Plan: | Buitengebied - P-Veluwe |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.BP00031-0003 |
Harderwijk is gelegen op de grens tussen Veluwe en Randmeren. In de structuurvisie die momenteel ontwikkeld wordt voor de Zuidelijke stadsrand, is één van de doelen die de gemeente Harderwijk zich stelt om deze ruimtelijk bijzondere ligging beter onder de aandacht te brengen aan de passanten van Harderwijk op de A28. Dit kan door middel van een herkenbaar object. Door het toevoegen van een herkenningsobject zal getracht worden meer bezoekers te genereren en dus ook een economische impuls tot stand te laten komen. De belangrijkste plek waar door middel van ruimtelijke toevoegingen de kwaliteit van Harderwijk langs de A28 goed zichtbaar gemaakt kan worden, is ter plaatse van de P-Veluwe. Op deze locatie kruisen de A28 en N302 elkaar en ligt eveneens een fietsroute die Harderwijk met de Veluwe verbindt (locatie Boekhorstlaan).
De ovatonde die in opdracht van de provincie Gelderland (hierna Provincie) in de Leuvenumseweg is aangelegd, diende gedeeltelijk te worden gesitueerd op gronden die in eigendom waren van Van der Valk Hotel Harderwijk B.V. (hierna Van der Valk). De voor de aanleg benodigde gronden zijn door Van der Valk aan de Provincie in eigendom overgedragen en geleverd. In ruil daarvoor heeft de Provincie aan Van der Valk grond in eigendom overgedragen en geleverd aan de Boekhorstlaan, locatie P-Veluwe. Op deze grond wenst Van der Valk een beeldmerk te ontwikkelen dat goed zichtbaar zal zijn vanaf de A28.
Aanvankelijk was het plan om een paal met het beeldmerk van Van der Valk ('toekan') te realiseren. Voor de gemeente heeft een paal ruimtelijk gezien weinig toegevoegde waarde. Voor het versterken van de recreatieve functie van het transferium en vanuit de wens van de gemeente om een koppeling tot stand te brengen tussen stad en Veluwe, is het idee ontstaan één en ander te realiseren in de vorm van een uitkijktoren. In onderling overleg tussen Van der Valk en de gemeente is een plan ontwikkeld voor een uitkijktoren met bovenop een Toekan die als het ware op zijn nest zit.
Om voldoende zichtbaar te zijn vanaf de A28 zal het noodzakelijk zijn om het herkenningsobject inclusief beeldmerk een hoogte van 50 meter te geven. Met name de bomen in de middenberm van de A28 (komende uit het noorden) zorgen ervoor dat de toren anders amper zichtbaar is.
Omdat de uitkijktoren niet in het geldende bestemmingsplan past, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitkijktoren met beeldmerk planologisch-juridisch mogelijk.
De parkeerplaats waarop de uitkijktoren wordt gerealiseerd ligt ten zuidoosten van de stad Harderwijk, aan de Boekhorstlaan. De parkeerplaats ligt ingeklemd tussen de A28, de provinciale weg N302 en de Deventerweg. De uitkijktoren zal aan de rand van het parkeerterrein aan de zijde van de A28 worden geplaatst, zodat deze zichtbaar is vanaf de snelweg.
Voor de aanleg van het parkeerterrein is een procedure ex artikel 19, lid 1 WRO gevoerd. De uitkijktoren past hier niet binnen. Het bestemmingsplan "Tweelingstad 1973" is dan ook van toepassing. Het plan ter realisering van de uitkijktoren is echter in strijd met dit bestemmingsplan. Zowel het gebruik van de gronden, als de uitkijktoren is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan "Tweelingstad 1973". De grond is bestemd voor parken, plantsoenen, bermstroken en andere tot het plan behorende groenvoorzieningen, met de daarbij behorende paden en speelterreintjes.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van onderhoud, toezicht en het gebruik als speelterrein, met dien verstande, dat:
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een herziening van dit bestemmingsplan.
De toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied - Uitkijktoren P-Veluwe' bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Bij dit bestemmingsplan behoren verder de regels en de verbeelding. Beide zijn opgenomen in het tweede deel van dit bestemmingsplan. De regels en de verbeelding zijn juridisch bindend.
