Plan: | Oude Hoevenseweg 8 Tricht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.Oudhoevenseweg8-VSG1 |
Het gebied de 'Leidsche Hoeven' wordt ingericht als één aangesloten natuurgebied. Het gebied ligt ten oosten van de Bisschopsgraaf te Tricht. In dit gebied worden landbouwgronden omgezet in natuur en bestaande natuur wordt versterkt. De provincie Gelderland ontwikkelt het gebied door een verbinding te leggen tussen het reeds bestaande natuurgebied van het Gelders landschap de Regulieren en Landgoed Mariënwaardt. Om draagvlak te creëren werkt de provincie Gelderland al enige jaren nauw samen met de gemeente Geldermalsen, partnerorganisaties, grondeigenaren en Waterschap Rivierenland. Door middel van gevoerde overleggen is consensus ontstaan over de omzetting van de gronden. Om de huidige agrarische functie van de aangekochte percelen op termijn om te kunnen zetten naar een natuurfunctie moet van diverse percelen de huidige agrarische bestemming worden gewijzigd. Deze omzetting wordt mogelijk gemaakt door middel van een afzonderlijke planologische procedure.
Onderdeel van de planvorming is de herontwikkeling van boerderijcomplex Oude Hoevenseweg 8. Om de benodigde agrarische gronden voor natuurontwikkeling te kunnen verwerven is door de overheid in het verleden dit perceel aangekocht. De bedrijfsvoerders zijn daarna elders in deze gemeente een nieuw bedrijf begonnen. De provincie heeft de gebouwen onlangs doorverkocht aan een particulier die een plan heeft ontwikkeld om de gebouwen na verbouwing te laten gebruiken voor diverse doeleinden. Hiervoor is de Stichting Natuurbeleving Leidsche Hoeven opgericht.
De hoofdopzet van het plan is het realiseren van een dagactiviteitencentrum, zorgboerderij en een natuurbezoekerscentrum (voor het gebied De Regulieren). Ook een kleine landgoedwinkel en een kleine horecavoorziening (theetuin) zijn voorzien.
Het perceel is nog voorzien van een agrarische bedrijfsbestemming. Om deze reden is de gemeente Geldermalsen een procedure gestart om het perceel met de bestemming 'Landelijk gebied III' en nadere aanduiding 'agrarisch bedrijf >10 - <40 NGE' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd'. Dit bestemmingsplan bevat de juridisch planologische regeling die de wijziging van de agrarische grond naar gemengd mogelijk maakt op het perceel Oude Hoevenseweg 8.
Opbouw van de toelichting
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de geldende planologische situatie. De uitvoeringsaspecten zoals ecologie en water komen in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 volgt de juridische toelichting en hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Oude Hoevenseweg 8 binnen het gebied Leidsche Hoeven gelegen in het rivierengebied ten noordwesten van Tricht en Geldermalsen. Figuur 1 bevat een overzichtskaart van het plangebied.
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied, bron: www.googlemaps.nl
Het gebied 'Oude Hoevenseweg 8 Tricht' is gelegen aan de Oude Hoevenseweg 8 ten westen van de spoorlijn Utrecht-Den Bosch. Ter plaatse is sprake van een voormalig boerderijcomplex bestaande uit diverse agrarische gebouwen en een bedrijfswoning.
Figuur 2: Overzichtskaart plangebied, bron: luchtfoto gemeente Geldermalsen
De hoofdopzet van het plan is om mensen met een beperking via dagbesteding op de locatie of in de directe omgeving werkzaamheden te laten verrichten (onder andere op het vlak van natuur- en landschapsonderhoud). De gebouwen zullen ook deels als bezoekerscentrum gaan fungeren (informatie over natuur, landschap en cultuur van het gebied De Regulieren). Ook een kleine landgoedwinkel en een kleine horecavoorziening (theetuin) maken onderdelen uit van het plan. Daaraast zal een bestaand bijgebouw worden gebruikt voor bed and breakfast. Het is ook de bedoeling dat het bezoekerscentrum straks het formele startpunt wordt voor het klompenpad Leidschehoevenpad. Op het erf zullen hiervoor extra parkeervoorzieningen worden aangelegd. Daarnaast wordt een een rustpunt voor het Fietsroutenetwerk gerealiseerd.
