direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Woningbouw Pompweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPBouwplanPompweg-GVS1

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

met de bij de woning behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, achterpaden, opritten, parkeerplaatsen en bouwwerken, alsmede - bij wijze van nevenactiviteit - voor het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.

Eén en ander overeenkomstig de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals deze is opgenomen in 3.1.2 en met dien verstande dat voorzien moet worden in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In deze regel is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1. met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten. Bij het uitoefenen van de in de aanhef bedoelde beroepen respectievelijk het verlenen van de genoemde diensten, dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. de voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingspercentage, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde onder 3.2 blijven van kracht;
  • b. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de uitoefening c.q. de vestiging van beroep mag maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, bedragen;
  • c. het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt;
  • d. de bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt;
  • e. cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Situering van de gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. bijbehorende bouwwerken, in de vorm van aan en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede carports zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen".

3.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. woningen dienen met een plat dak of met een kap afgedekt te worden, waarbij de dakhelling van de kap niet minder mag bedragen dan 20º en niet meer dan 60º;
  • e. voor de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens geldt dat deze aan minimaal één zijde niet minder dan 2,5 m mag bedragen;

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken
a Aan- en uitbouwen

Voor aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • 2. de diepte van een aan- of uitbouw aan de achtergevel van een hoofdgebouw in de bouwwijze "vrijstaand" mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • 3. aan- en uitbouwen mogen worden uitsluitend voorzien worden van een plat dak;
  • 4. in afwijking van het bepaalde in 3.2.3 sub b en c is aan de voorgevel van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen" een aan- of uitbouw in de vorm van een erker toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • a. de diepte mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • b. de oppervlakte van een erker mag niet meer dan 6 m² bedragen;
    • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • d. er dient sprake te zijn van een afdekking door middel van een plat dak of kap waarbij de dakhelling indien sprake is van een kap niet meer dan 60° mag bedragen;
    • e. de breedte mag niet meer bedragen dan 3/5 van de oorspronkelijke voorgevel;
    • f. de afstand tot de naar de weg gekeerde erfgrens dan wel -grenzen mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
  • 5. de bebouwde oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 70 m² bedragen.

b Bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • 1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • 3. de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen;
  • 4. het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 bedragen;
  • 5. de bebouwde oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 70 m² bedragen.

c Carports

Voor carports gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van carports mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • 2. de bebouwde oppervlakte voor carports mag niet meer dan 20 m² bedragen.

3.2.5 Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en de aanduiding "bijbehorende bouwwerken".

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van

overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd voor de voorgevelrooilijn, mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. voor de voorgevelrooilijn zijn geen zwembaden toegestaan;
  • c. voor antennes ten behoeve van de RTV-ontvangst geldt dat de bouwhoogte van de woning wordt vermeerderd met 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd achter de voorgevelrooilijn, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 2 m, de oppervlakte van open zwembaden telt niet mee bij de ten hoogste toegelaten bebouwde oppervlakte.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan van het bepaalde in 3.2.6 voor het bouwen van (erf)afscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig karakter ter plaatse.

3.3.2 Afwijking antenne

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 sub c voor de bouw van een hogere antenne, mits:

  • a. de hoogte van de antenne, met inbegrip van de voet, niet meer bedraagt dan 5 m;
  • b. door die grotere hoogte de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijbehorende bouwwerken en ondergrondse gebouwen;
  • b. een seksinrichting;
  • c. bedrijvigheid, niet zijnde de beroepen en diensten als omschreven in lid 3.1.1

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1, teneinde vestiging van bedrijven toe te staan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het een bedrijf betreft, dat voorkomt op de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in die Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven;
  • b. de voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maatvoering en de situering van de bebouwing onverkort van kracht blijven;
  • c. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijvigheid maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, bedraagt, doch ten hoogste 30 m² mag beslaan;
  • d. op het perceel een woning gehandhaafd blijft met een vloeroppervlak van ten minste 80 m²;
  • e. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt aangewend ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  • f. de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig worden belast;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens voor zover het daarbij gaat om detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten;
  • h. cumulatie van bedrijvigheid niet leidt tot onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.