De parkeerplaats ligt ten zuidoosten van de stad Harderwijk en ligt ingeklemd tussen de Rijksweg A28, de Provinciale weg N302 en de Deventerweg. De locatie van de uitkijktoren ligt zo dicht mogelijk tegen de A28 aan, op het parkeerterrein. Vanwege de gewenste zichtbaarheid van de mast vanaf de A28 is gekozen voor de ligging vlak naast de Deventerweg.
Harderwijk ligt tegen het Veluwemassief aan. De N302 is voor Harderwijk de ingang tot dit natuurgebied. De Veluwe kan zich qua kwaliteit en omvang meten met de grotere natuurlandschappen in Europa. Het is het grootste natuur-bos-landschap van Nederland. Om die reden is de Veluwe in de Europese ecologische hoofdstructuur ('Natura 2000'-netwerk) opgenomen.
Het gebruik en de economische betekenis van de Veluwe moet zorgvuldig worden afgestemd op ecologische, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten én behoud en versterking van deze kwaliteiten. Dit betekent bewust investeren in herstel en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van natuur en recreatie. Een goede infrastructuur is daar onderdeel van.
De uitkijktoren wordt op de P-Veluwe gerealiseerd. De P-Veluwe en de carpoolplaats zijn reeds gerealiseerd. Het plangebied is grotendeels verhard en ingericht als parkeerterrein. In de zuidwesthoek bevindt zich een (overdekte) fietsenstalling. Het terrein wordt ter hoogte van de oosthoek ontsloten via een entree aan de Boekhorstlaan. Tussen de Rijksweg A28 en het plangebied bevindt zich een houtsingel. Het terrein is aan de overige zijden omheind met een hekwerk. Tussen de Ceintuurbaan en het plangebied bevindt zich een enkele tientallen meters brede groenstrook. De uitkijktoren is geprojecteerd in de noordwesthoek. Deze locatie is momenteel volledig verhard met asfalt.
Ten behoeve van de P-Veluwe zijn 100 parkeerplaatsen aangelegd. Voor de carpoolplaats zijn 60 parkeerplaatsen aangelegd. De parkeerplaats is verlicht en voorzien van beveiligingscamera's. Het terrein is niet bedoeld voor vrachtwagens, ter voorkoming hiervan is bij de toegang een hoogtebegrenzer gerealiseerd.
De onderstaande foto is genomen op de toekomstige locatie van de uitkijktoren.
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sindsdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.
Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:
De drie rijksdoelen zijn in het SIVR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal
belang'.
In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor het plangebied.
Op 9 juli 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.
In de omgevingsvisie is opgenomen dat het een provinciale ambitie is om de regionale centrumfunctie van Harderwijk het versterken.
Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en bereikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.
De structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.
De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:
Op het gebied van recreatie en toerisme wil Harderwijk haar kwaliteiten beter benutten in de vrijetijdssector voor zowel de dag- als de verblijfsrecreatie. De ontwikkeling van een uitkijktoren draagt hier positief aan bij.
Op basis van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 moet de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld. De Beleidskaart Archeologie is tot stand gekomen door onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP- rapport 2050 "Een actualisatie en herziening van de archeologische verwachting").
In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden. Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.
Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellinggrenzen aangeven. Het beleid is om in bestemmingplannen een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellinggrenzen.
Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.
In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.
In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:
Voor bouwinitiatieven die gekeerd zijn naar een gebied met zware toets zoals binnenstad, winkelcentra en invalswegen/dragers geldt een zogenaamde zware toets. Voor deze gebieden gelden de zwaarste welstandscriteria uit de welstandsnota, omdat deze bebouwingen in belangrijke mate bepalend zijn voor de beeldkwaliteit van de gemeente. Harderwijk wordt immers vooral beleefd vanaf en vanuit deze belangrijkste invalswegen, ruimtelijke dragers en gebieden. Daarom richt het beleid zich op het versterken en verbeteren van de beeldkwaliteit in het beschermd stadsgezicht (binnenstad) en wijkwinkelcentra en aan invalswegen/dragers.
Voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied, waarin de criteria uit de welstandsnota niet voorzien, kunnen afzonderlijke beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitsplannen kunnen door de raad vastgesteld worden als welstandscriteria die gelden als aanvulling op de welstandsnota.
Omdat de uitkijktoren langs invalswegen wordt gesitueerd, zijn voor het realiseren van de uitkijktoren met beeldmerk in paragraaf 4.2 van deze toelichting beeldkwaliteitseisen geformuleerd. Deze beeldkwaliteitseisen zullen gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden vastgesteld als welstandscriteria voor dit gebied.
Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.
Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.
Dit zijn de tritsen:
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer. Per 1 januari 2013 zijn Waterschap Veluwe en Waterschap Vallei en Eem samen gegaan als waterschap Vallei en Veluwe. Omdat dit Waterschap nog bezig is met beleidsharmonisatie wordt, bij de toetsing van dit plan, getoetst aan het beleid van het voormalige waterschap Veluwe. De deelgebieden lagen binnen het werkveld van dit waterschap.
De leidende principes voor het waterbeheer zijn:
Om zijn taak uit te kunnen oefenen, maakt het waterschap gebruik van de Keur. De Keur is een door het waterschapsbestuur vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. Deze regels gelden voor toestanden en handelingen op en vlakbij waterkeringen, watergangen en kunstwerken zoals duikers. De Keur bevat de ligging en maatvoering van waterstaatkundige werken en waterpartijen, alsmede de onderhoud- en beschermingszones. Het waterschap levert de gemeente deze gegevens aan, teneinde de hoofdwatergangen en waterkeringen, inclusief de onderhoud- en beschermingszone in het bestemmingsplan te regelen en de bouwmogelijkheden, voor zover noodzakelijk te kunnen regelen.
Waterschap Vallei en Veluwe is beheerder en bevoegd gezag voor zowel waterkwantiteit als -kwaliteit van de primaire watergangen (voor gemeente Harderwijk ook de watergangen in het stedelijk gebied). Voor werkzaamheden op, aan of in nabijheid van watergangen en waterkeringen geldt de Keur en heeft het waterschap algemene regels op gesteld.
In het kader van een harmonisatieslag naar aanleiding van de fusie tussen waterschappen Veluwe en Vallei en Veluwe (2013) zijn per 1 januari 2014 de algemene regels van de keur ingrijpend herzien.
Voor het plangebied relevante algemene regels betreffen o.a.:
Een van de algemene regels (3.2.54) betreft lozen van hemelwater op oppervlaktewater vanaf nieuw verhard oppervlak groter dan 0,15 ha binnen de bebouwde kom en 0,4 ha buiten de bebouwde kom. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van 100 jaar: 88 mm per 24 uur. Tot aan deze T=100 neerslaggebeurtenis mag er niet meer dan 2x de landelijke afvoer afgevoerd worden op het oppervlaktewater (hiervoor is een kaart met landelijke afvoernormen opgesteld; voor stedelijk gebied is dat 3 l/s/ha). Bijvoorbeeld: uitgaande van de afvoernorm voor stedelijk gebied dient een bergingsvoorziening aangelegd te worden waarmee 60 mm hemelwater per aangesloten m2 verhard oppervlak uur 'dynamisch' in het hemelwatersysteem vastgehouden moet kunnen worden. Dynamisch berging betekent dat de infiltratiecapaciteit vanuit het hemelwatersysteem naar de ondergrond (mm/24 uur) aan de bergende capaciteit van het hemelwatersysteem toegerekend mag worden.
Volgens de Keur gelden op en langs de primaire watergangen inspectie- en onderhoud zones die gevrijwaard dienen te blijven en waarvoor bijzondere bepalingen gelden. Deze zone betreft in principe een stook van 5 meter aan weerszijde van de watergang, gemeten vanaf de waterrand. Uit onderstaande themakaart blijkt dat er geen hoofdwatergang in het plangebied aanwezig is.
Het Waterplan Harderwijk 2013-2018 is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "Streven naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem/waterketen, die aansluiten bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Harderwijkse grondgebied voor nu en in de toekomst".
In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen. Het plangebied is op deze kaart niet specifiek aangeduid.
In het verbreed GRP zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd:
Stedelijk Afvalwater:
Hemelwater:
Grondwater:
Grondwaterneutraal bouwen:
Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht
worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is.
Om de ruimtelijk bijzondere ligging van Harderwijk beter onder de aandacht te brengen is een ruimtelijk herkenningsobject wenselijk. Er is gekozen voor een object in de vorm van een uitkijktoren. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om vanaf een hoog niveau de ruimtelijk bijzondere ligging van Harderwijk te ervaren, uitkijkend over de stad, van randmeren tot ver over de Veluwe. Deze kwaliteit zal toegankelijk zijn voor zowel de bewoners van Harderwijk als recreatieve bezoekers van de stad. Daarnaast wil Van der Valk graag een reclame-uiting ontwikkelen op hun grond op de P-Veluwe die goed zichtbaar zal zijn vanaf de A28. Door de ontwikkeling van een uitkijktoren met logo ontstaat een win-win situatie die voor alle betrokken partijen wenselijk is. Van der Valk is duidelijk herkenbaar met een eigen logo, de uitkijktoren waarop dit logo geplaatst wordt, biedt de mogelijkheid tot recreatief gebruik voor zowel bewoners als bezoekers van Harderwijk. Het zal een aantrekkelijke signaalfunctie langs de A28 opleveren, die de P-Veluwe accentueert en daarmee een spin-off kan genereren voor een intensiever gebruik van deze locatie, zoals omschreven in de gebiedsvisie voor de zuidelijke stadsrand. De toegevoegde waarde is de recreatieve kwaliteit die geboden wordt.
De uitkijktoren zal in de zuidwesthoek van het parkeerterrein worden aangelegd. Zodra men onder het viaduct van de Deventerweg doorrijdt, ziet men de verwijzing en kan dan besluiten om de afslag te nemen. Om voldoende zichtbaar te zijn boven de bomen, zal de uitkijktoren een hoogte krijgen van 50 meter inclusief beeldmerk. Het plateau met uitkijkpunt ligt op een hoogte van circa 46 meter.
Om de gewenst beeldkwaliteit van de uitkijktoren met beeldmerk te waarborgen zijn onderstaande beeldkwaliteitseisen geformuleerd. Deze beeldkwaliteitseisen worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan tevens vastgesteld als zijnde een toevoeging aan de welstandsnota.
Op dit moment is er in de zuidwesthoek van het parkeerterrein een fietsenstalling aanwezig. In de toekomst kan deze fietsenstalling wellicht geïntegreerd worden in één gebouw, waarin ook andere ondersteunende voorzieningen een plek hebben, zoals een wacht- en/of schuilgelegenheid, informatievoorzieningen en een toiletgelegenheid. Dit gebouw zal een maximale goothoogte van 4 meter hebben en een maximale bouwhoogte van 8 meter.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
De uitkijktoren betreft geen gevoelig gebruik. De locatie is voor zover bekend altijd in gebruik geweest als weiland en/of paardenweide. Hierdoor is de locatie in principe aan te merken als onverdacht voor bodemverontreiniging. Door de ligging naast de rijksweg A28 bestaat de mogelijkheid dat door depositie bijvoorbeeld zware metalen en PAK op de locatie terecht zijn gekomen. Dit is echter niet genoeg reden om een bodemonderzoek uit te voeren omdat het toekomstig gebruik niet gevoelig is. De locatie is niet kadastraal geregistreerd met betrekking tot bodemverontreiniging.
Voor de aanleg van de uitkijktoren is de uitvoer van een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Vanwege de ligging nabij de rijksweg is vrij grondverzet aan de hand van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan niet mogelijk. Eventueel vrijkomende grond zal moeten worden gekeurd conform bijvoorbeeld Ap04 alvorens deze elders kan worden toegepast.
Op 14 maart 2014 is er een digitale watertoets uitgevoerd. Uit deze digitale watertoets (zie bijlage 1) kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden liggen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met de volgende aandachtspunten voor water:
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op onze website, -link-.
Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met de Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
De mate waarin geluid dat wordt veroorzaakt door het wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen. De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB en de ten hoogst toelaatbare waarde is 63 dB, voor binnenstedelijk gebied.
De uitkijktoren langs de A28 is niet van invloed op het geluidniveau. Het genereert geen extra verkeer, maar is bedoeld om de bijzondere ruimtelijke ligging van Harderwijk onder de aandacht te brengen, alsmede om de parkeerplaats als P-Veluwe en carpoolplaats en het nabij gelegen hotel Van der Valk bekendheid te geven.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatienten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg en 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen.
De nieuwe ontwikkeling, zijnde een uitkijktoren langs de A28, is niet van invloed op de luchtkwaliteit. De uitkijktoren is geen gevoelige bestemming en het genereert geen extra verkeer. In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO voor de aanleg van P-Veluwe en de carpoolplaats is de luchtkwaliteit onderzocht (zie bijlage 2). De uitkomst was als volgt:
Uit de berekeningen blijkt dat de grenswaarden van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 zowel met als zonder aanleg van de parkeervoorziening niet worden overschreden.
Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
De uitkijktoren ligt niet binnen contouren van 10-6/jaar voor het plaatsgebonden risico en een uitkijktoren is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmering op.
De uitkijktoren ligt binnen een aantal invloedsgebieden van transportroutes voor gevaarlijke stoffen (A28 en N302) een buisleiding voor het transport van aardgas. Een uitkijktoren heeft door het geringe aantal personen en de korte verblijftijd van de personen die de uitkijktoren beklimmen geen invloed op het groepsrisico.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Met betrekking tot de soortenbescherming is de werkingssfeer van de Flora- en faunawet niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft het soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Omdat een ruimtelijk plan geen significante gevolgen mag hebben voor een te beschermen gebied en/of soort, heeft BügelHajema Adviseurs b.v. in 2010 een onderzoek gedaan naar de consequenties van de aanleg van een uitkijktoren. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De conclusies luiden als volgt:
Beschermde gebieden
Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op enige afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met het Streekplan Gelderland 2005 en de Omgevingsvisie 2009. Het is aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, om deze conclusie te bevestigen.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Dat betekent dat buiten het broedseizoen wordt gewerkt of voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.
Uitvoerbaarheid uitkijktoren
Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en de noodzaak van ontheffingen.
Het is aan het bevoegd gezag om de visie dat er geen sprake zal zijn van negatieve effecten op beschermde gebieden en een noodzaak tot vergunningen te bevestigen.
In 2008 heeft RAAP een bureau- en inventariserend onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd, dat er geen archeologische waarden zijn aangetroffen en er geen belemmeringen zijn voor de aanleg van een carpoolplein en een P-Veluwe op het terrein (zie bijlage 4). De nieuwe ontwikkeling die in dit bestemmingsplan bij recht wordt opgenomen, namelijk een uitkijktoren, heeft een oppervlak van minder dan 100 m², waardoor verder archeologisch onderzoek niet nodig is. Op de gemeentelijke beleidskaart is de locatie dan ook aangegeven als "Archeologisch onderzocht" en vrijgegeven.
Van groot belang is dat het bestemmingsplan met de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de inwoners van Harderwijk als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures. Er is dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan.
De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.
De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2013-06.
De gronden hebben de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' gekregen. De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen deze bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen de bestemming. Zo is naast het realiseren van een openbaar toegankelijke uitkijktoren ook parkeren ten behoeve van het carpoolen en de P-Veluwe mogelijk gemaakt.
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De uitkijktoren mag een afmeting hebben van maximaal 50 meter hoog inclusief een beeldmerk. De hoogte van een beeldmerk mag niet meer bedragen dan 7 m.
In onderling overleg tussen Van der Valk en de gemeente Harderwijk is een plan ontwikkeld voor de realisering, exploitatie en instandhouding van een uitkijktoren met een beeldmerk ten behoeve van Van der Valk. De hiermee gemoeide kosten worden door Van der Valk gedragen. De helft van het bedrag, met een maximum van € 150.000, wordt beschikbaar gesteld door de Provincie via het Stads- en Regiocontract. Momenteel worden de met Van der Valk gemaakte afspraken nader uitgewerkt.
Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes). Het onderhavige bestemmingsplan is aan te merken als een postzegelplan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Buitengebied - P-Veluwe" is aan diverse instanties toegezonden.
Er zijn reacties van de provincie Gelderland, waterschap Veluwe (inmiddels Vallei en Veluwe), de VNOG en de Gasunie ontvangen.
De provincie Gelderland merkt op dat in het plan geen provinciale belangen aan de orde zijn. Het waterschap laat weten geen op- of aanmerkingen te hebben. De VNOG heeft geen beperkende opmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan. De Gasunie merkt op dat de invloedsfeer van de net buiten het plangebied gelegen gastransportleiding binnen het plangebied ligt. De belemmeringenstrook bedraagt 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding en reikt daarmee tot circa een halve meter binnen het plangebied. Verzocht wordt om de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' in het bestemmingsplan op te nemen.
Omdat het voorliggende plangebied straks geheel wordt opgenomen in het nog op te stellen bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand", is er nu voor gekozen om het plangebied te verkleinen. De belemmeringenstrook valt dan geheel buiten het voorliggende plangebied. In het toekomstige bestemmingsplan "Zuidelijke Stadsrand" wordt deze belemmeringenstrook vanzelfsprekend opgenomen.
De reactie heeft geleid tot het wijzigen van de plangrens van het bestemmingsplan.