direct naar inhoud van 5.7 Water
Plan: Drielanden - Bedrijvenpark Tonsel 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00073-0003

5.7 Water

5.7.1 Algemeen

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit een bedrijvenpark dat in de periode na 2005 is ontwikkeld. De noordelijke rand langs de Weisteeg bestaat uit (bedrijfs)woningen als overblijfsel van het oorspronkelijk landelijk buitengebied met voornamelijk agrarisch gebruik.

5.7.2 Bodemopbouw en grondwaterstanden

Het plangebied (Drielanden-oost) omvat het hoogstgelegen deel van stadsdeel Drielanden. Het gebied helt globaal in noordwestelijke richting. Nabij de Groenezoomweg bedraagt de maaiveldhoogte circa 5,0+ mNAP en nabij het meest noordwestelijkegelegen deel circa 4,0+ mNAP.


Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem vooral uit gooreerdgronden voor, die bestaan uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De grondwatertrappen die in deze gronden voorkomen, zijn GT IV, VI en VII. In het noordwesten van het plangebied komen beekeerdgronden voor met leemarm en zwak lemig zand. De bijbehorende grondwatertrap is II*.

In de onderstaande tabel zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van de grondwatertrappen weergegeven.

Grondwatertrap   II*   IV   VI   VII  
GHG [cm-mv]   -   > 40   40-80   >80  
GLG [cm-mv]   50-80   80-120   >120   (>160)  


De globale stromingsrichting van het grondwater is noordwestelijk. In de winter bedraagt de gemiddelde grondwaterstand in het plangebied 4,75 m +NAP in het zuidoosten en 3,25 m +NAP in het noordwesten.


Grondwaterneutraal bouwen

Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is.

5.7.3 Oppervlaktewater

Voordat stadsdeel Drielanden tot ontwikkeling kwam kende het plangebied oppervlaktewateren in de vorm van droogvallende sloten en greppels. Aan de noordgrens van Drielanden-oost liep (en loopt) globaal in oost-westelijke richting een doorgaande bermsloot langs de zuidzijde van de Weisteeg. Ook langs de zuidzijde van de Waterplassteeg in de meest zuidelijke punt van het plangebied lag/ligt een bermsloot. Beide bermsloten voerden elk middels een duiker onder de spoorlijn Harderwijk-Amersfoort via het woongebied Drielanden af op het Wolderwijd. Het plangebied lag oorspronkelijk in het stroomgebied van de Tonselsebeek.


Na ontwikkeling van Drielanden Oost is de zuidelijk bermsloot omgebogen en de bijbehorende duiker onder het spoor komen te vervallen. In de huidige situatie komen de bermsloten samen in de noordwestelijke hoek, vlak voor de resterende kruisende duiker. Door de gebiedsontwikkeling is de oppervlaktewater afvoerende route richting de Tonselsebeek afgesneden en omgebogen naar de bermsloot langs Drielandendreef (deze sloot gaat na ca. 300 m over in een sprengkop met singel).

Het af te voeren water van de singelstructuur Drielanden wordt deels de stad in gestuurd als spoelwater voor het binnenstedelijk watersysteem, het restant stroomt af richting het Wolderwijd. De gemeente heeft plannen in voorbereiding om, als onderdeel van het integrale waterhuishoudingsplan voor geheel Drielanden, het afstromend oppervlaktewater om te leiden via een omvangrijke buffervijver "Crescent" in Drielanden West. Door peilvariatie in deze vijver toe te passen kan water uit het gehele gebied Drielanden worden geborgen en vertraagd worden afgevoerd richting het Wolderwijd, conform uitgangspunten zoals overeengekomen tijdens de watertoetsprocedure.

In onderstaande afbeelding is het lokale oppervlaktewatersysteem van Drielanden Oost (Tonsel) aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00073-0003_0011.png"

Binnen het plangebied is geen zoekruimte voor regionale waterberging aanwezig.


