direct naar inhoud van Regels
Plan: Rhenoy Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.RHErhenoynoord-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rhenoy Noord met identificatienummer NL.IMRO.0236.RHErhenoynoord-VSG1 van de gemeente Geldermalsen;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht opconsumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de bijbehorende gebouwen met behouwd van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Onder een huisgebonden bedrijf wordt onder meer verstaan de exploitatie van een theetuin/terras en een bed&breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

1.4 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.5 aan-een-gebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.6 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.10 agrarisch bedrijf:

een akkerbouw-, bloementeelt- of ander tuinbouwbedrijf, al dan niet met vee, met uitzondering van intensieve veehouderij, boom- en heesterkwekerij en fruitteelt;

1.11 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bed & breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden:

verhuur van kamers in een gebouw ten behoeve van verblijfsrecreatie, waarbij het gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.16 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 Bouwbesluit

het Bouwbesluit, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de gornd is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.29 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd;

1.32 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.33 hoekwoning:

een woning, gelegen aan de uiteinde van een blok met meerdere woningen; deze kunnen worden uitgevoerd als sociale huurwoning dan wel sociale koopwoning;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden:

een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

1.36 infiltratie:

een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking;

1.37 kampeermiddel:

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan,al dan niet een bouwwerk zijnde; waarvoor ingevolge de Woningwet geen bouwvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.38 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het (afgewerkte) terrein ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.39 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.40 ondergronds:

onder het niveau van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.41 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden ;

1.42 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.43 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een escortbedrijf, een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.45 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.46 teeltondersteunende voorzieningen:

boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten;

1.47 theetuin/terras:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door prive-siertuinen bij woningen gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober met als nevenactiviteit het verstrekken van het niet alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, verranda e.d. van maximaal 100 m2;

1.48 tussenwoning:

aan-een-gebouwde woningen met uitzondering van de hoofdgebouwen aan de uiteinde van de bouwmassa; deze worden uitgevoerd als sociale huurwoning dan wel sociale koopwoning;

1.49 twee-aan-een gebouwde woning:

blok van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben;

1.50 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie gericht op het verblijf van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij tenminste één overnachting plaatsvindt;

1.51 vlonder

een langs een oever gelegen bouwwerk dat bestaat uit een vloerconstructie waarlangs het afmeren van boten niet is toegestaan;

1.52 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.53 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.54 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.55 waterkering:

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam;

1.56 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.57 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.58 zelfstandige woonruimte:

woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.

Artikel 2 Wijze van meten

  • A. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen een bouwvlak, uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.4 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 peil:

Voor gebouwen:

  • a. in niet geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
  • b. in geaccidenteerd terrein en voorzover het gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter van het openbaar gebied, geldt het volgende:
    • 1. voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
    • 2. voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd op een afstand groter dan 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende, bestaande afgewerkte terrein;

Voor andere bouwwerken:

  • c. de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende agrarische bedrijfsgronden;
  • b. het behoud, de instandhouding en het herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en infiltratie;
  • e. voet- en fietspaden;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een constructie die niet onoverkomelijk is voor de passage van kleine zoogdieren en amfibieën.

3.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het oprichten van niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de teeltondersteunende voorzieningen staan ten dienste van en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • c. de oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 1 hectare;
  • d. de teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de periode april - oktober;
  • e. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarbij een inrichtings- en beplantingsplan ter beoordeling aan een landschapsdeskundige wordt ingediend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als parkeerplaats voor motorvoertuigen;
  • b. voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en stacaravans voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
  • a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap;
    • 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    • 3. het scheuren van grasland;
    • 4. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van veevoedergewassen;
    • 5. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 6. het aanleggen, verharden en verwijderen van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 100 m2;
    • 7. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, en de inrichting van visoevers;
    • 8. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploiratieonderzoek;
    • 10. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
3.5.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien de in lid 3.1 omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken geen onevenredig nadelige gevolgen voor de naast liggende gebieden hebben.

