Plan: | Groot Sypel - Hoofdweg 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.WP00117-0003 |
In het bestemmingsplan Groot Sypel, dat op 18 april 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het perceel dat ingeklemd ligt tussen de nieuwe brandweerkazerne aan de Verkeersweg en tankstation Kok aan de Hoofdweg. De bestemming van de gronden mag worden gewijzigd van de bestemming "Groen" naar "Maatschappelijk".
J.D. Kok Beheer B.V. heeft plannen om daar Kok Experience op te richten, een multifunctioneel gebouw waarin verschillende maatschappelijke en recreatieve functies een plaats krijgen.
Door middel van het voorliggende plan "Groot Sypel - Hoofdweg 2" wordt deze wijzigingsbevoegdheid ingevuld.
Zoals al in paragraaf 1.1 is aangegeven ligt het perceel ingeklemd tussen de rotonde, de nieuwe brandweerkazerne aan de Verkeersweg en tankstation Kok aan de Hoofdweg. Onderstaande afbeelding geeft een beeld van de ligging van het plangebied in groter verband.
Het bestemmingsplan "Groot Sypel - Hoofdweg 2" bestaat uit de volgende stukken:
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De toelichting van het bestemmingsplan "Groot Sypel - Hoofdweg 2" bestaat uit de volgende hoofdstukken:
De gronden waarop het multifunctionele gebouw is gedacht zijn op dit moment ingericht als groenvoorziening. De gronden zijn voorzien van gras met enkele bomen.
Aan de westzijde van het gebied is de nieuwe brandweerkazerne gebouwd. Aan de oostzijde bevindt zich het bestaande tankstation met wasstraat.
Het bestemmingsplan Groot Sypel is op 18 april 2013 door de gemeenteraad vastgesteld en sinds 13 juni 2013 onherroepelijk. Het plangebied (zie rode ovaal) heeft de bestemming "Groen" en is daarmee onder meer bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen.
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid (Wro-zone - wijzigingsgebied 1) opgenomen om de bestemming van de gronden te kunnen wijzigen naar de bestemming "Maatschappelijk". Op de gronden mag een bouwvlak worden opgenomen. De gronden mogen voor niet meer dan 50% worden bebouwd en de hoogte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 12 meter. Tenslotte dient het parkeren plaats te vinden op eigen terrein.
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.
Daarnaast wordt het planologisch kader voor dit wijzigingsplan gevormd door het huidige bestemmingsplan Groot Sypel dat op 18 april 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de toelichting van dat bestemmingsplan is in hoofdstuk 3 uitvoerig ingegaan op relevant nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor de duidelijkheid wordt in onderstaande paragraaf 3.2 beknopt ingegaan op de structuurvise Leisure en de structuurvisie Groot Sypel. In pargraaf 3.3 wordt ingegaan op het nieuwe welstandsbeleid dat op 13 juni 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Het bestemmingsplan Groot Sypel is met de daarbij behorende toelichting digitaal raadpleegbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Allereerst moet opgemerkt worden dat in het Structuurplan Harderwijk 2020 reeds is geconcludeerd dat het een opgave voor Harderwijk is om het toeristisch aanbod te vergroten en de toeristische potenties van Harderwijk en Hierden beter te benutten. Daartoe is in 2009 de Structuurvisie Leisure opgesteld. Deze visie benadrukt het economisch belang van leisure (dat wil zeggen alle vormen van vrijetijdsbesteding buiten de huiselijke kring) en geeft richting aan de mogelijkheden voor vestiging in de fysieke ruimte. In de structuurvisie Leisure wordt ook verwoord dat de gemeente Harderwijk een te laag aanbod heeft in leisure in vergelijking met referentiecentra. De gemeente Harderwijk wil juist meer bieden dan referentiecentra en heeft regionaal ook nadrukkelijk die rol toegewezen gekregen door de provincie. Dat betekent in ieder geval dat in de gemeente ruimte bestaat voor verdieping én verbreding van het leisure-aanbod in alle segmenten. Om grote groepen bezoekers van buiten de gemeente te trekken is clustering van activiteiten gewenst. Men spreekt over clusters bij combinaties van voorzieningen van dezelfde soort, zoals horeca, sport of cultuur. Bij 'concentraties' gaat het om combinaties van leisurefuncties met andere consumentgerichte functies. Om te kunnen sturen in het vestigingsgedrag van nieuwe ondernemers moet helder zijn waar de gemeente een bepaalde identiteit aan een gebied wil toekennen. De gewenste identiteit is vervolgens uitgewerkt in een aantal concrete thema's, die passen op bepaalde clusters of concentraties. Hierdoor wordt synergie bereikt waardoor een geheel ontstaat dat meer is dan de som der delen. Binnen de gemeentegrenzen is een aantal gebieden aangewezen die een dergelijke identiteit is toegewezen. Zo is Groot Sypel aangewezen als Cluster 'Sports & Games': Naast de reeds bestaande activiteiten van bestaande verenigingen als hockeyclub 'De Mezen', jeu de boules vereniging 'Harderwijker Bieleggers' en voetbalvereniging Zwart-Wit '63, sportschool en zwembad is dit cluster bij uitstek geschikt om uit te groeien naar een sport- en games-park met regionale allure. Daartoe kan het aanbod van sportvoorzieningen worden uitgebreid met bijvoorbeeld bowling, skihal, klimmuur, kinderspeelparadijs, squash en tafeltennis en dergelijke. Doelgroep: sportbeoefenaars in alle leeftijden.