Het lokale watersysteem is tot stand gekomen op basis van een aantal leidende principes:

  • hemelwater schoon houden;
  • stedelijk afvalwater en vervuild hemelwater afvoeren naar zuivering;
  • schoon hemelwater niet afvoeren naar vuilwaterriolering;
  • hemelwater lokaal vasthouden en infiltreren;
  • drainage van grondwater zoveel mogelijk vermijden;
  • (toekomstig) hoge grondwaterstanden aftoppen met het oog op de vereiste ontwateringsdiepte;
  • overtollige hemel- en grondwater vertraagd af voeren uit gebied.


In principe vallen de oppervlaktewaterlichamen periodiek droog. Mede hierdoor is er geen sprake van natte ecologische- en/of belevingswaarden die beschermd dienen te worden.

5.7.4 Riolering DWA (droogweerafvoer) en RWA (regenwaterafvoer)

Er is sprake van een rioolstelsel met beperkte afvoer van neerslag via gesloten leidingen. Hierbij wordt alle droogweerafvoer (d.w.a.) plus een beperkte hoeveelheid (mogelijk verontreinigd) hemelwaterafvoer ingezameld.

Stedelijk afvalwater uit het gebied wordt (in)direct afgevoerd naar het gemengde vrijverval rioolstelsel. Het huishoudelijk afvalwater van de oorspronkelijke (bedrijfs)woningen langs de Weisteeg is middels mechanische drukriolering aangesloten op het hoofd transportriool van Ermelo naar Harderwijk (Harderwijkerweg). Het stedelijk afvalwater van het bedrijventerrein loost onder vrij verval op het gemengde rioolstelsel van Drielanden Noord. Via het rioolgemaal Drielanden wordt dit vuilwater verpompt naar het vuilwaterriool van het verbeterd gescheiden stelsel van woonwijk Weidewaard. Dat stelsel loost middels rioolgemaal Weiburg op het hoofd transportriool richting rioolwaterzuivering Harderwijk.

Achter rioolgemaal Drielanden ligt een rioolwaterbergbezinkvoorziening (bbb) met een (toekomstige) overstortvoorziening op de buffervijver "Crescent". Hiermee wordt de overstortingsfrequentie beperkt en alleen voorbezonken water overgestort op oppervlaktewater. De bergingscapaciteit van deze voorziening is oorspronkelijk uitgelegd op het toepassen van een verbeterd gemengd rioolstelsel voor geheel Drielanden. Echter, halverwege ontwikkeling van Drielanden is overgestapt op het principe van een apart vuilwaterstelsel voor stedelijk afvalwater en vasthouden-bergen van hemelwater in het gebied met vertraagde afvoer. Door deze ontwikkeling is de beschikbare bergingcapaciteit van de bergbezinkvoorziening in feite overgedimensioneerd en zal deze daarom beperkt overstorten (circa 1 maal in de twee jaar). In het plangebied zelf bevinden zich geen riooloverstorten.


Hemelwater

Enerzijds leent de bodemopbouw zich goed voor oppervlakteinfiltratiesystemen (relatief dunne humeuze deklaag op zand). Anderzijds leent het gebied zich minder voor ondergrondse hemelwaterbergingsytemen vanwege periodiek hoge grondwaterstanden (met name in het noordwesten).

Hemelwater dat op het verharde oppervlak van Drielanden-oost valt, wordt geborgen in wadi's, infiltratietransport (IT)-riolen en bermsloten. Vanuit deze voorzieningen infiltreert het regenwater in de bodem. Het regenwateroverschot wordt via de bermsloten afgevoerd richting de singels in Drielanden.

De (toekomstige) bedrijven op Drielanden-oost zijn verantwoordelijk voor het inzamelen en aanbieden van regenwater van hun eigen terrein. Om het regenwater zoveel mogelijk te kunnen bergen en infiltreren, wordt het verzameld in wadi's in het openbare gebied. Het plangebied is zodanig ingericht dat het afwaterend oppervlak evenredig over de wadi's wordt verdeeld, zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de bergings- en infiltratiecapaciteit. Onder de wadi's liggen IT-riolen. De wadi's zijn voorzien van overstorten naar deze IT-riolen, die in werking treden bij een waterdiepte van 30 cm. Als op hun beurt de IT-riolen gevuld zijn met water, treedt ook hier een overstort in werking. Vanuit de IT-riolen stort het regenwater over in de bermsloten aan de zuidwestelijke en westelijke rand van het plangebied. De overstorthoogte wordt zodanig ingesteld dat een ontwatering wordt bereikt van minimaal 70 cm-mv.

