direct naar inhoud van Artikel 10 Waarde - Archeologie
Plan: Buitengebied, derde herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.bpbgderdeherz-VSG1

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden – 1', de bescherming van oude woongrond;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden – 2', de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde hoge archeologische verwachtingswaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden – 3', de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde hoge archeologische verwachtingswaarden ten aanzien van de restgeul van de Linge;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden – 4', de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde middelmatige archeologische verwachtingwaarden.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  • a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan:
    • 1. 100 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 1';
    • 2. 500 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 2';
    • 3. 1.000 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 3' en gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 4'.

10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning wint hij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    • 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    • 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    • 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.

  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    • 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    • 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan:
      • 100 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 1';
      • 500 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 2';
      • 1.000 m², voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 3' en gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden - 4';
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
      • gelet op de elders in deze voorschriften genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
      • reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  • c. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.