De visie uit de Structuurvisie Leisure is door vertaald in de structuurvisie die in februari 2012 voor Groot Sypel is vastgesteld. Een structuurvisie geeft de door de gemeente gewenste globale ontwikkeling voor een gebied weer. Een structuurvisie is abstract van vorm en voor functies aangewezen plekken zijn daarin niet scherp begrensd. Deze structuurvisie is vertaald in het nieuw opgestelde bestemmingsplan Groot Sypel. Een bestemmingsplan is bindend voor zowel de gemeente als de burger.
In de structuurvisie Groot Sypel is een onderverdeling gemaakt in vier kwadranten. De locatie Hoofdweg 2 ligt in Kwadrant III. De visie voor Kwadrant III is dat het deel ten noorden van de Couperuslaan wordt gekenmerkt door bebouwing van hoge dichtheid, waarbij de rooilijn van de bebouwing gericht naar de Verkeersweg en de Hoofdweg aansluit op de bestaande bebouwing. Alle nieuwe bebouwing passend binnen het cluster Sport & Games wordt zoveel mogelijk aan de oostzijde van het derde kwadrant gesitueerd. Hiermee wordt bedoeld dat het centrale hart van Sypel zoveel mogelijk groen en open blijft en dat er aan de randen bebouwing kan worden toegevoegd. Uit de structuurvisiekaart blijkt dat ten noorden van de Couperuslaan uitbreiding van rode functies in brede zin is toegestaan, dus naast bijvoorbeeld educatieve en/of sociaal culturele functies ook sportieve en recreatieve functies. In dit kader is er in het verleden ook sprake geweest van sport op deze locatie. Ten zuiden van de Couperuslaan is uitsluitend uitbreiding ten behoeve van indoor sport en spel wenselijk. Om deze reden zijn in het bestemmingsplan Groot Sypel wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de gronden ten noorden van de Couperuslaan te kunnen wijzigen naar de brede maatschappelijke bestemming en de gronden ten zuiden van de Couperuslaan te wijzigen naar een dagrecreatieve bestemming.
Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.
In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.
In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:
Voor de bouwinitiatieven die gekeerd zijn naar de binnenstad, winkelcentra en/of invalswegen/dragers geldt een zogenaamde zware toets. Voor deze gebieden gelden de zwaarste welstandscriteria uit de welstandsnota, omdat deze bebouwingen in belangrijke mate bepalend zijn voor de beeldkwaliteit van de gemeente. Harderwijk wordt immers vooral beleefd vanaf en vanuit deze belangrijkste invalswegen, ruimtelijke dragers en gebieden. Daarom richt het beleid zich op het versterken en verbeteren van de beeldkwaliteit in het beschermd stadsgezicht (binnenstad) en wijkwinkelcentra en aan invalswegen/dragers.
Het plangebied ligt aan twee invalswegen waarvoor een zware welstandstoets geldt.
Voor het plangebied zal geen afzonderlijk beeldkwaliteitsplan worden vastgesteld.
Tussen de nieuwe brandweerkazerne en het bestande tankstation aan de Hoofdweg zal een nieuw multifunctioneel pand worden gerealiseerd. In dit gebouw zullen verschillende functies een plaats krijgen, zoals een indoor speelparadijs met thematisch daarop aansluitend kleinschalig bowling en lasergamen. Daarnaast wordt nog gedacht aan buitenschoolse opvang en een fitnessvoorziening op de verdiepingen. Op de begane grond, aan de zijde van de Verkeersweg en deels langs de Hoofdweg, worden nog enkele buitenspeelmogelijkheden gecreëerd.
Het nieuwe gebouw zal vanaf de Hoofdweg worden ontsloten via de bestaande inrit naar het naastgelegen tankstation. Er hoeft dus geen nieuwe inrit te worden gerealiseerd. Vertrekkende auto's zullen het terrein verlaten via een nieuw te realiseren aansluiting op de Couperuslaan die vervolgens aansluit op de bestaande aansluiting op de Hoofdweg.
Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het bouwplan.
Parkeren
Goudappel Coffeng heeft in september 2013 onderzoek gedaan naar de parkeerbalans van de toekomstige functie. In dit onderzoek (zie bijlage 1) is het benodigd aantal parkeerplaatsen voor auto's en fietsen berekend, rekening houdend met enerzijds de specifieke kenmerken van de ontwikkeling en anderzijds met dubbelgebruik.
Om de toekomstige parkeersituatie te bepalen is een parkeerbalans opgesteld. Bij het opstellen van een parkeerbalans wordt de parkeervraag van een ontwikkeling afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag wordt berekend door de omvang van elke functie te vermenigvuldigen met de bijbehorende parkeernorm. Niet elke functie genereert op alle momenten van de week een even grote parkeervraag. Een goed voorbeeld hiervan is dat de BSO in het weekend gesloten is, terwijl dit juist de piekdagen zijn voor het indoor speelparadijs. Door toepassing van aanwezigheidspercentages wordt rekening gehouden met dit effect. Tevens kunnen de parkeerplaatsen door verschillende parkeerders gebruikt worden (dubbelgebruik). Ook hiermee wordt met behulp van de aanwezigheidspercentages rekening gehouden.
Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Het autoparkeren vindt hoofdzakelijk plaats onder het gebouw in een half verdiepte parkeerkelder. Deze parkeerkelder biedt plaats aan 75 parkeerplaatsen; op maaiveld worden 36 parkeerplaatsen gerealiseerd. Op piekmomenten wordt er een verkeersregelaar ingezet en zou er nog gebruik kunnen worden gemaakt van 15 extra parkeerplaatsen op maaiveld (langs de wasstraat). Deze parkeerplaatsen bevinden zich niet binnen het wijzigingsgebied, maar in eerste instantie binnen de bestemming 'Wonen'. De strook grond nabij de wasstraat met de bestemming 'Wonen' is in de koopovereenkomst van de gronden opgenomen en maakt onderdeel uit van de gehele grondverkoop ten behoeve van de ontwikkeling van Kok Experience. Er wordt dan dus op eigen terrein geparkeerd. In totaal worden er dan (111+15=) 126 parkeerplaatsen gerealiseerd met op het maatgevens moment een overschot van 7 parkeerplaatsen. Voor fietsparkeren worden er voorzieningen gerealiseerd nabij de hoofdentree van het gebouw.
Omdat de gronden met de bestemming 'Bedrijf' ook aan initiatiefnemer toebehoren, zou er in een extreme pieksituatie eventueel nog geparkeerd kunnen worden bij de wasboxen, die worden in dat geval gesloten. Omdat er op de piekmomenten met een verkeersregelaar gewerkt gaat worden, zal er geen sprake zijn van het kruisen van verkeersstromen.
Het laden/lossen van bevoorradingswagens/tankwagens vindt plaats in de daluren of buiten openingstijden. Hierdoor worden de mogelijke veiligheidsrisico's tot een minimum beperkt.
Uitgangspunt van dit wijzigingsplan is het mogelijk maken van een multifunctioneel gebouw op de hoek Verkeersweg-Hoofdweg. De bestaande bestemming "Groen" wordt hiervoor -conform het bestemmingsplan Groot Sypel- gewijzigd naar de bestemming "Maatschappelijk".
In de planregels is een bepaling opgenomen dat de regels van het bestemmingsplan Groot Sypel van toepassing zijn op dit wijzigingsplan. Dit houdt in dat voor de bestemming "Maatschappelijk" wordt verwezen naar de bestemming in het moederplan Groot Sypel.
De gronden met de bestemming Maatschappelijk zijn onder meer bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Daaronder is mede begrepen ondergeschikte horeca als nevenactiviteit. Dit houdt in dat horeca uitsluitend is toegestaan als een niet-zelfstandige functie en dat deze gerealiseerd is binnen een andere hoofdfunctie. Daarnaast is de oppervlakte en ruimtelijke uitstraling van de horeca ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Tot slot mag de horeca ook uitsluitend toegankelijk zijn via de hoofdfunctie en passen de openingstijden van de horeca binnen de openingstijden van de hoofdfunctie.
In de verbeelding is op de gronden een bouwvlak opgenomen. De hoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter. Tenslotte mogen de gronden voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzoek worden verricht naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
In de toelichting van het bestemmingsplan Groot Sypel is in de hoofdstukken 4 en 5 uitvoerig ingegaan op relevante uitvoeringsaspecten, zoals bodem, water, geluid, luchtkwaliteit, archeologie, externe veiligheid, natuur, kabels en leidingen. Voor het voorliggende wijzigingsplan zijn nog enkele specifiek op de locatie gerichte onderzoeken uitgevoerd, die in de volgende paragrafen worden besproken.
Bestemmingsplan Groot Sypel is met de daarbij behorende toelichting digitaal raadpleegbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. In de volgende paragrafen wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven.
ZKA Consultants & Planners hebben in november 2013 voor de initiatiefnemer een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). In dit haalbaarheidsonderzoek wordt onder meer onderzoek gedaan naar de sterktes en zwaktes van de locatie, de relatie tussen het concept en de locatie en hoe de concurrentie eruit ziet. Om een optimaal bedrijfsresultaat te krijgen is een berekening gemaakt van het bezoekersaantal van het indoor speelparadijs op basis van twee methoden, waarvan de resultaten met elkaar zijn vergeleken. Zo is er een berekening gemaakt op basis van het marktpotentieel en een berekening aan de hand van de capaciteit en de bezetting.
Uit deze berekening kan geconcludeerd worden dat gezien de concurrentie en de afstand het marktaandeel van het speelparadijs in Harderwijk het grootst is omdat er lokaal geen concurrentie is en in het tertiaire marktbeleid het laagst (Epe, Nijkerk, Elburg, Oldebroek, Biddinghuizen, Uddel en Garderen).
Met betrekking tot bowling kan uit het onderzoek geconcludeerd worden dat er in de regio nog wat marktruimte beschikbaar is (theoretische marktruimte is 1-2 banen). In het voorliggende plan zijn 4 nieuwe bowlingbanen gedacht. Dit zijn uitsluitend recreatieve banen die niet aan de eisen van het wedstrijdreglement voldoen en derhalve (deels) voor een andere doelgroep zijn bestemd.