Bovenstaande beschrijving is met name van toepassing op de zomersituatie. In de winter liggen de IT-riolen volledig beneden het grondwaterniveau, wat inhoudt dat de bergingsruimte niet beschikbaar is voor regenwater. Omdat de buien in de winter minder intensief zijn, is de zomersituatie maatgevend. Het houdt ook in dat in de winter grondwater wordt afgevoerd naar de singels in Drielanden.

De bermsloten staan met elkaar in verbinding. De toegestane peilstijging in de bermsloten wordt afgestemd op de benodigde berging in het gebied. Als randvoorwaarde hiervoor geldt, dat een voldoende drooglegging blijft gegarandeerd. Afvoer vindt plaats via een duiker onder de spoorlijn (BOB op een hoogte van 2,5 m +NAP). Via deze duiker komt het regenwater in het oppervlaktewatersysteem van Drielanden terecht (dat bestaat uit singels, gevoed door sprengkoppen).


Ontwateringsdiepte

De norm voor de ontwateringsdiepte in Drielanden wordt ontleend aan het Waterhuishoudingsplan van provincie Gelderland. Het voorkomen van wateroverlast bij de inrichting van stedelijk gebeid waarbij gestreefd wordt naar het minimaliseren van de totale kosten. Als minimale ontwateringsdiepte voor stedelijke bebouwing geldt in principe 70 cm beneden maaiveld bij een overschrijding van 1 maal per jaar Deze ontwateringsdiepte is gebaseerd op de grondwaterstand bij gebouwen, wegen en kabels en leidingen.

De overschrijding van 1 maal per jaar is gebaseerd op grondwaterstandsmetingen om de 14 dagen. Dit houdt dus in dat een overschrijding gemiddeld 10 à 20 dagen per jaar (aaneengesloten) kan optreden.

Oorspronkelijk waren de grondwaterstanden in Drielanden-oost van nature in de winterperiode te hoog om de vereiste ontwateringsdiepte te halen. Bovendien ligt het plangebied bijna geheel in de grondwaterfluctuatiezone. Vanwege een trendmatige stijging van de grondwaterstanden voorziet Provincie Gelderland in deze zone op langere termijn een risico op structurele overlast door hoge grondwaterstanden, met name in natte perioden. De grondwaterstanden worden daarom beheerst door infiltratie-transport (IT)-riolen die zijn voorzien van een overstort naar de bermsloten langs de Groene Zoomweg en langs de spoorlijn Harderwijk-Amersfoort. Dit systeem maakt deel uit van het bergings- en infiltratiesysteem. Om onnodige afvoer van grondwater te voorkomen zijn de wadi's zoveel mogelijk haaks op de grondwaterstromingsrichting geplaatst. Een groot deel van wadi langs het fietspad parallel aan het spoor voldoet hier niet aan. Hier wordt de afvoer van grondwater beperkt door compartimentering van de wadi.

Het ontwateringsniveau wordt bepaald door de overstorthoogte van de IT-riolen: zodra de grondwaterstand deze hoogte heeft bereikt, stort het over naar de bermsloten. Vervolgens wordt het grondwater via een duiker onder de spoorlijn afgevoerd naar het oppervlaktewatersysteem van Drielanden en Stadsweiden.


