Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Stadsdennen - Marnixstraat 1a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0243.BP00188-0002
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Stadsdennen - Marnixstraat 1a” met identificatienummer
NL.IMRO.0243.BP00188-0002 van de gemeente Harderwijk;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteld-technisch,
adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede
gastouderopvang, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.7 bebouwingspercentage:
het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het
bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.8.1 bestaand:
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
ander bouwwerk, met een dak;
 
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
 
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de
plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.17 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw;
 
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.19 gebruiksoppervlak
gebruiksoppervlakte van een gebouw zoals bedoeld en bepaald in de NEN 2580;
 
1.20 gezamenlijk gebruiksoppervlak:
het totale gebruiksoppervlak die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q.
een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
 
1.21 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.22 peil:
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. bij het ontbreken van een hoofdgebouw: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.23 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische
aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een
prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.24 woning:
een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen
gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van
het bouwwerk;
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
 
2.5 wijze van meten:
tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.
 
2.6 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en
overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de
bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt
overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de
overschrijding niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. voet- en fietspaden;
  9. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  10. kunstwerken.
Onder wonen is mede begrepen
  1. het uitoefenen van aan huis verbonden beroep.
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    2. voor het bouwperceel gelden de volgende regels:
      • het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten;
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    3. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    4. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m;
    5. speeltoestellen in openbaar gebied geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 3 m.
3.3 Nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting
van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
  2. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2,
onder a, sub 2, eerste bullit voor het vergroten van het aantal woningen, mits er aan de
parkeernormen wordt voldaan zoals opgenomen in de laatst vastgestelde
Parkeernormennota Harderwijk.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Aan huis verbonden beroep
Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met
dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak
gebruiksoppervlak woning, tot een maximum van 75m² voor het aan huis verbonden beroep
mag worden gebruikt.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 Strijdig gebruik
 
5.1.1 Algemeen
Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een
doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
5.1.2 Seksinrichting
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of
bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
 
5.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouw
  1. Bij nieuwbouw of uitbreiding waarbij het gebruiksoppervlak toeneemt dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de op het tijdstip van de aanvraag van het gebruik, dan wel, in het geval van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, het tijdstip van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernormennota.
  2. Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is de Parkeernormennota Harderwijk van toepassing. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  3. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben zoals die zijn voorgeschreven in de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor de onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's komen in ieder geval niet in aanmerking gronden die bedoeld en/of ingericht zijn als openbare groenvoorziening(en);
  4. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  5. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a. en c.:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij een inbreidingslocatie, op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de
volgende onderwerpen:
  1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  2. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola’s en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat de diepte van balkons niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
  3. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.
Artikel 7 Verwijzing wettelijke regels
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die
regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met
uitzondering van de Parkeernormennota Harderwijk waarvoor de laatst vastgestelde
nota geldt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan “Stadsdennen - Marnixstraat 1a”.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 januari 2019
 
voorzitter,
 
griffier,