De bestaande (noordelijk gelegen) kapschuur wordt gesaneerd. Herbouw vindt plaats ter plaatse van de bestaande bebouwing, waarbij de totale oppervlakte nagenoeg gelijk blijft, zie onderstaande afbeelding.
Figuur 3: beoogde indeling van het perceel
Onderstaand zijn de beoogde activiteiten nader uitgewerkt:
Ten behoeve van de ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan toont de landschappelijke inpassing van het totale terrein. In het inpassingsplan worden de diverse nieuw aan te leggen landschapselementen tot in detail uitgewerkt en beschreven.
Figuur 4: overzichtskaart inrichtingsplan
De maatregelen, zoals voorgesteld in het inrichtingsplan, zijn onlosmakelijk verbonden met de functieverandering van het agrarisch bedrijf.
Op 28 november 2006 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Geldermalsen vastgesteld. Voor de betreffende percelen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, is in het bestemmingsplan de bestemming "Landelijk gebied III" opgenomen met de nadere aanduiding 'agrarisch bedrijf >10 - <40 NGE'. De in het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Geldermalsen vastgelegde bestemming "Landelijk Gebied III" is door het G.S. besluit van 17 juli 2007 vernietigd (niet goedgekeurd). Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' van de gemeente Geldermalsen van kracht. Het geldende bestemmingsplan is op 27 januari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit plan werd onherroepelijk na de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 januari 2010. De wijzigingen opgenomen in bestemmingsplan Buitengebied, eerste herziening fungeren als aanpassingen van, dan wel aanvullingen op de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Geldermalsen.
Figuur 5: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied' ter plaatse van het plangebied, bron: bestemmingsplan Buitengebied gemeente Geldermalsen.
In artikel 16 van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Geldermalsen zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Eén van de mogelijke wijzigingen betreft de wijziging van gronden van een (niet) agrarisch bedrijf in een andere functie (zie artikel 16.2) tot een maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van 500 m2. Vanwege de overschrijding van de toegestane oppervlakte bedrijfsbebouwing kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsmogelijkheid.
In dit hoofdstuk is een beknopte beschrijving opgenomen van de van toepassing zijnde beleidskaders.
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Deze vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in het PKB Structuurschema Militaire Terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De nationale belangen die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in de AMvB Ruimte. De structuurvisie heeft betrekking op:
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
De Structuurvisie stelt onder andere de volgende nationale doelen (leefbaar en veilig):
Er komt uit de SVIR geen concrete actie of beperking voor dit bestemmingsplan voort. Het voorliggende plan is in overeenstemming met het rijksbeleid.
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau, in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuurnetwerk Nederland, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen werden deze gebieden de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. In het Natuurnetwerk Nederland liggen:
Het plangebied is aangewezen als Natuurnetwerk Nederland. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Titel 2.10 Barro bevat regels omtrent de bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden, de samenhang van de gebieden en de omvang ervan. De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de herinrichting van het gebied 'Leidsche Hoeven' tot één aangesloten natuurgebied en past daarmee binnen de strekking van de Barro voor het onderdeel Natuurnetwerk Nederland. Zie voor een nadere beschrijving van de bescherming van het natuurnetwerk, subparagraaf 3.2.1.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' (Ministerie I en M) heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Met ingang van 1 oktober 2012 dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven dat voldaan wordt aan:
De Rijksladder voor duurzame verstedelijking heeft de provincie Gelderland opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland. Voor een inhoudelijke beoordeling van het bestemmingsplan op de ladder is dan ook nader onderzoek gedaan in de paragraaf over het provinciale beleid.
Op 9 juli 2014 stelden Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie vast. In de visie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.
Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt de geldende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen zijn ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.
Het plangebied ligt gedeeltelijk (het onbebouwde deel van het perceel) binnen het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en deels (bebouwde deel van het perceel) binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Figuur 6: ligging GNN (donkergroen) en GO (lichtgroen), bron: Omgevingsverordening 2014
Het GNN en GO zijn vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor het GNN is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen het GNN geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Ontwikkelingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang. Bij ontwikkelingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het GNN moeten in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen.
De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan 'Natuur' binnen de voormalige Gelderse EHS. Binnen de GO is onder voorwaarden een uitbreiding en nieuwvestiging landelijke ontwikkeling toegestaan. Onder voorwaarden is een beperkte uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling toegestaan. Bij het vellen van een houtopstand wordt voorzien in een extra compensatie ten opzichte van de Boswet.
