1.1 Het plan
het bestemmingsplan 'Klein Amerika 6 te Groesbeek ' met identificatienummer NL.IMRO.0241.KleinAmerika6-GVS1 van de Gemeente Groesbeek.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.6 Aan- huis- verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 Afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.
1.9 Ambachtelijke bedrijvigheid
een bedrijf dat, met gebruikmaking van slechts enkele medewerkers, in hoofdzaak gericht is op het op kleinschalige wijze en geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen en/of installeren van goederen of het op vergelijkbare wijze verlenen van diensten; hiertoe wordt ook gerekend het, als ondergeschikte functie, verkopen en/of leveren van goederen die rechtstreeks verband houden met het ambacht of de dienstverlening; wat betreft milieu-uitstraling in ruimtelijk-planologisch opzicht dient er bovendien sprake te zijn van (zeer) beperkte hinder.
1.10 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig zijn van wetenschappelijke van belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 Bedrijf
een inrichting of instelling gericht het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 Bedrijfsmatig
het uitoefenen van een bedrijf.
1.15 Bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
1.16 Begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.17 Bestaand(e situatie)
- bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.18 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 Boerenkamer
een binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen opgenomen recreatief woonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.25 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 Camping
een inrichting gericht op het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met de bijbehorende sanitaire voorzieningen en voorzieningen voor openluchtrecreatie.
1.30 Chalet
een verblijf of onderkomen, van lichte constructie (zonder vaste fundering) en van lichte materialen zodat het relatief eenvoudig (in een geheel of enkele delen) te verplaatsen is, en geen kampeermiddel of stacaravan zijnde, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond, en daardoor als bouwwerk aan te merken is.
1.31 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.33 Erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarische bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning.
1.34 Erfbeplantingsplan
plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.
1.35 Escortbedrijven
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.36 Functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.37 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 Hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.
1.41 Industriële bedrijvigheid
bedrijvigheid die gekenmerkt wordt door de productie en verwerking van materiële goederen of artikelen in fabrieken en ondernemingen, gekenmerkt door een hoge graad van mechanisering en automatisering of het op een vergelijkbare wijze verlenen van diensten.
1.42 Kampeermiddel
- een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.43 Kampeerplaats
standplaats ten behoeve van één kampeermiddel.
1.44 Kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bedoeld om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.45 Kelder
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.46 Landschappelijke inpassing
het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven.
1.47 Landschapswaarden/landschappelijke waarden
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.48 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.49 Nevenactiviteit
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.50 Omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.51 Omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.52 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.53 Ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.
1.54 Onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark, caravan, voor zover deze/dit niet als een bouwwerk is aan te merken.
1.55 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.56 Overkapping
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel maximaal aan drie zijden begrensd door gevels van belendende gebouwen en welke constructief niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.57 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.58 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen een vergoeding.
1.59 Raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.60 Recreatief medegebruik
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen als wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
1.61 Recreatiewoning
een gebouw bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden. Recreatiewoningen zijn gelegen in het buitengebied en maken normaal gesproken geen deel uit van kampeerterreinen of andere recreatiecomplexen.
1.62 Ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.63 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.64 Stacaravan
caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.65 Straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.66 Trekkershutten
een klein gebouw, van niet meer dan 30 m², dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende kortere perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten.
1.67 Trekkerstenten
een klein verblijf, van niet meer dan 30 m², bestaande uit lichte constructie en materialen waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel, stacaravan of chalet, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende kortere perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten, en dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond, en daardoor als bouwwerk aan te merken is.
1.68 Voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.
1.69 Voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).
1.70 Werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.71 Woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.72 Zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee bouwpercelen, die voor-en achterzijde van een bouwperceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.1.2 Bebouwd oppervlakte van een bouwperceel
De buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.
2.1.3 Bebouwingspercentage
De gebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.
2.1.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.5 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.1.6 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:
- de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
- de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
- bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.
2.1.7 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 Peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
2.2 Toepassing van maten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘
Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - boerderijcamping', een boerencamping met niet meer dan 50 kampeerplaatsen voor kampeermiddelen;
- grondgebonden agrarische bedrijven en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van het bouwvlak, waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen', voorzieningen ten behoeve van de boerencamping;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ondergeschikte horeca', ondergeschike horeca ten behoeve van de boerencamping;
- ter plaaste van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - boerenkamers', niet meer dan 3 boerenkamers;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - uitkijkplateau', een uitkijkplateau;
- één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor het reliëf van erosiedalen ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal’;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de volgende regels:
3.2.1 Algemene bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan het agrarisch bedrijf toegestaan, waarbij het bouwvlak volledig mag worden benut;
- gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning;
- ten behoeve van de boerencamping mag uitsluitende ter plaatst van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen' gebouwd worden.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- de afstand tussen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
- de dakhelling mag niet minder bedragen dan 25°;
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
3.2.5 Uitkijkplateau
Voor het bouwen van een uitkijkplateau ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - uitkijkplateau' gelden de volgende bepaling:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².
3.2.6 (Sleuf)silo's, kuilvoerplaten en ondergrondse mestbassins
- sleufsilo’s en kuilvoerplaten zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2 m.
- sleufsilo’s of kuilvoerplaten dienen aansluitend aan de bestaande bebouwing te worden gerealiseerd.
- de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
- de bouwhoogte van overige silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
3.2.7 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning en de bouwhoogte van gesloten afrasteringen niet meer mag bedragen dan 1 m.
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte van lichtmasten binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - boerderijcamping' niet meer mag bedragen dan 3 m.
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
- in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub b zijn erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
- de afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en omvang van bebouwing voor zover zulks noodzakelijk is:
- voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
- artikel 3 lid 2.2 sub a voor het bouwen op een grotere afstand dan 15 m van een ander agrarisch bedrijfsgebouw, mits:
- dit noodzakelijk is voor een doelmatige inrichting van het perceel ten behoeve van de bedrijfsvoering;
- er geen sprake is van een onevenredige verkeerstoename;
- er geen tweede woning wordt gerealiseerd;
- de nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 8 lid 1 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten;
- er geen beperkingen optreden voor in ontwikkelingsmogelijkheden van in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven;
- het milieuhygiënisch inpasbaar is;
- het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Voorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen' mogen voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de boerencamping, met een maximum van 195 m².
3.5.2 Ondergeschikte horeca
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ondergeschikte horeca' mag ondergeschikte horeca aanwezig zijn ten behoeve van de boerencamping, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
3.5.3 Boerenkamers
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - boerenkamers' is het toegestaan om maximaal drie boerenkamers ingericht te hebben, waarbij geldt dat de oppervlakte per boerenkamer niet meer mag bedragen dan 50m².
3.5.4 Beplanting
Het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming is alleen dan toegestaan, indien het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels, binnen een jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en aldus in stand wordt gehouden.
3.5.5 Uitbreiding bestaande veestapel
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken binnen deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Beplanting
Bij afwijking van het gestelde onder
artikel 3 lid 5.4 kan de opzet van het beplantingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, worden gewijzigd ten behoeve van een andere inrichting van de gronden conform de bestemming. Hierbij geldt de voorwaarde dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd blijft, dit naar het oordeel van een volgens het college terzake deskundige.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- algemeen:
- het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
- het veranderen en/of verwijderen van verkavelingsvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden;
- het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het verwijderen van houtopstanden, bos-, natuur- en landschapselementen;
- en tevens ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal:
- het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van de teelt van veevoedergewassen, akkerbouw, vollegrondsgroente-, siergewassen- of bloembollenteelt, tenzij gebruik wordt gemaakt van niet kerende grondbewerking (mulchen) en het aanplanten langs hoogtelijnen.
3.7.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 3 lid 7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
- door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
- voor de in artikel 3 lid 7.1 genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.
Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden
4.2 Bouwregels
- voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Afwijken van de bouwregels
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard, of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverharding, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
4.4.2 Uitzonderingen
Het onder
artikel 4 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
- artikel 4 lid 4.1 de in genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag van archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als rapport beschouwd.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
6.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van bedrijfsmatige uitoefening van detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid, industriële bedrijvigheid, seksinrichtingen en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie, behoudens voor zover dat rechtstreeks verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik;
- het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning voor bewoning, als zelfstandige woning of bedrijfswoning, als afhankelijke woonruimte of voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
- het gebruik van chalets, recreatiewoning, stacaravans, trekkershutten, trekkerstenten of kampeermiddelen voor bewoning.
7.2 Mantelzorg
Het gebruik van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- een dergelijke tijdelijke bebouwing is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- de inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³;
- de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
- de afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Landschappelijke kenmerken
8.1.1 Zuidelijk hellinggebied
Ter plaatse van de aanduiding 'zuidelijke hellinggebied' zijn de gronden mede bestemd voor:
- behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;
- versterking afwisseling van open en besloten delen;
- behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;
- behoud inzijging regenwater in de bodem.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3.5 m zal bedragen;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
- de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend staat- en bebouwingslint;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige voorwaarden;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden, en
- de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
10.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Ter plaatse van de aanduiding zoals op genomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik, zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'.
Met betrekking tot de illegale bedrijfswoning wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de persoon/personen die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Groesbeek als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het adres zoals opgenomen in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'.
'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht'
| Aanduiding | Adres | activiteit |
| 'sg - por' | Klein Amerika 6a | bedrijfswoning |
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Klein Amerika 6' van de gemeente Groesbeek