direct naar inhoud van Regels
Plan: Lorentz III 2017
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BV00194-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Lorentz III 2017 van de gemeente Harderwijk;

1.2 beheersverordening:

de beheersverordening zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BV00194-0001 met bijbehorende bestanden;

1.3 bestemmingsplan:

het voorafgaand onherroepelijk bestemmingsplan;

1.4 gemeentelijk bouwarchief:

het geheel van bij de gemeente in beheer zijnde documenten over de bouw- en gebruiksrechten van gronden en opstallen binnen het grondgebied van de gemeente.

1.5 plangebied:

het plangebied zoals aangegeven op de van de beheersverordening deel uitmakende illustratie.

Hoofdstuk 2 Beheerregels

Artikel 2 Plangebied

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Plangebied', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

  • a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende Bijlage 1 Voorschriften Lorentz-oost, uitgezonderd de navolgende artikelen:
    • 1. artikel 13;
    • 2. artikel 15;
  • b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende Bijlage 2 Plankaart Lorentz-oost;
  • c. het bestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz met de imrocode NL.IMRO.0243.BP00032-0003 welke op 7 april 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk is vastgesteld;

danwel,

  • d. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

Artikel 3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Plangebied' geldt ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen het volgende:

  • 1. Een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat op het bouwperceel of in de omgeving daarvan voldoende parkeergelegenheid voor auto's, overeenkomstig de Parkeernormennota Harderwijk 2013 van de gemeente Harderwijk, of de opvolger daarvan, is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • 2. Indien in de in het eerste lid bedoelde parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein, moet de stallingsruimte per auto een afmeting hebben van minimaal 2,50 meter bij 5 meter.
  • 3. Indien in de in het eerste lid bedoelde parkeergelegenheid wordt voorzien in het openbaar gebied, kan het college hieraan voorwaarden stellen voor wat betreft afmetingen en situering.
  • 4. Een bouwwerk waarvan een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht, is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat op het bouwperceel of in de omgeving daarvan aan voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien en in stand wordt gelaten.
  • 5. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 1 en lid 4 en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits:
    • a. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie of op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid; of
    • b. in laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met die verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Lorentz III 2017