Daarnaast maakt het plangebied volgens de verordening deel uit van het waardevol open gebied
Het voorliggende plan maakt een functieverandering mogelijk van het bestaande gebouwencomplex. Deze functieverandering vindt plaats naar aanleiding van een eerdere grondverwerving door het rijk ten behoeve van natuurontwikkeling. De nieuwe functies hebben een sterke binding met de nog aan te leggen natuurgebieden in de vorm van natuurbehoud en natuurbeleving. Het bebouwde gedeelte van het perceel, gelegen in de GO, maakt geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het GNN. Hiermee wordt voldaan aan ambities van de provincie Gelderland.
Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking
In het kader van het borgen van de kwaliteit en een duurzame economische structuur hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking voor nieuwe ontwikkelingen. Als de nieuwe situatie qua omvang (aantallen woningen of oppervlaktes) of qua effecten (milieuhinder, verkeer aantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied verandert, is sprake van een (grootschalige) ontwikkeling die afgewogen moet worden. Functieveranderingen op basis van de regionale regelingen, opgesteld naar aanleiding van het Streekplan 2005, zullen over het algemeen kleinschalig van aard zijn, zodat een expliciete afweging met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik niet aan de orde is.
De ladder voor duurzame verstedelijking, op rijks- en op provinciaal niveau, heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waarop de ladder toeziet.
De regio Rivierenland heeft een beleidskader voor functieverandering van agrarische opstallen opgesteld. Dit beleidskader is van toepassing voor de buitengebieden van de gemeenten: Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder Betuwe, Neerrijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel.
Het beleid is geactualiseerd (januari 2016). Enerzijds is deze actualisering noodzakelijk, om het beleid af te stemmen op het provinciale ruimtelijk beleid. Anderzijds bleek er de behoefte te bestaan het beleid op onderdelen te verruimen.
Het beleidskader bevat voorwaarden waaronder medewerking kan worden verleend voor hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing voor woondoeleinden of verscheidene bedrijfsmatige doeleinden. Tevens bevat het beleidskader mogelijkheden voor sloop van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing en vervangende nieuwbouw.
In dit geval is sprake van hergebruik van circa 1.675 m2 aan bebouwing. Daarnaast wordt een schaapskooi gerealiseerd met een bebouwde oppervlakte van circa 50 m2. Dit is meer dan de 500 m2 die volgens het beleidskader rechtstreeks is toegestaan. De gemeente kan gemotiveerd afwijken van deze maat. Een verruiming van bouwmogelijkheden is in dit geval aanvaardbaar te achten. Er ontstaat een compact erf met veel groen (o.a. kleine hoogstamboomgaard) en een moestuin. Een wat verder naar achteren gelegen kapschuur zal worden gesloopt. De overige bebouwing zal grotendeels worden opgeknapt (o.a. verwijdering asbestdaken) en deels worden aangevuld. Achter de bestaande woning met bijgebouw zal daardoor een gebouw ontstaan, samengesteld uit complex van een viertal panden ontstaan waarin de verschillende functies een plaats zullen krijgen. In de nieuwe boomgaard zal een kleine schaapskooi worden gebouwd. De totale oppervlakte aan bebouwing zal ten opzichte van de bestaande situatie niet veel wijzigen.
De plannen voor het voormalige boerderijcomplex Oude Hoevenseweg 8 sluiten qua thematiek naadloos aan bij de natuurontwikkelingsplannen voor de omliggende gronden. Natuurbeleving en natuur- en landschapsonderhoud zijn immers enkele kernbegrippen van de plannen. Aanvullend bevatten de plannen nog een belangrijke sociale en educatieve component door mensen met een beperking in staat te stellen een passende dagbesteding uit te oefenen. De realisatie van een bezoekerscentrum met kleinschalige horeca, in combinatie met het Leidschehoevenpad, levert ten slotte een belangrijke bijdrage aan de versterking van de recreatieve belevingswaarde van het totale omliggende gebied (De Regulieren/Culemborgerwaard).