Voorkomen van bodem- en grondwaterverontreiniging

De wadi's functioneren als een bodempassage. Bij regenbuien spoelt het vuil van straten en daken naar de wadi's. Eventuele verontreinigingen die via het regenwater in een wadi terechtkomen, blijven daarin achter. Als de neerslagintensiteit zo groot is dat de overstorten naar de IT-riolen in werking treden, is het overstortende regenwater van een zodanige kwaliteit dat risico's op bodem- en grondwaterverontreiniging beperkt zijn. Indien sprake kan zijn van structurele activiteiten op verharderde terreinen waarbij reëel risico op verontreiniging van hemelwater en/of grondwater bestaat, dan dient hiervan afstromend hemelwater apart opgevangen te worden en aangesloten op het vuilwaterstelsel.

Om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen als zich op een bedrijventerrein een calamiteit voordoet, zijn de overstorten in de wadi's afsluitbaar uitgevoerd. Bij een eventuele calamiteit op een bedrijventerrein wordt van de betreffende wadi de overstort naar het IT-riool afgesloten. Daarnaast moeten de bedrijven bronmaatregelen treffen conform de zorgplicht Wet bodembescherming. Als ten gevolge van een calamiteit toch verontreinigende stoffen in de wadi terechtkomen, blijft de bodemverontreiniging lokaal en kan deze naderhand snel worden verwijderd door het afgraven van de verontreinigde grond.

Om een eenvoudige controle op foutaansluitingen, knelpunten of vervuilingsbronnen mogelijk te maken dient hemelwater afkomstig van daken en terreinverharding op de erfgrens bovengronds aangeboden te worden. Hemelwater afkomstig van de daken en de terreinverharding komt dan in de wadi's langs de straat terecht. Het heeft de voorkeur dat het hemelwater bovengronds over de terreinverharding afvoert richting straat. Zo nodig kunnen molgoten aangebracht worden om het water te geleiden. Bij langgerekte percelen (>40 m) kan het voorkomen dat afvoer over het oppervlak niet haalbaar is zonder dat ongewenste hoogteverschillen met omliggende percelen ontstaan. In die gevallen is het toegestaan om met verdiepte goten of infiltratieleidingen het water af te voeren richting de dichtstbijzijnde wadi. Uitgangspunt blijft is dat de het hemelwater aan de voorkant van de gebouwen bovengronds wordt aangeboden.

Bedrijven zijn verplicht het hemelwater (regenwater) op de juiste wijze af te voeren naar de wadi's.

Om de kwaliteit van het regenwater zo goed mogelijk te houden gelden de volgende maatregelen:geen gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, lood, koper en eventueel andere uitlogende materialen of deze materialen beplakken met een folie zodat geen uitloging optreedt;

Bij wegen, paden en parkeerterreinen geldt dat:

  • geen of beperkt gebruik van wegenzout is toegestaan;
  • chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet zijn toegestaan;
  • verduurzaamd hout niet mag worden gebruikt.

Tevens is de zorgplicht van toepassing die inhoudt dat een ieder verplicht is om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen.


Van perceeleigenaren wordt verlangd dat zij met bovenstaande rekening houden bij de terreininrichting cq. bedrijfsvoering en (pro)actief maatregelen treffen indien een verontreiniging dreigt. Hieronder valt ook het toezien/aanspreken op eventuele risicoverhogende handelingen van gasten/klanten/leveranciers die zich op de percelen bevinden.

5.7.5 Waterveiligheid

Het maaiveld in het plangebied ligt ruim boven de +2m NAP waarmee ook op lange termijn de veiligheid tegen overstroming vanuit oppervlaktewater is gegarandeerd.

5.7.6 Procedures

Voor de wateraspecten is een watertoets doorlopen. Hierbij zijn de van belang zijnde wateraspecten die zijn gehanteerd bij de "Watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020" geselecteerd. Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het definitief watertoetsdocument Drielanden-Oost d.d. 8 juli 2004 waarin ook het wateradvies van de waterbeheerders is verwerkt.

Voor deze watertoets heeft op 14 april 2004 en 13 mei 2004 overleg plaatsgevonden tussen waterbeheerders Waterschap Veluwe en Provincie Gelderland. De waterbeheerders hebben de wateraspecten beoordeeld en zijn hiermee akkoord.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.