direct naar inhoud van Artikel 3 Detailhandel
Plan: Binnenstad - Schoenmakersstraat 7-11 en Vleeshouwersteeg 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00059-0004

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grondlaag;
  • b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen boven de begane grondlaag;
  • c. wonen op de begane grondlaag van het gehele bouwperceel, uitsluitend voor zover de gronden nader zijn aangeduid met 'wonen';
  • d. parkeren, uitsluitend op of boven peilniveau;

een en ander met de bijbehorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. speel- en groenvoorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep en bed & breakfast mede begrepen. Het gebruik van de kelder anders dan als opslagruimte annex bergruimte is niet begrepen.

De begane grondlaag is mede bestemd voor de ontsluiting van bovengelegen woningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend de oprichting van aaneengesloten bebouwing is toegestaan;
    • 2. op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
    • 3. de gronden mogen voor 100 % worden bebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte (m)' bedragen de minimale en maximale goothoogten niet meer dan de aangegeven goothoogten, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de maximale goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen, met dien verstande dat:
      • a. voor aangebouwde aan-, uit- en/of bijgebouwen geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met ten hoogste 0,25 m;
      • b. de bouwhoogte van aangebouwde aan-, uit- en/of bijgebouwen niet meer bedraagt dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 6. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 7. de voorgevel van het hoofdgebouw dient voor het geheel in de op de plankaart aangegeven bouwgrens te worden geplaatst;
    • 8. de afdekking van gebouwen bestaat uit een kap, niet zijnde een platte afdekking;
    • 9. de kapvorm en nokrichting dient overeen te stemmen met de bestaande kapvorm en nokrichting;
    • 10. met inachtneming van het bepaalde onder 9 mag de dakhelling niet minder dan 45º en niet meer dan 65º bedragen;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat:
    • 1. erfafscheidingen geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 meter;
    • 2. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van het behoud en de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de binnenstad nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaatsing van bijgebouwen ten opzichte van het bijbehorende hoofdgebouw, waarbij de eis kan worden gesteld dat deze met een gevel op of op een afstand van niet minder dan 1 m uit de perceelgrenzen dienen te worden gebouwd;
  • 2. de plaatsing en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens erfafscheidingen zijn begrepen, waarbij afhankelijk van de situering en het doel van deze bouwwerken, een hoogtemaat tussen 0,2 m en 2 m als eis kan worden gesteld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat de verdiepingen worden gebruikt voor niet voor het publiek toegankelijke ruimten voor ondersteunende functies, zoals opslag, magazijn, kantoor, sanitair, kantine, met dien verstande dat voldoende is aangetoond dat de verdieping blijvend ongeschikt is voor bewoning;
    • 2. het bepaalde in lid 3.2 onder a 6. en toestaan dat ten hoogste twee panden worden samengevoegd tot één;
  • b. De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de cultuurhistorische waarden;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. de woonsituatie;
    • 4. de milieusituatie.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan de bestemming wijzigen in die zin dat:
    • 1. aan de begane grondlaag van een of meerdere afzonderlijke bouwpercelen de bestemming 'Wonen' wordt toegekend, indien de detailhandels- of dienstverleningsfunctie is of wordt beëindigd;
    • 2. ten aanzien van de begane grondlaag van een of meerdere afzonderlijke bouwpercelen de functie 'horecabedrijf, categorie B1' zoals omschreven in bijlage 1 wordt toegekend door toevoeging van de aanduiding 'horeca van categorie B1';
  • b. De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de cultuurhistorische waarden;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. de woonsituatie;
    • 4. de milieusituatie.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het schilderen van gevels, bestaande uit schoon metselwerk en/of;
    • 2. het aanbrengen van stucwerk op gevels, bestaande uit schoon metselwerk;
    • 3. het toepassen van andere dan de bestaande materialen;
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de ontsluiting vanaf de begane grond van woningen op de verdieping te verwijderen, te slopen of ongedaan te maken;
  • c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • d. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • e. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het belang van de bescherming en veiligstelling van de cultuurhistorische waarden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. De onder b bedoelde vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voorzien in een alternatieve bereikbaarheid van de woningen op de verdieping.
3.7 Specifieke gebruiksregels
3.7.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

3.7.2 Aan huis verbonden beroep

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 75 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

3.7.3 Bed & breakfast

Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.