In 1999 is de structuurvisie 2000-2015 vastgesteld. De visie beschrijft hoe de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen. In 2004 heeft de gemeente de structuurvisie getoetst aan de actualiteit en bruikbaarheid en geconstateerd dat er een aanpassing/aanvulling nodig was. Daartoe heeft de gemeente de notitie Wikken en Wegen opgesteld. De Structuurvisie en de notitie 'Wikken en wegen' vormden gezamenlijk de ruimtelijke visie voor de gemeente Geldermalsen waaraan allerlei projecten/plannen worden getoetst. Uit de actualisatie blijkt dat de strategie met betrekking mobiliteit, bereikbaarheid & infrastructuur voortvarend verloopt. Omdat twee documenten over hetzelfde onderwerp niet praktisch waren, stelde de gemeenteraad in februari 2010 een samenhangend, gecombineerd document vast; de nota 'Lekker leven langs de Linge'.
De basis voor de nota 'Lekker leven langs de Linge' wordt gevormd door de kernkwaliteiten van de gemeente Geldermalsen. De drie kwaliteiten zijn:
In de nota zijn een aantal bouwstenen geformuleerd omtrent de thema's bevolking en woningbouw, verkeer en vervoer, bedrijven en werkgelegenheid, voorzieningenstructuur, buitengebied en landschap.
De structuurvisie doet geen specifieke uitspraken over functieverandering van agrarische bedrijven in het buitengebied. Daarvoor geldt het VAB-beleid, zie paragraaf 3.2.2. De onderhavige ontwikkeling op de gegeven locatie is derhalve niet strijdig met de visie zoals hierboven beschreven.
Totdat de voorgenoemde omgevingsvisie 2030 vastgesteld is, is het huidige visiedocument van kracht. In de raadsvergadering van 27 mei 2008 heeft de gemeenteraad het 'Visiedocument gemeente Geldermalsen' vastgesteld.
De structuurvisie doet geen specifieke uitspraken over functieverandering van agrarische bedrijven in het buitengebied. Daarvoor geldt het VAB-beleid, zie paragraaf 3.2.2. De onderhavige ontwikkeling op de gegeven locatie is derhalve niet strijdig met de visie zoals hierboven beschreven.
Dit hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke en milieutechnische haalbaarheid. Om aan te tonen dat het plan uitvoerbaar is dient er aandacht te worden besteed aan de volgende onderzoeksaspecten: archeologie en cultuurhistorie, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit en dergelijke.
In de onderstaande paragrafen komen de relevante uitvoeringsaspecten terug.
Onderzocht dient te worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
Onderzoek en conclusie
In het onderhavige plan gaat het om de herbouw van bebouwing. Een nadere bodemonderzoek is dan ook noodzakelijk en zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Gelet op het historisch gebruik van de gronden is de verwachting niet dat de resultaten uit het bodemonderzoek leiden tot een (financieel) onuitvoerbaar plan.
Archeologie
De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld.
De gemeente Geldermalsen heeft een eigen beleidsnota Archeologische Monumentenzorg laten opstellen. In deze nota staat vermeld welke archeologische en cultuurhistorische waarden in de gemeente Geldermalsen aanwezig zijn.
Figuur 7: archeologische beleidskaart gemeente Geldermalsen
Aan de verschillende archeologische waarden zijn voorschriften gekoppeld waaruit blijkt bij welke mate van bodemingrepen maatregelen genomen dienen te worden.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Onderzoek en conclusie
De locatie Oude Hoevenseweg 8 ligt op een oude stoomgordel en is een oude bewoningsplaats. Volgens de archeologische beleidskaart, zal bij een verstoring van meer dan 100 m² en een verstoringsdiepte van 30 cm of meer archeologisch vooronderzoek van toepassing zijn. De plicht is volgens de algemene beleidsregels niet van toepassing als het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders. Ook nieuwe gebouwen die maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht zijn vanuit archeologie niet onderzoek plichtig. Afhankelijk van de exacte locatie van de beoogde nieuwbouw kan archeologisch onderzoek aan de orde zijn. Ter bescherming van de potentiële archeologische waarden vindt vertaling plaats van de gemeentelijke archeologische beleidskaart in dit bestemmingsplan.
