direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Groesbeek, Molenweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPMolenweg12-VGS1

Artikel 4 Wonen

4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 bouwregels
4.2.1

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
4.2.2

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers alleen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, met in achtneming van het volgende:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden
      minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 50 m2 en maximaal 20 m2 voor carports, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen maximaal respectievelijk 3 m en 5,5 m;
  • d. bouwhoogte voor carports maximaal 3 m.
4.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
4.3 specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. seksinrichtingen.
4.4 afwijking van de gebruiksregels
4.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  • a. het betreft een bedrijf, dat voorkomt op de bij deze voorschriften behorende 'Staat van inrichtingen' (bijlage I) dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in die staat van inrichtingen opgenomen bedrijven;
  • b. de voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingspercentage, de maatvoering en de situering van de bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • c. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijvigheid mag maximaal 40% bedragen van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen en buiten het bouwvlak, maar niet meer dan 30 m2;
  • d. op het perceel blijft een woning gehandhaafd met een vloeroppervlak van ten minste 80 m2;
  • e. het onbebouwde gedeelte van het perceel wordt niet aangewend ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  • f. de bestaande parkeervoorzieningen worden niet onevenredig belast;
  • g. geen detailhandel vindt plaats, behoudens voor zover het daarbij gaat om detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten;
  • h. cumulatie van bedrijvigheid leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
4.4.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.