direct naar inhoud van Regels
Plan: Drielanden - Small Smart Houses Horloseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00254-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Drielanden - Small Smart Houses Horloseweg met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00254--0003 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.6 achtererf

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 berging

een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen;

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.20 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.21 erfgrens

de grens van een erf;

1.22 evenement

al dan niet periodiek terugkerende openbaar toegankelijke activiteit of geheel van activiteiten met een van het reguliere gebruik afwijkend karakter, op het gebied van sport, cultuur, folklore, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en alle daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gemeenschappelijke voorzieningen

ondersteundende voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik door uitsluitend bewoners en hun gasten, zoals een bijeenkomstruimte, logeervoorziening, wasruimte, techniekruimte, fietsenstalling, bergingen, een afvalverzamelpunt of hiermee vergelijkaar;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.27 landschapstuinen

Tuinen van allure, groen ingericht met een hoge natuurwaarde, waarbij de inrichting aansluit op het aangrenzende landschap en is ingericht met streekgebonden soorten. Landschapstuinen zijn vrij van bebouwing en verhardingen.

1.28 peil
  • 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. bij het ontbreken van een hoofdgebouw: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;

1.31 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.32 voorgevelbouwgrens

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

1.33 voorgevelrooilijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is;

1.34 woning

een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;

1.35 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.36 zijerf

het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 wijze van meten:

tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten;

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke voorzieningen (gv)', uitsluitend voor gemeenschappelijke voorzieningen;
  • c. wegen uitsluitend noodzakelijk voor de ontsluiting van de hoofdgebouwen.
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. overige bij de bestemming behorende voorzieningen, waaronder nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op en in de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen

met dien verstande dat:

  • 1. wordt voldaan aan het bepaalde in 3.2.2;

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen met bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    • 2. bijbehorende bouwwerken binnen het gehele bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. gebouwen voor gemeenschappelijke voorzieningen, met bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke voorzieningen' worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt het aantal zoals dat staat aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden';
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan zoals dat staat aangegeven ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m);
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 4,5 meter;
  • f. de gronden binnen een bouwvlak mogen volledig worden bebouwd.

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de natuur- en landschapswaarden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de milieu aspecten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden in de vorm van een groene inrichting passend bij de omgeving ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • c. landschapstuinen bij hoofdgebouwen,
    met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de onder sub a, b en c genoemde doeleinden tenminste 45% van het plangebied betreft;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeervoorzieningen' alsmede
  • e. voet-, fiets- en onderhoudspaden,
    met dien verstande dat:
    • 1. het verhard oppervlak van de onder sub d en e genoemde voorzieningen niet meer bedraagt dan 35% van het plangebied;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat

  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'geen bebouwing is toegelaten;
  • 3. gronden met de aanduiding 'landschapswaarden' niet beschouwd mogen worden als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

6.1.1 Algemeen

Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

6.1.2 Seksinrichting

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

6.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Bij nieuwbouw of uitbreiding waarbij het gebruiksoppervlak toeneemt dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de op het tijdstip van de aanvraag van het gebruik, dan wel, in het geval van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, het tijdstip van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernormennota ;
  • b. Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk van toepassing. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  • c. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben zoals die zijn voorgeschreven in de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor de onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's komen in ieder geval niet in aanmerking gronden die bedoeld en/of ingericht zijn als openbare groenvoorziening(en);
  • d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • e. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a. en c.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij een inbreidingslocatie, op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 C-Watergang

7.1.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'C-Watergang' zijn de gronden, naast de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de 'C-Watergang'.

7.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'C-Watergang' mogen, in afwijking van de daar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de 'C-Watergang' worden opgericht.

7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2 bepaalde voor het bouwen volgens de daar voorkomende bestemming(en), mits is aangetoond dat door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

7.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'C-Watergang' nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

7.1.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'C-Watergang' op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

7.1.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning waterlopen, watergangen en/of waterpartijen te dempen, te graven, te verleggen, af te dammen of te herprofileren.
  • 2. Het onder 1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
    • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
  • 3. Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit niet onevenredig wordt aangetast en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m², een inhoud van niet meer dan 70 m³ en een hoogte van niet meer dan 5 m, ten dienste van openbaar nut;
  • b. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met niet meer dan 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • a. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Drielanden - Small Smart Houses Horloseweg.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 september 2021