Voor het perceel zijn er beperkte veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Voor archeologie en cultuurhistorie geldt dat derhalve deze waarden niet worden aangetast door het voorliggende bestemmingsplan. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Inleiding
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. De Watertoets is uitgevoerd en in Bijlage 1 Watertoets opgenomen. In deze paragraaf wordt het geldende waterbeleid beschreven en verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Beleid
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Oppervlaktewater
Het plangebied van het bestemmingsplan wordt aan de buitenzijde grotendeels omringd door (smalle) sloten. Deze hebben allen de status van B-watergangen. Bij de watergangen hoort ook een beschermingszone van 1 meter breed aan weerszijden van de sloot. Overigens liggen de watergangen en/of beschermingszones niet altijd ten volle in het plangebied maar er soms ook net buiten.
Waterberging
Dit plan veroorzaakt in beperkte mate toename van het verhard oppervlak vanwege de parkeervoorzieningen. Dit heeft gevolgen voor de waterhuishouding en daarmee is het plan waterhuishoudkundig relevant. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Het waterschap hecht groot belang aan het instandhouden van en compenseren in open water. Waterberging in kunstmatige bergingsvoorzieningen wordt in principe niet toegestaan.
De toename van het verharde oppervlak bedraagt circa 900 m² ten opzichte van de huidige situatie. Waterschap Rivierenland hanteert de beleidsregel dat voor plannen in landelijk gebied kleiner dan 1.500 m2 geen compenserende maatregelen als gevolg van een de toename van het verhard oppervlak getroffen hoeven te worden. Met onderhavige plan is sprake van een toevoeging van het verhard oppervlak van minder dan 1.500 m2, wat betekent dat compensatie niet noodzakelijk is. Mocht na overleg met het Waterschap Rivierenland wel compensatie nodig zijn, dan biedt het perceel voldoende mogelijkheden om compensenerende maatregelen uit te voeren.
Conclusie
Het aspect water levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig project te toetsen, is een ecologische inventarisatie van beschermde flora en fauna uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 16 januari 2017 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Oude Hoevenseweg 8 in het buitengebied ten noorden van Tricht. Het plangebied betreft een voormalig agrarisch erf met enkele schuren, een kapschuur, verharding, agrarisch perceel en recent ingeplante boomgaard. Permanent oppervlaktewater is aanwezig in aangrenzende perceelsloten. Naast de jonge bomen in de boomgaard zijn nog enkele (te behouden) volwassen bomen aanwezig. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een dagactiviteitencentrum, natuurbezoekerscentrum en kleinschalige horecagelegenheid. De bestaande bebouwing wordt hiervoor verwijderd (kapschuur) dan wel gerenoveerd en/of verbouwd (schuren/stallen e.d.).
Figuur 8: Impressie plangebied (16 januari 2017)
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna www.natuurloket.nl (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 16-01-2017 13:57:56) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat om meerdere vogelsoorten, zoogdiersoorten, amfibieënsoorten en vissoort grote modderkruiper.
De genoemde broedvogels in Quickscanhulp, betreffen allen broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats (zoals buizerd, havik en kerkuil). Van kerkuil zijn in een van de schuren enkele (oude) braakballen aangetroffen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze afkomstig van een kerkuil die de schuur sporadisch als rustplek gebruikt. Jaarrond beschermde nesten van andere broedvogels zijn niet aangetroffen en te verwachten in het plangebied. Mogelijk wordt het agrarisch perceel en de boomgaard wel gebruikt als foerageergebied door bijvoorbeeld buizerd. Door de beperkte aanwezigheid van opgaande groenstructuren zijn verder enkele meer algemeen voorkomende broedvogels zoals merel en Turkse tortel broedend te verwachten.
Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet in het plangebied te verwachten. De bebouwing is ongeschikt als verblijfplaats (zo ontbreken spouwmuren en invliegruimten onder dakpannen) en in de bomen zijn geen ruimten aangetroffen die als zodanig kunnen fungeren. Het plangebied vormt beperkt geschikt foerageergebied voor vleermuissoorten als laatvlieger en gewone dwergvleermuis.
In het plangebied zijn plantensoorten van voedselrijke omstandigheden zoals Engels raaigras, brede weegbree en madelief aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden gezien de terreingesteldheid ook niet in het plangebied verwacht.
In het plangebied en de directe omgeving zijn enkele beschermde diersoorten zoals veldmuis, huisspitsmuis, bosmuis, gewone pad en bruine kikker te verwachten. Voor deze soorten geldt in de provincie Gelderland echter een vrijstelling van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.10 eerste lid Wnb.