Met betrekking tot de uitbreiding van fitnessvoorzieningen kan uit het onderzoek worden geconcludeerd dat er in Harderwijk, afgemeten naar het aantal inwoners, circa 5.500 inwoners lid zouden kunnen zijn van een fitnesscentrum. Het huidige aantal leden van de sportscholen in Harderwijk (exclusief bewegingscentrum Vrijheid) is echter circa 3.600. Dat betekent dat er nog flink marktruimte is voor een nieuw fitnesscentrum in Harderwijk. Deze marktruimte kan vrijwel onmogelijk geheel zijn benut door bewegingscentrum Vrijheid. Daarnaast valt op dat juist een budgetketen ontbreekt in het lokale aanbod van Harderwijk. Gezien de marktruimte kan worden verwacht dat deze goed kan worden ingevuld door een budgetketen of -onderneming. Dit sluit goed aan bij het ondernemingsplan van Kok Beheer, dat voorziet in een contract met een budget fitnessonderneming.
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoet aan de volgende voorwaarden:
Uit het haalbaarheidsonderzoek kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in een regionale behoefte kan voorzien. Trede 1 van de Ladder van duurzame verstedelijking (behoefteraming) is hiermee doorlopen, waarbij opgemerkt moet worden dat door de gemeente niet economisch geordend mag worden. De behoefteraming is daarom ten behoeve van een ruimtelijke verantwoording en niet ten behoeve van een economische afweging. Dit laatste is aan de initiatiefnemer.
Met betrekking tot trede 2, dat wil zeggen: "is (een deel van) de behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied?" kan het volgende worden opgemerkt.
Binnen de gemeentegrenzen van Harderwijk zijn slechts een beperkt aantal locaties (bijvoorbeeld in leegstaande kerken) beschikbaar voor 'Maatschappelijke voorzieningen'. De voorliggende locatie is in de structuurvisie Groot Sypel opgenomen als een locatie die bebouwd kan worden met 'rode' functies. Door het bebouwen van deze locatie wordt het achtererf van de nieuwe brandweerkazerne met oefenplaat aan het zicht onttrokken en wordt de stedenbouwkundige situatie ter plaatse verbeterd. De beoogde ontwikkeling als combinatie van functies is niet in te vullen in bestaande (leegstaande) bebouwing. In afzonderlijke onderdelen zijn deze functies wellicht op diverse andere locaties te realiseren (er is bijvoorbeeld sprake van vrijkomende kerken, leegstaande kantoren en bedrijfspanden). De leegstand ten aanzien van kantoren en bedrijfspanden in Harderwijk is op dit moment niet dusdanig groot en structureel dat hier een transformatieopgave ligt. Het is gewenst om deze kantoren hun functie/bestemming te laten behouden. Voor (toekomstig) leegstaande gebouwen met een bestemming Maatschappelijk is de bestaande bebouwing minder geschikt voor een dergelijke grootschalige ontwikkeling (bijvoorbeeld kerken). In kerken is een dergelijke nieuwe functie veelal niet inpasbaar vanwege de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte. In voorliggende situatie is er nu sprake van een initiatiefnemer die een kansrijke en integrale ontwikkeling wil realiseren aansluitend aan zijn eigen perceel en die past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Als losse functies zouden deze initiatieven naar verwachting niet van de grond komen. De bestemmingswijziging van de grond wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Conform trede 2 van de ladder van duurzame verstedelijking vindt de beoogde ontwikkeling plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Er zal sprake zijn van toename van concurrentie, maar omdat het gaat om uitbreiding/versterking van het aanbod is vergroting van de leegstand niet te verwachten. De nieuwe ontwikkeling laat zich niet goed onderbrengen in bestaand leegstaand vastgoed.
In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Daarnaast heeft er met ingang van 1 januari 2012 een aanpassing plaatsgevonden van het Besluit Ruimtelijke Ordening. Vanaf 1 januari 2012 dient op grond van artikel 3.1.6, lid 2, sub a een beschrijving te worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige en/of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In het plangebied komen geen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten voor.
ADC ArcheoProjecten heeft in september 2013 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Op aanwijzing van de bevoegde overheid is voorafgaand aan het veldonderzoek geen bureauonderzoek uitgevoerd. Een gespecificeerde archeologische verwachting kan daarom niet worden uitgesproken. In algemene zin kan worden gesteld dat het plangebied landschappelijk gezien onderdeel is van een dekzandvlakte. Deze gebieden hebben een middelmatige verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische vondsten. De gemeentelijke beleidskaart kent, op grond van de aanwezigheid van lage enkeerdgronden, aan het gebied een hoge verwachting toe voor resten uit de Middeleeuwen, een matige verwachting voor resten uit de Nieuwe tijd en een lage verwachting voor resten uit oudere perioden. De verwachting voor resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd is bevestigd tijdens een opgraving die het CWI-terrein op circa 100 meter ten zuidwesten van het plangebied is uitgevoerd.
Teneinde de bodemopbouw te onderzoeken en op basis daarvan archeologisch kansrijke en kansarme zones te onderscheiden is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit het booronderzoek blijkt dat de natuurlijke ondergrond uit fijnkorrelig dekzand (Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel) bestaat.
De natuurlijke ondergrond wordt afgedekt door een 115 tot 125 cm dik ophogingspakket, dat is opgebouwd uit puinhoudend, zwak tot matig humeus zand. Gezien de ligging van het plangebied in een uitbreidingswijk, waarvan de oorsprong in de late jaren '50 en de vroege jaren '60 van de vorige eeuw ligt, hangt het ophogingspakket vermoedelijk samen met de aanleg ervan. Ook het voorkomen van hoofdzakelijk (sub)recent vondstmateriaal en brokken bouwzand in dit pakket wijst in die richting. Mogelijk is het oorspronkelijk aanwezige landbouwdek, onderdeel van de lage enkeerdgrond, opgenomen in het huidige ophogingspakket.
In de top van de zandondergrond zijn afgezien van enkele roestvlekken in één boring verder geen sporen van bodemvorming aangetroffen. De scherpe overgang naar het nagenoeg roestloze, humusarme zand kan duiden op afgraving van het oorspronkelijk bodemprofiel. Feit is echter dat ook onvergraven enkeerdgronden veelal gekenmerkt worden door een scherpe overgang naar de onderliggende C-horizont. Het ontbreken van een (restant van een) enkeergrond en de scherpe overgang naar de C-horizont sluit de aanwezigheid van archeologische grondsporen dan ook niet uit. Ook bij een eventuele afgraving van het oorspronkelijk bodemprofiel kunnen nog steeds de onderzijden van dieper ingegraven sporen bewaard zijn gebleven. Indien aanwezig ligt de top daarvan direct onder het ophogingspakket, op een diepte van 115 tot 125 cm beneden maaiveld.
ADC ArcheoProjecten adviseert op basis van de verkregen gegevens om in het geval van bodemverstoringen dieper dan 100 cm -mv nader archeologisch onderzoek uit te voeren. De aard en omvang van dit onderzoek hangt af van de geplande bodemingrepen. Informatie hierover is op dit moment niet voorhanden. Indien de voorgenomen bodemverstoringen niet dieper dan 100 cm -mv reiken adviseert ADC ArcheoProjecten het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft er overleg plaatsgevonden met de provinciaal archeoloog. Dit heeft tot het volgende geleid:
Archeologisch booronderzoek heeft aangetoond dat de bovengrond bestaat uit een dik pakket geroerde grond van minimaal 1 meter dikte. Er wordt verondersteld dat dit opgebrachte grond zou kunnen zijn. Er zitten puinresten in de bovengrond. De bovengrond ligt scherp afgebakend op de gele ongeroerde ondergrond (zand). Er zijn in geen van de boringen aanwijzingen aangetroffen voor bodemvorming. Er wordt door het archeologisch bureau geadviseerd om bij bodemingrepen dieper dan 1 meter nader archeologisch onderzoek uit te voeren.
De planlocatie heeft een middelhoge verwachting. De bovengrond bestaat uit puinhoudend zand en is mogelijk opgebracht. Er is geen bodemvorming vastgesteld in het onderliggende dekzand. Vanwege de dikte van het geroerde pakket en de aard ervan, wordt verondersteld dat het oorspronkelijke maaiveld diep is omgezet. De top van het oorspronkelijke dekzand zal minstens een halve meter hoger gelegen hebben. Daarom wordt de kans dat archeologische waarden worden aangetroffen bij grondwerkzaamheden erg klein geacht. Dit is de reden waarom afgeweken wordt van het advies van het archeologische bureau. Vervolgonderzoek wordt daarom niet meer verlangd.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
EcoGroen Advies BV heeft in september 2013 een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 4). Deze natuurtoets is noodzakelijk ten behoeve van een ruimtelijke onderbouwing voor de voorgenomen kap- en verplantwerkzaamheden van een aantal bomen op een terrein op de hoek Hoofdweg-Verkeersweg in Harderwijk. Op het terrein staan enkele Vleugelnoten, Zilverlindes en Platanen. De bomen worden gekapt/verplant ten behoeve van nieuwbouw van een Kinderspeelparadijs.
Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op een veldbezoek op 3 september 2013. Tijdens het veldonderzoek is het plangebied en directe omgeving grondig geïnspecteerd. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet.
Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen, de ligging binnen de bebouwde kom en de grote afstand tot beschermde natuurgebieden wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, Ecologische hoofdstructuur (EHS) of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
Beschermde en bedreigde plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied en deze worden ook niet verwacht. Daarnaast zijn in de aanwezige bomen geen holten aangetroffen die potentiële vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn. De beoogde plannen hebben geen nadelige gevolgen op mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en op belangrijk foerageergebied van vleermuizen.
Verspreid in het plangebied zijn (in beperkte mate) vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten zoals Veldmuis, Huisspitsmuis, Egel en Bosmuis te verwachten. Strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten (zoals Eekhoorn en Steenmarter) worden niet verwacht omdat geen geschikt leefgebied of sporen zijn aangetroffen in het plangebied.
In het plangebied zijn geen locaties aanwezig die geschikt zijn als broedlocatie voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Dergelijke broedvogels worden dan ook niet verwacht binnen de invloedsfeer van de plannen. In het plangebied zijn algemene broedvogels van opgaande bomen als Merel, Turkse tortel, Houtduif, Groenling en Vink broedend te verwachten.
Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied waardoor vissen en voortplanting van amfibieën kunnen worden uitgesloten. Overwintering van laag beschermde, algemene amfibieën zoals Gewone pad en Bruine kikker wordt in het plangebied alleen in ruigten en in de strooisellaag onder de bomen verwacht. Verblijfplaatsen van zwaar beschermde amfibieën, reptielen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.
Uit het onderzoek kan dan ook geconcludeerd worden dat de geplande werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op juridisch zwaar beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet aan de orde. Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of de invloedsfeer van de plannen kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en in gebruikzijnde nesten.
Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd (Houtduif kan bijvoorbeeld nog tot half november broedend aanwezig zijn), maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en zijn zodoende geen verplichte vervolgacties nodig. Uitvoering in de maanden september/oktober levert over het algemeen de minste schade op aan deze soorten, dat is namelijk buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode.
De watertoetsparagraaf uit het bestemmingsplan Groot Sypel is nog actueel en van toepassing op het voorliggende wijzigingsplan. Met name de onderstaande alinea's over grondwaterneutraal bouwen en hoe om te gaan met hemelwater zijn van belang voor de beoogde ontwikkeling.
Grondwaterneutraal bouwen
Op basis van de beschikbare grondwaterstanden in de omgeving kan afgeleid worden dat centraal in het plangebied de grondwaterstand tot 1,80+ mNAP kan stijgen (gemiddelde grondwaterstand is 1,45+ mNAP). Rekening houdend met het maaiveldverloop in de omgeving dient voor bouwpeil minimaal 3,40+ mNAP aangehouden te worden (bouwbesluit: minimaal 15 cm boven kruin weg). De ontwateringsdiepte onder het bouwwerk is dan met 1,60 m-mv ruimschoots voldoende (norm 0,9 m-mv).
Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelder/parkeergarage) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de bouwwerken onder maaiveld moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd, dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is. In de grondwaterfluctuatiezone betekent dit dat ook rekening gehouden moet worden van de trendmatige ontwikkeling van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (langjarig gemiddelde). Door de nabije ligging van de Couperussingel zal deze trendmatige stijging sterk beperkt worden.
Huishoudelijk afvalwater en hemelwater
Huishoudelijk afvalwater dient op de perceelgrens te worden aangeboden (met een ontstoppingstuk op de perceelgrens).
Voor nieuwe ontwikkeling hanteert gemeente Harderwijk het uitgangspunt om minimaal 90% van het hemelwater dat op verhard oppervlak van bebouwing en de openbare ruimte valt niet te lozen op vuilwateriolering, maar lokaal te infiltreren. Neerslagoverschotten worden -waar mogelijk en doelmatig- afgevoerd naar oppervlaktewater. Waterschap Vallei en Veluwe hanteert de algemene regel dat bij lozen van hemelwater op oppervlaktewater vanaf verharde oppervakken groter dan 250 m2 minimaal 36 mm berging in het infiltratiesysteem aanwezig moet zijn en tot die 36 mm is bereikt niet meer dan de landelijke afvoernorm (1,5 l/s/ha) wordt geloosd.
In het kader van het opstellen van een watersysteemanalyse en het waterkwaliteitsspoor is met het waterschap overeengekomen dat de Couperussingel zich leent voor een opvang van overtollig hemelwater door een groter peilvariatie te accepteren, en daarom van bovengenoemde algemene lozingseis kan worden afgeweken. De gemeente hanteert voor het plangebied de vuistregel dat infiltratiesystemen een minimale statische onderdrempelberging van 12 mm moeten hebben voordat op de Couperussingel wordt overgestort en er geen schade aan onroerend goederen mag ontstaan door inundatie vanuit het oppervlaktewater bij een T=100 gebeurtenis.
Om de kwaliteit van het te infiltreren/lozen regenwater zo goed mogelijk te houden gelden de volgende maatregelen:
Tevens is de wettelijke zorgplicht van toepassing welke in houdt dat een ieder verplicht is om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen.
In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod die in het kader van het beoogde bouwplan zijn uitgevoerd. Voor het overige kan worden opgemerkt dat zich geen nieuwe aspecten met betrekking tot het voorliggende plan hebben voorgedaan, waarvoor de milieuonderzoeken zoals die in het bestemmingsplan Groot Sypel zijn opgenomen zouden moeten worden uitgebreid.
Oranjewoud B.V. heeft in november 2013 een akoestisch onderzoek (zie bijlage 5) uitgevoerd waarmee de geluidbelasting vanwege Kok Experience op de omgeving in beeld wordt gebracht. Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de akoestische inpasbaarheid van de aangevraagde activiteiten binnen de kaders van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiertoe is de geluidbelasting bepaald op een aantal beoordelingspunten op nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen (woningen). De vastgestelde geluidbelasting is vervolgens vergeleken met de geluidgrenswaarden die gelden op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarnaast wordt in dit onderzoek kort ingegaan op de geluidseffecten vanwege verkeer van en naar de inrichting.
Uit de resultaten is gebleken dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege Kok Experience ter plaatse van woningen ten hoogste 41 dB(A) en 39 dB(A) bedraagt voor respectievelijk de dag- en avondperiode. In de nachtperiode treden er geen geluidrelevante activiteiten op. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode en 45 dB(A) voor de avondperiode die volgt uit het Activiteitenbesluit.
Het maximale geluidniveau (LAmax) bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 59 dB(A) in de dagperiode en 56 dB(A) in de avondperiode. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde toetsingskader van 70 dB(A) en 65 dB(A) in respectievelijk de dag-, en avondperiode zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Daarnaast is vastgesteld dat er, gezien de wijze van ontsluiting nagenoeg direct op de Hoofdweg en ligging van omliggende woningen op afstand, geen sprake is van een akoestisch relevante verkeersaantrekkende werking.
Tot slot heeft Oranjewoud B.V. in december 2013 (zie bijlage 6) nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het mogelijk versterkend effect van de beoogde ontwikkeling op het geluid vanwege de naastgelegen brandweerkazerne. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat met de realisatie van Kok Experience de brandweer nog steeds kan voldoen aan de geluidsgrenswaarden ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Aanleiding onderzoek
De locatie voor het toekomstige kinderspeelparadijs aan de Hoofdweg in Harderwijk maakte tot voor kort onderdeel uit van een schoollocatie met als adres Verkeersweg 51 (op onderstaande luchtfoto nog zichtbaar). Het schoolgebouw is inmiddels volledig gesloopt en op een deel van de toenmalige schoollocatie wordt momenteel de nieuwe brandweerkazerne gebouwd. Het andere deel, de onderhavige onderzoekslocatie, ligt nog braak en is tijdelijk in gebruik voor de opslag van de bij de sloop- en bouwwerkzaamheden vrijgekomen grond en puin. In de toekomst wordt daar een multifunctioneel pand gebouwd met onder andere een kinderspeelparadijs.
Historische informatie
Op de luchtfoto van 1949 is op perceel D 5006 nog geen bebouwing zichtbaar. De luchtfoto uit 1961 laat wel bebouwing zien. Het schoolgebouw stamt dus waarschijnlijk ergens uit de jaren ’50 van de vorige eeuw.
Op het voormalige adres Verkeersweg 51 is één ondergrondse brandstoftank bekend bij de gemeente Harderwijk. Deze tank is in 1989 gesaneerd door middel van afvullen met schuim en in 2012, na de sloop van het schoolgebouw, verwijderd en afgevoerd naar een erkende verwerker. De locatie van de tank was in het oudste schooldeel op perceel D 5006 (als cirkel aangegeven in bovenstaande foto).
Voormalig schoolgebouw
Voordat het pand gesloopt werd is een asbestinventarisatie uitgevoerd. Hieruit bleek dat in het pand asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Deze zijn vervolgens allemaal gesaneerd (verwijderd) en pas na inventarisaties en eindcontroles van erkende bureaus (RPS, Search en Find) is gestart met de sloop van het pand. Het slooppuin kan daardoor als asbestvrij worden beschouwd.
Bodemonderzoeken
Bij recente bodemonderzoeken op aangrenzende percelen zijn alleen lichte verontreinigingen in grond en grondwater aangetoond. Op de onderzoekslocatie zelf zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd.
Bodemonderzoek i.v.m. nieuwbouw leslokaal op perceel D 5006 (Tauw, , rapportagedatum 6 september
1993).
In de bovengrond zijn geen gehalten boven de toenmalige A-waarden aangetoond. Ondergrond en grondwater zijn destijds niet onderzocht.
Eindsituatie bodemonderzoek na verwijdering ondergrondse brandstoftank (Econsultancy,
projectnummer 12096125HAR.DUS.TAN, rapportagedatum 18 oktober 2012).
Zintuiglijk zijn geen verontreinigingen met oliehoudende producten waargenomen. In de grondmonsters van de wanden en bodem van de tankkuil zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie en vluchtige aromaten aangetoond.
Verkennend bodemonderzoek voor transactie en aanvraag omgevingsvergunning (PJ Milieu,
rapportnummer 1327001A, rapportagedatum 13 juni 2013) (zie bijlage 7)
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest. Zintuiglijk zijn in de bodem wat betondeeltjes, grind en baksteenpuin waargenomen. De grond- en grondwatermonsters zijn geanalyseerd op de parameters uit het standaard NEN 5740 pakket.
In het bovengrondmengmonster zijn licht verhoogde gehalten aan barium, kwik en lood aangetoond. In het ondergrondmengmonster zijn geen verhoogde gehalten aan de gemeten parameters aangetoond. In het grondwatermonster zijn een matig verhoogd gehalte aan nikkel en licht verhoogde gehalten aan barium en koper aangetoond.
Partijkeuring grond in verband met afvoer grond van verdiepte parkeergarage onder het
kinderspeelparadijs (PJ Milieu, rapportnummer 1327002G, rapportagedatum 14 juni 2013)
De partij grond is in-situ gekeurd en heeft een geschatte omvang van 2.300 m3 ofwel 3.900 ton. Zintuiglijk zijn bijmengingen met wat puin en kooltjes waargenomen. Zowel op het maaiveld als in de omhoog gebrachte grond zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. De twee mengmonsters van de partij grond zijn geanalyseerd op de parameters uit het standaard AP04-grond samenstellingspakket. Op basis van het gemiddelde gehalte aan koper kan de partij grond worden gekwalificeerd als klasse Industrie.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde (bodem)onderzoeken, de saneringsevaluaties en de eindcontrole rapportages zijn er voor de bodem op de locatie aan de Hoofdweg, kadastraal bekend als sectie D nummers 10781 (ged.) en 5006 (ged.) geen milieuhygiënische bezwaren voor de transactie van het terrein en toekomstige aanvraag van een omgevingsvergunning. Houdt in het laatste geval wel rekening met de geldigheid van een bodemonderzoek. Dit is officieel maximaal vijf jaar, onder de voorwaarde dat gedurende die tijd geen calamiteiten en/of activiteiten op of nabij de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden welke de bodemkwaliteit op de locatie zouden kunnen beïnvloeden.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
In onderstaand tabel is de tool weergegeven (NIBM-tool, versie 21-05-2013). Hierin zijn de verkeersbewegingen (worst-case scenario) verwerkt zoals die ook gehanteerd zijn in het akoestisch onderzoek.
Extra verkeer als gevolg van het plan | Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) | 836 |
Aandeel vrachtverkeer | 0,2% | |
Maximale bijdrage extra verkeer | NO2 in µgram/m3 | 0,73 |
PM10 in µgram/m3 | 0,19 | |
Grens voor "Niet In Betekende Mate"in µgram/m3 | 1,2 | |
Conclusie De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekende mate; geen nader onderzoek nodig |
Uit de berekeningen met de NIBM-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project draagt daarom in niet betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit en vormen geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
In mei 2013 heeft de GGD Noord- en Oost- Gelderland een gezondheidskundig advies gegeven over de voorgenomen ontwikkeling (zie bijlage 8). Als aan onderstaande aanbevelingen wordt voldaan, dan ziet de GGD geen bezwaar in het initiatief. Het betreft de volgende aanbevelingen:
In het bestemmingsplan Groot Sypel is uitvoerig ingegaan op het aspect externe veiligheid. Het voorliggende plangebied ligt niet binnen invloedsgebieden van de risicobronnen die in het bestemmingsplan Groot Sypel zijn genoemd, namelijk het spoor, chlooropslag en het LPG-tankstation aan de Verkeersweg. Er is dan ook geen nader onderzoek uitgevoerd in het kader van externe veiligheid.
Volledigheidshalve hebben wij nog beoordeeld of het tankstation dat naast het plangebied ligt relevant is. Vanuit een oogpunt van externe veiligheid (geen LPG) is beoordeeld of het tankstation dat naast het plangebied ligt relevant is. Dit is niet het geval en ook vanuit het activiteitenbesluit gelden geen directe beperkingen. Het tankstation wordt niet gehinderd door de voorziene ontwikkelingen. Alleen de afleverzuil van het tankstation dient op meer dan 20 meter afstand te blijven, anders wordt het tankstation vergunningplichtig. Deze afstand is nagemeten en levert geen probleem op.
Kostenverhaal
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12 Wro) rust op de gemeente de verplichting
tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.
De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen,
of indien:
Het kostenverhaal is anderszins verzekerd door de op 20 augustus 2013 gesloten koopovereenkomst met initiatiefnemer. In deze koopovereenkomst is opgenomen dat de gehele planontwikkeling voor rekening en risico van J.D. Kok Beheer B.V. komt. Het kostenverhaal is door het aangaan van de uitgebreide koopovereenkomst verzekerd, zodat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Economische uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van het bouwplan komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen en het begeleiden van de procedure van het wijzigingsplan zijn opgenomen in de koopovereenkomst. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes).
Het onderhavige bestemmingsplan is een wijzigingsplan en door haar beperkte omvang aan te merken als een postzegelplan. Bovendien heeft er reeds inspraak plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan Groot Sypel, waarvan de voorliggende wijzigingsbevoegdheid deel uitmaakt.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Groot Sypel - Hoofdweg 2" is aan de Provincie Gelderland, het Ministerie EL&I / energie, Waterschap Valei en Veluwe en de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland toegezonden.
De provincie Gelderland en het Ministerie EL&I /energie hebben niet gereageerd. Waterschap Valei en Veluwe heeft in november 2013 per mail gereageerd dat zij akkoord zijn met de inhoud van de waterparagraaf.
De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft als volgt gereageerd:
Advies
Het te wijzigen deel van het bestemmingsplan is gesitueerd in kwadrant III en bevindt zich buiten de invloedsgebieden van het LPG-tankstation [Verkeersweg 3] en het spoortraject Weesp-Hattem. Hierdoor hoeft er geen nieuwe verantwoording van het GR plaats te vinden, aangezien een GR-berekening moet worden uitgevoerd over het aantal personen die zich binnen deze invloedsgebieden bevinden.
Overwegingen
Het te wijzigen deel ligt op ongeveer 650 meter van het spoor en 450 meter van het betreffende LPG-tankstation. Vanuit de risicobenadering geredeneerd hoeft er dus geen GR-verantwoording te worden uitgevoerd, maar dit betekent niet dat gebruikers van het te ontwikkelen object niet blootgesteld kunnen worden aan de effecten van incidenten met gevaarlijke stoffen op het spoor. Binnen dit effectgebied kunnen blootgestelde personen gewond raken en mogelijk afhankelijk zijn van hulpverleningsdiensten.
Bevorderen zelfredzaamheid
Een juist functionerende BHV-organisatie van het te ontwikkelen object kan er toe bijdragen dat het handelingsperspectief van de aanwezige personen wordt vergroot. Daarnaast kan risicocommunicatie door de gemeente aan de gebruikers/ eigenaren van het perceel invloed hebben op dit handelingsperpectief. De VNOG kan hierbij ondersteuning bieden.
Wanneer de plannen voor het te ontwikkelen object concreter worden, wordt geadviseerd om in contact te treden met het brandweercluster Veluwe West. Voor het bepalen van de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen voor het object wordt geadviseerd om minimaal aansluiting te zoeken bij de NVBR-handreiking ‘Bluswatervoorziening en bereikbaarheid’ [2012].
Reactie gemeente
De opmerkingen van de VNOG worden voor kennisgeving aangenomen.
Naar aanleiding van de vooroverlegreacties behoeft het bestemmingsplan niet aangepast te worden. De adviezen van de VNOG hebben vooral betrekking op de daadwerkelijke uitvoering van het plan.