3.5.3 Uitzondering op verbod

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden, die:

  • a. tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een aanlegvergunning was verleend.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplanting;
  • b. water en watergangen met een gezamenlijk oppervlakte van ten minste 2.700 m2;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en infiltratie;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-vlonder': een vlonder;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  • b. overige bouwwerken.
4.2.2 Gebouwen
  • a. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • b. het oppervlakte van een gebouw mag niet meer mag bedragen dan 12 m2.
4.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,25 m met uitzondering van verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten, afrastering van speelvoorzieningen, en speelvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan dan 8 m;
  • b. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 25 m2 per bouwwerk;
  • c. in afwijking op het bepaalde onder b mag het aanduidingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-vlonder' volledig worden bebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 ten aanzien van de gestelde maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m zal bedragen;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang komt;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in 'Woongebied' met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7, met dien verstande dat:

  • a. van deze wijzigingsbevoegdheid slechts gebruik mag worden gemaakt nadat ten minste 39 van de beoogde woningen op de gronden met de bestemming 'Woongebied' in dit plan zijn verkocht;
  • b. het totaal aantal woningen in dit plan op de gronden met de bestemming 'Woongebied' na wijziging niet meer bedraagt dan 80;
  • c. de woningen vrijstaand, twee-aan-een of aaneengebouwd mogen worden gebouwd met dien verstande dat het totaal aantal tussenwoningen in dit plan op de gronden met de bestemming 'Woongebied' na wijziging ten minste 20 bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c kan worden toegestaan dat maximaal twee tussenwoningen worden vervangen door hoekwoningen, mits deze worden uitgevoerd als sociale huur- of koopwoning;
  • e. op de gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd' de tussenwoningen worden gerealiseerd;
  • f. de voorste bouwgrens zodanig wordt geprojecteerd dat de afstand tot de bestemmingsgrens ten minste 3 meter bedraagt.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden en parkeergelegenheid;
  • b. groenvoorzieningen en beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair, waaronder in ieder geval afvalcontainers.

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
  • b. overige bouwwerken.
5.2.2 Gebouwen
  • a. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • b. het oppervlakte van een gebouw mag niet meer mag bedragen dan 12 m2.
5.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,25 m met uitzondering van verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten, afrastering van speelvoorzieningen, en speelvoorzieningen, waarvan de bouwghoogte niet meer dan 8 m mag bedragen;
  • b. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 25 m2 per bouwwerk.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 ten aanzien van de gestelde maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte voor overige bouwwerken, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang komt;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en watergangen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en infiltratie;
  • c. waterbeheersing en waterafvoer;
  • d. oeververbindingen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. duikers;
  • g. taluds;
  • h. groenvoorzieningen en beplanting;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en met inachtneming van de Keur van het waterschap.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 2 m.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroep, met in achtneming van het bepaalde in lid 7.4;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeren, ontsluitingswegen en verkeersruimte;
  • e. groenvoorzieningen en beplanting;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. overige bouwwerken.
7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de aangeduide bouwvlakken, waarbij de gehele voorgevel in of ten hoogste 5 meter achter de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd;
  • b. het totaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan 55, met dien verstande dat ten minste 25% van het aantal te realiseren woningen als tussenwoning dient te worden gebouwd;
  • c. de woningen mogen vrijstaand, twee-aan-een of aaneengebouwd worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de woningen aaneen dan wel twee aaneen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat het bepaalde onder b onverminderd van toepassing is;
  • d. er mogen niet meer dan 5 woningen aaneen worden gebouwd;
  • e. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt:
    • 1. van aaneengebouwde woningen ten hoogste 10 m;
    • 2. van twee-aan-een gebouwde woningen 12 m;
    • 3. van vrijstaande woningen 15 m;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de goothoogte van vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • h. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • i. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 400 en ten hoogste 800;
  • j. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw dan wel één zijde van een twee-aaneen gebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 m;
  • k. de afstand van een hoekwoning van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 1 m.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen, met uitzondering van een uitbouw met een diepte van maximaal 1,5 m en een resterende diepte van de voortuin van tenminste 2 m;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 3,50 m;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de begane grondlaag van het hoofdgebouw waar tegenaan wordt gebouwd, met een maximum van 6 m;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk maximaal 3 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van tenminste 3 meter van de perceelsgrens bedraagt maximaal 5 meter;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand kleiner dan 3 meter van de perceelsgrens bedraagt maximaal 3 meter;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste:
    • 1. 60 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 200 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 200 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 100 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2;
    • 4. 125 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2;
  • i. in aanvulling op het bepaalde onder h. mag het van toepassing zijnde bebouwingspercentage, dat hieronder is aangegeven en afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, niet worden overschreden;
Bebouwingspercentage    
Vrijstaand   30%  
Twee-aaneen   40%  
Aaneengebouwd   50%  
7.2.4 Overige bouwwerken
  • a. overige bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn maximaal 2 m bedragen en voor de voorgevel maximaal 1 m;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van zwembaden mag niet meer dan 0,50 m bedragen;
  • e. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwen voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder b voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel met een groter diepte met dien verstande dat die uitsluitend bij hoekwoningen is toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m zal bedragen;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang komt;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.3.2 Bouwhoogte:

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder g voor een grotere goothoogte voor vrijstaande en tweeaaneen gebouwde woningen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Parkeren:

Het gebruik van vrijstaande woningen en twee aaneengebouwde woningen is toegestaan mits per woning ten minste 2 bruikbare parkeerplaatsen op eigen terrein in stand worden gehouden.

7.4.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikte voor beroepsmatige activiteiten maximaal 40% van de woning bedraagt met een maximum van 45 m2;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. wordt voorzien in voldonede parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning.
7.4.3 Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.3, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedijrfsmatige activiteit; in afwijking hiervan kan een internetwinkel wel worden toegestaan, mits er geen sprake is van een afhaalpunt;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a. t/m f. bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaatsvinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van het terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m2;
  • k. in geval de activiteit bed & breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden betreft, is permanente bewoning ten behoeve van deze activiteit niet toegestaan;
  • l. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 7.4.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding. Eén en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 2 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits:

  • a. hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat;
  • b. vooraf schiftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven of egaliseren van de gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, het bebossen of het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeeraangelegenheden of andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies (anders dan in lid 8.1 is aangegeven);
  • e. het opslaan van zaken.
8.4.2 Uitzonderingen

Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen aanleg- of omgevingsvergunning vereist was;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en beheer overeenkomstig de bestemming van deze gronden;
8.4.3 Verlening

De onder 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de rioolpersleiding en vooraf toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 9.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen geldt dat alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  • a. ondergronds bouwen niet is toegestaan onder vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. de verticale diepte maximaal 5 m mag bedragen.
11.2 Parkeernormen

Bij het oprichten van gebouwen dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen af te kunnen wikkelen, met dien verstande dat:

  • a. de parkeernormen gelden zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeernormen;
  • b. ten aanzien van tussenwoningen het benodigd aantal parkeerplaatsen op openbare gronden mogen worden aangelegd;
  • c. ten aanzien van de overige woningen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden aangelegd;
  • d. de parkeerplaatsen duurzaam in stand worden gehouden.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken :

  • a. van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandig bewonen;
  • b. van bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte;
  • c. voor seksinrichtingen.
12.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 onder b voor het toestaan van het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen, als bedoeld in 'Woongebied' als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. maximaal één afhankelijke woonruimte per bouwperceel is toegestaan;
  • c. de oppervlakte per afhankelijke woonruimte maximaal 75 m2 bedraagt;
  • d. het betreffende bijgebouw is gesitueerd op een afstand van maximaal 20 m uit de betreffende woning;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 vrijwaringszone - dijk - 1
13.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;

13.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk -1' mag niet worden gebouwd;

13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.2, met nachtneming van de volgende regels:

    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
13.2 vrijwaringszone - watergang
13.2.1 Omschrijving

De voor 'vrijwaringszone - watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterschapsbelangen ten behoeve van de aan deze zone grenzende watergang.

13.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

13.2.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 ten einde de bouw van bouwwerken ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen dan bedoeld in lid 13.2.1 toe te staan, mits:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
13.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - watergang' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 cm;
    • 2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
  • b. het verbod, zoals hierboven bedoeld, is niet van toepassing, op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • c. de werken en/of werkzaamheden als hierboven bedoeld zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de watergang.
13.3 Spuitzone

Ter plaatse van de aanduiding 'Spuitzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemming(en), geen nieuwe woningen worden opgericht.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene afwijking maten

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning in geringe mate afwijken van het bepaalde in dit plan, voor:

  • a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
14.2 Bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning in geringe mate afwijken van de plaats en richting van de grenzen van bouwvlakken indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of nauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

14.3 Kleine gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten openbare nutte, het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, c.a.i.-kastjes, abri's e.d., met dien verstande dat:

  • a. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rhenoy Noord.