De watergangen grenzend aan het plangebied zijn niet bemonsterd op de aanwezigheid van vissen. Deze zijn namelijk niet betrokken bij de beoogde plannen.
Geschikt leefgebied voor beschermde niet-vrijgestelde soorten uit de soortgroepen grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen en ongewervelden is niet aanwezig in het plangebied.
Toetsing
Als gevolg van de beoogde plannen wordt de sporadisch gebruikte rustplaats van kerkuil ongeschikt voor deze soort. Een dergelijke (weinig gebruikte) rustplaats valt niet onder de bescherming van de Wnb. Het aanwezige foerageergebied voor een soort als buizerd blijft beschikbaar, waardoor geen negatieve effecten op de instandhouding van deze soort is te verwachten.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord of vernietigd, dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de ontwikkelingen verandert het plangebied niet van waarde als foerageergebied voor vleermuizen.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwetgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Om een indicatie te krijgen van aanwezige risicobronnen in of bij het plangebied is de Risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd.
Figuur 9: uitsnede risicokaart.nl
Onderzoek en conclusie
In en om het plangebied komen geen risicovolle bronnen voor. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor onderhavige ontwikkelingen.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen en spoorwegen zones. Wanneer binnen een dergelijke zone nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, worden gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk. Het bestemmingsplan is daarom op dit aspect ook uitvoerbaar.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Conclusie
Het plan is van dermate beperkte omvang dat het in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het plan is ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Het plangebied wordt ontsloten op de Oude Hoevenseweg. Op deze weg geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/uur. Bij de ontwikkeling is geen sprake van een significante toename van de verkeersdruk op deze weg.
Het parkeren dient opgelost te worden op het eigen terrein. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.
In de omgeving van het plangebied komen geen bedrijven en inrichtingen voor, die een belemmering kunnen vormen voor voorliggend bestemmingsplan.
Ten westen van het plangebied is een boomgaard gelegen. De afstand van de boomgaard tot bedrijfsgebouwen waarin de zorgactiviteiten plaatsvinden bedraagt ruim meer dan 50 m. De boomgaard levert dan ook geen belemmeringen op voor het voorliggende bestemmingsplan.
Vanuit de uitvoeringsaspecten zoals behandeld in dit hoofdstuk, komen geen belemmeringen of aandachtspunten naar voren voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Het plan is daarmee vanuit deze milieuaspecten uitvoerbaar.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt.
Uitsnede Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is
Functieverandering van een agrarisch bedrijf is kleinschalig en ligt beneden de drempelwaarden. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit deze milieuparagraaf.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.
De in dit bestemmingsplan voorkomende regeling zal hieronder kort worden besproken.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels is aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
In de volgende paragraaf wordt op de bestemmingen nader ingegaan.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Deze bestemming is opgenomen voor het niet bebouwde deel van het perceel. Binnen deze bestemming is agrarisch grondgebruik toegestaan. Onder agrarisch grondgebruik wordt mede de moestuin en de schaapskooi verstaan. Daarnaast mag een stal van 50 m2 ten behoeve van de schaapskooi worden gerealiseerd. Daarnaast is tevens bed and breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast' toegestaan.
Voor het bebouwde perceel is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Binnen deze bestemming is een natuurbezoekerscentrum, dagactiviteitencentrum, zorgboerderij, kleinschalige horecagelegenheid en kleinschalige verkoop van landproducten en ter plaatse vervaardigde producten toegestaan. Tevens is binnen deze bestemming één bedrijfswoning toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 1.675 m2.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, limitatief opgesomd. Onderhavige ontwikkeling betreft niet de bouw van een of meer woningen en de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2. Er is daarmee geen sprake van een bouwplan op grond van artikel 6.2.1. Bro.
De kosten die gepaard gaan met de uitvoering en procedure komen voor rekening van de intitiatiefnemer. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (Artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.
Van het onderhavinge bestemmingsplan wordt geen voorontwerp gepubliceerd. De provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland zijn op de hoogte van het initiatief door hun aanwezigheid in de werkgroep inzake natuurontwikkeling De Regulieren. Ook de direct omwonenden zijn op de hoogte van de initiatief en de voorgenomen plannen.
Van 24 februari tot en met 6 april 2017 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijze is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast.