Plan: | Binnenstad - Schoenmakersstraat 7-11 en Vleeshouwersteeg 14 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.BP00059-0004 |
In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door een industrieterrein, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij het opstellen van ruimtelijke plannen met betrekking op geluidgevoelige bestemmingen moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geluidhinder. Deze normen gelden voor bestaande en nieuwe situaties. Rond gezoneerde industrieterreinen, spoorwegen en wegen zijn in de Wet geluidhinder akoestische aandachtsgebieden vastgelegd, zogenaamde zones.
De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB en de ten hoogst toelaatbare waarde is 63 dB, voor binnenstedelijk gebied. De voorkeursgrenswaarde vanwege een gezoneerd industrieterrein is 50 dB(A) en de ten hoogst toelaatbare waarde is 55 dB(A).
Voor de binnenstad van Harderwijk is in 2003 door de gemeenteraad de geluidsnota binnenstad gemeente Harderwijk vastgesteld. In deze nota is de binnenstad opgedeeld in 2 gebieden met een eigen gebiedsgrenswaarde. Dit is het feitelijke plafond voor het gehele gebied. Door deze methode hoeft niet meer voor elke vergunning of handhavingzaak beoordeeld te worden welke normering moet worden gehanteerd. Ook zijn in de nota de normeringen opgenomen voor evenementen.
Het voorliggende plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een weg of het bedrijventerrein Lorentz. Aangezien de bestaande situatie met betrekking tot de mogelijkheid van wonen niet wijzigt, is er geen akoestisch onderzoek verricht. Het voorliggende bestemmingsplan maakt immers uitsluitend extra erfbebouwing mogelijk.
Bij bestaande situaties waar geen nieuwe geluidsgevoelige functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Wanneer een bestaande woning of een andere geluidsgevoelige bestemming een uitbreiding wenst te realiseren, moet bij de omgevingsvergunning voor het bouwen worden aangetoond dat sprake is van een aanvaarbare binnenwaarde (bijvoorbeeld 33 dB bij woningen).
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatiënten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg of 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen.
Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden. Ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. Het plangebied ligt ook niet binnen de 50-meter contour van de N302.
In het kader van dit bestemmingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Uit het geldende bestemmingsplan binnenstad blijkt dat de binnenstad een gebied is dat van oudsher intensief door de mensheid is bewoond en gebruikt. Door dit intensieve gebruik is de kwaliteit van grond en grondwater negatief beïnvloed (verontreinigd). Uit bodemonderzoeken die in de binnenstad zijn uitgevoerd, komt naar voren dat de grond over het algemeen matig, tot soms ook sterk, verhoogde waarden aan PAK en zware metalen bevat. In het grondwater zijn ook verhoogde gehaltes gemeten.
Indien bij nieuwbouw gronden moeten worden ontgraven, moet rekening worden gehouden met het feit dat de vrijkomende grond niet schoon is en dat deze grond niet zonder meer elders kan worden toegepast. Daarnaast mag er geen verontreinigd grondwater worden onttrokken zonder toestemming van de provincie Gelderland (uitgebreide procedure).
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande erfbebouwing legaliseert is er geen bodemonderzoek uitgevoerd. Bij eventuele toekomstige bouwaanvragen zal er een bodemtoets moeten plaatsvinden die aangeeft of er milieuhygiënische bezwaren zijn tegen de voorgenomen bouw. Het bodemonderzoek wordt getoetst aan de geldende normen en er wordt gekeken of de milieuhygiënische bodemkwaliteit volstaat voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden.
Elke geur kan boven een bepaalde concentratie hinder veroorzaken. De dichtstbijzijnde geurbronnen afkomstig van bedrijvigheid bevinden zich op het industrieterrein Haven. Met de verkleuring van het industriegebied Haven van bedrijvigheid naar wonen zal een aantal geurbronnen verdwijnen. Voor geurgevoelige objecten wordt het bestemmingsplan niet gewijzigd.
Het milieuaspect geurhinder vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Inleiding
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Bedrijven
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn risiconormen opgenomen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen voor een aangewezen groep bedrijven. Deze risiconormen gelden zowel voor besluiten conform de Wet milieubeheer als de Wet ruimtelijke ordening. Bij het Bevi hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de Revi regelt de uitvoering van het Bevi.
In het Bevi zijn twee veiligheidsnormen voor de omgeving van risicobronnen opgenomen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico van 10-6 jaar (een kans van 1 op een miljoen per jaar) is voor kwetsbare objecten een grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht. Het Bevi is slechts van toepassing op specifiek in het besluit aangewezen categorieën van bedrijven.
In of nabij het plangebied liggen geen bedrijven die onder het Bevi vallen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uit 2004 van toepassing. Het regime voor de toepassing
van de circulaire is vergelijkbaar met het Bevi. Dat geldt met name voor de normen voor het plaatsgebonden risico en de afweging van het groepsrisico (inclusief zelfredzaamheid en hulpverlening) en de lijst van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De circulaire is een voorbode van wettelijke risiconormering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire schrijft geen vaste veiligheidsafstanden voor. De afstanden zijn afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de vervoerde gevaarlijke stoffen.
In Harderwijk liggen drie transportroutes waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd die risico's opleveren: de A28, de N302 en de spoorlijn. De overige wegen leveren geen relevante risico's op. De aard en hoeveelheid gevaarlijke stoffen die over de randmeren worden vervoerd leveren ook geen relevante risico's op voor Harderwijk.
In het plangebied of in de directe nabijheid daarvan liggen geen transportroutes met bijbehorend invloedsgebied.
Buisleidingen
Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen en voor de uitvoering daarvan geldt de Regeling externe veiligheid buisleidingen.
In de gemeente Harderwijk ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. De aardgasleidingen van de Nuon zijn geen hogedruk leidingen en voor externe veiligheid niet relevant. Transportleidingen voor brandbare vloeistoffen liggen niet in de gemeente Harderwijk.
De aardgastransportleiding heeft een bijbehorend invloedsgebied. Belangrijk hierbij is dat een invloedsgebied rond een hogedruk aardgastransportleiding geen formeel vastgestelde zone is, maar een regionaal afgesproken zone.
De hogedruk aardgastransportleiding met bijbehorend invloedsgebied van de Gasunie ligt niet in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.
Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 20% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken.
De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft in het milieubeleidsplan beleidsdoelen opgenomen om de leefomgeving klimaatbestendig te maken. Met behulp van 6 thema's waaronder woningbouw moet een bijdrage geleverd worden. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt.
Omdat er binnen het voorliggende plangebied geen nieuwe woningbouw mogelijk wordt gemaakt, is er op het gebied van duurzaamheid niet veel te winnen.