direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Drielanden - Bedrijvenpark Tonsel 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00073-0003

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.1 zoals die zijn opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 1, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1, zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. de verkoop van motorbrandstoffen, lpg daaronder niet begrepen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • d. tankshop, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG', met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • e. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en uitsluitend voorzover dit aktiviteiten betreft die gelieerd zijn aan de toegestane bedrijven zoals bedoeld in lid a en b, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 2.400 m2;
  • f. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend voorzover dit detailhandel betreft door de toegestane bedrijven zoals bedoeld in lid a, met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 255 m2;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • k. voet- en fietspaden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Detailhandel, horeca en kantoor als ondergeschikte nevenaktiviteit is in de bestemming inbegrepen.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en het bebouwingsgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de situering wordt vastgelegd door de grenzen van het bebouwingsgebied en het verankeringspunt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte (m)' bedragen de bouwhoogten niet minder of niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die minder of meer bedragen.
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' bedragen de bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
    • 4. het bouwen van bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat:
      • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • b. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
      • c. het verankeringspunt niet van toepassing is.
    • 5. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrale zone' gelden naast het bepaalde onder 1 tot en met 4 nog de volgende bepalingen:
      • a. het bebouwingsgebied beslaat de gehele kaveldiepte en 0.7 keer de kavelbreedte;
      • b. het verankeringspunt waar de bedrijfsbebouwing haar oorsprong vindt ligt op het kruispunt van kavelvoorgrens en kavelzijgrens;
      • c. ten westen van de hoofdontsluiting van het Bedrijvenpark Tonsel ligt het verankeringspunt op de westelijke kavelzijgrens;
      • d. ten oosten van de hoofdontsluiting van het Bedrijvenpark Tonsel ligt het verankeringspunt op de oostelijke kavelzijgrens;
      • e. vanuit het verankeringspunt is een minimaal te bebouwen deel van het bebouwingsgebied vastgelegd van 0,4 keer de kavelbreedte;
      • f. langs de westelijke hoekkavels wordt minimaal 0,7 keer de kaveldiepte op de grens bebouwd;
      • g. op de oostelijke hoekkavel wordt in beide richtingen vanuit het verankeringspunt minimaal 0,4 keer de aanliggende kavelbreedte op de grens bebouwd, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot de westelijke perceelsgrens niet minder dan 10 m mag bedragen.
        afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00073-0003_0012.jpg"
    • 6. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - groene zone' gelden naast het bepaalde onder 1 tot en met 4 nog de volgende bepalingen:
      • a. het bebouwingsgebied beslaat vanuit het midden van de kaveldiepte twee keer 0,4 keer de kaveldiepte en 0,7 keer de kavelbreedte;
      • b. het verankeringspunt waar de bedrijfsbebouwing haar oorsprong vindt ligt in het midden van de westelijke kavelzijgrens, met dien verstande dat voor de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen' geldt dat het verankeringspunt in het midden van de oostelijke kavelzijgrens ligt;
      • c. vanuit het verankeringspunt is een minimaal te bebouwen deel van het bebouwingsgebied vastgelegd van 0,4 keer de kavelbreedte.
        afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00073-0003_0013.jpg"
    • 7. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - landelijke zone' gelden naast het bepaalde onder 1 tot en met 4 nog de volgende bepalingen:
      • a. het bebouwingsgebied beslaat de gehele kaveldiepte en 0.7 keer de kavelbreedte;
      • b. de bedrijfsbebouwing reikt aan de zuidzijde tot aan de kavelgrens, aan de noordzijde is een strook bepaald waarin niet gebouwd mag worden;
      • c. het verankeringspunt waar de bedrijfsbebouwing haar oorsprong vindt ligt op het kruispunt van kavelvoorgrens en westelijke kavelzijgrens;
      • d. vanuit het verankeringspunt is een minimaal te bebouwen deel van het bebouwingsgebied vastgelegd van 0,4 keer de kavelbreedte.
        afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00073-0003_0014.jpg"
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 10 m;
    • 3. op de gronden met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG':
      • a. de bouwhoogte ten hoogste 5 m mag bedragen;
      • b. de afstand tussen afleverzuilen ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen en de westelijke perceelsgrens tenminste 20 m bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 lid a onder 5, 6 en 7 en toestaan dat afgeweken wordt van de situering van de hoofdbebouwing op de kavel, met dien verstande dat:

  • a. de uitgangspunten zoals genoemd in de "Beeldkwaliteitscriteria voor ontwikkelgebieden Tonsel" (bijlage 1 van de Toelichting) zoveel mogelijk gewaarborgd blijven;
  • b. de hoofdbebouwing op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrale zone' in de bouwgrens wordt gebouwd;
  • c. aan de straatzijde tenminste 30% van de kavelbreedte over de halve kaveldiepte vrij blijft van bebouwing, met dien verstande dat dit uitsluitend van toepassing is voor de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrale zone';
  • d. de kavel voor ten hoogste 70% mag worden bebouwd.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de gebouwen binnen het bouwperceel;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandel rechtstreeks verband houdt met of rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit;
    • 2. de omvang niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 4. de verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen niet is toegestaan;
    • 5. de verkoopruimte en het hoofdgebouw van het bedrijf zich op hetzelfde perceel bevinden.
  • b. Horeca als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als niet-zelfstandige horeca, met dien verstande dat:
    • 1. de horeca wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie;
    • 2. de horeca wat oppervlakte en ruimtelijke uitstraling betreft ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
    • 3. de horeca uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie;
    • 4. de openingstijden van de horeca passen binnen de openingstijden van de hoofdfunctie.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 3.1 sub a ten behoeve van het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of voor bedrijven die van een hogere categorie zijn, mits deze bedrijven naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de onder 3.1, lid a genoemde categorieën, met dien verstande dat bevi-inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een zelfstandig kantoor als ondergeschikte nevenactiviteit bij een in lid 3.1 onder a of b genoemd bedrijf/PDV, met dien verstande dat:
    • 1. De kantooractiviteit uitsluitend administratieve, financiële en/of juridische dienstverlening omvat, die gelieerd is aan het toegestane bedrijf;
    • 2. De kantooractiviteit uitsluitend plaatsvindt binnen het hoofdgebouw van het gelieerde bedrijf en/of perifere detailhandel;
    • 3. De omvang niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak;
    • 4. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.
  • c. De afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de externe veiligheid.