceel is gesitueerd.

Opmerking 4

De gevel van de nieuwe woning dient bouwtechnisch zo gemaakt te worden, dat het geluid in de woning voldoet aan de geluidseis van 33 dB. Wordt deze eis van 33dB gecontroleerd na de bouw?

Commentaar

De vergunningverlener toets in het voortraject of de aanvraag omgevingsvergunning voldoet aan de wettelijke eisen uit het bouwbesluit. De toezichthouder BWT houdt vervolgens toezicht op de uitvoering van de bouw en de naleving van de bouwbesluitvoorschriften. Hercontroles worden ingezet om te kijken of de geëiste maatregelen zijn uitgevoerd en in acht worden genomen.

Opmerking 5

Wordt er voorlichting gegeven over de mogelijkheid van duurzaam bouwen, gasloos bouwen, energie besparen d.m.v. WTW, zonneboiler enz.?

Commentaar

Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft in het milieubeleidsplan beleidsdoelen opgenomen om de leefomgeving klimaatbestendig te maken. Met behulp van 6 thema's waaronder woningbouw moet een bijdrage geleverd worden. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt. Anticiperend op het landelijk beleid zal binnen de gemeente Harderwijk de EPC ten opzichte van het vigerende bouwbesluit met 10% verlaagd worden. De nieuw te bouwen woning zal voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit qua isolatiewaarde, U-waarde en EPC waarde.

Daarnaast neemt de gemeente Harderwijk de rol van motivator op zich. De gemeente moet invulling geven aan haar voorbeeldrol door energie te besparen en duurzame energie op te wekken binnen haar eigen organisatie. De renovatie van het stadhuis is hier een voorbeeld van. De energiebesparende maatregelen die daar worden getroffen moeten er voor zorgen dat de energierekening straks 30 à 35 procent lager gaat uitvallen.

De gemeente geeft zelf geen voorlichting. Inwoners en bedrijven uit gemeente Harderwijk kunnen voor vragen over duurzaam bouwen, energieadvies en informatie over subsidies terecht bij Veluwe Duurzaam. Veluwe Duurzaam is het regionale energieloket van diverse gemeenten, met het energieloket willen de gezamenlijke gemeenten duurzaam bouwen, wonen en leven een impuls geven.

7.2.3 Vooroverlegreactie besluit hogere grenswaarde VAC Harderwijk

Het voorliggend wijzigingsplan maakt het mogelijk in het plangebied een woning te ontwikkelen. Voor deze woning wordt de voorkeursgrenswaarde voor geluidhinder overschreden. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om in afwijking van de voorkeursgrenswaarde een hogere waarde vast te stellen. In kader van het vooroverleg is het ontwerpbesluit hogere grenswaarde voorgelegd aan relevante instanties. Er is een reactie ontvangen van VAC Harderwijk Adviescommissie Wonen. Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reactie van de VAC is hieronder samengevat en van commentaar voorzien.

Opmerking 1

Is er een hogere grenswaarde aangevraagd tot een geluidshinder van 68dB?

Commentaar

De hoogst aangevraagde waarde bedraagt 59 dB. De gevels van woningen die binnen een spoorwegzone gelegen zijn, hebben een ten hoogst toelaatbare voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Ingevolge artikel 4.10, van het Besluit geluidhinder kan met betrekking tot de nog te bouwen woning die nog niet zijn geprojecteerd, een hogere waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde de 68 dB niet te boven mag gaan. De hoogst aangevraagde waarde van 59 dB, voor de bebouwing gaat die waarde niet te boven. Daarnaast voldoet het plan aan de voorwaarden uit het beleidskader van de gemeente Harderwijk. De west- en de zuidgevels en de begane grond van de overige gevels zijn geluidluwe gevels waarachter meerdere verblijfsruimten kunnen liggen. Hierdoor bevat de woning ten minste één slaapkamer aan de zijde van de geluidsluwe gevel en kan de woning beschikken over een geluidluwe tuin. De geluidsbelasting is op deze gevel niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB

Opmerking 2

Om de geluidsbelasting terug te dringen dient er een hoog geluidsscherm geplaatst te worden. De gemeente werkt mee om er een tweede woning toe te staan, zonder het plaatsen van een scherm. Overwegingen daartoe zijn o.a.de hoge kosten. Voor VAC Harderwijk is dat geen gegronde reden. Uit landschappelijk oogpunt is een scherm onwenselijk. Dat vindt de VAC een reden waar ze achter kan staan. Wel willen we opmerken, dat het spoorlawaai vooral door de wielen komt. Met een laag scherm( tot 2m hoogte) kan het geluid van de wielen al behoorlijk gereduceerd kan worden

Commentaar

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting 59 decibel bedraagt. Vanwege de overschrijding met 4 decibel, is onderzocht welke doelmatige maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te verlagen. Het toepassen van een topscherm op de bestaande geluidswal of het verlengen van deze geluidswal is vanuit landschappelijk oogpunt ongewenst. Daarnaast is de afname van de geluidsbelasting op de woning zeer beperkt, bij de toepassing van een topscherm op de bestaande geluidswal. De lengte van deze geluidswal is niet toereikend voor de locatie Fokko Kortlanglaan 151. Het verlengen van de geluidswal is echter niet mogelijk omdat er een langzaamverkeersroute loopt. De geluidswal hier onderbreken is geen optie omdat er dan sprake is van geluidslek. Alles overwegend is het vanuit landschappelijk oogpunt en geluidstechnisch niet mogelijk om doelmatige maatregelen te treffen voor een verlaging van de geluidsbelasting. Het kostenaspect speelt hierin een ondergeschikte rol.

7.2.4 Wijzigingen naar aanleiding van het vooroverleg

De reacties uit het vooroverleg geven geen aanleiding om het plan te wijzigen.

7.3 Zienswijzen

7.3.1 Inleiding

Het ontwerpwijzigingsplan "Drielanden - Fokko Kortlanglaan 151" wordt gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het wijzigingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). De resultaten van de zienswijzen worden verwerkt in het wijzigingsplan.

7.3.2 Wijzigingen naar aanleiding van de terinzagelegging

Er zijn geen zienswijzen ontvangen tijdens de gestelde termijn van zes weken.