direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Oude Waag 83/Banweg 2, Tweede herziening Bestemmingsplan Buitengebied'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.OudeWaagBanweg-0403

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en verhardingen;
  • f. bouwwerken.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. Bedrijfsgebouwen
      • bedrijfsgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
      • de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 20 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 13 m bedragen;
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
      • bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 10º bedraagt;
      • kassen zijn niet toegestaan.
    • 2. Bedrijfswoningen
      • per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan;
      • bedrijfswoningen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
      • de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 900 m³ bedragen;
      • de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
      • aan- en uitbouwen worden ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd.
    • 3. Bijgebouwen bij bedrijfswoning
      • de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer dan 75 m² bedragen;
      • de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
      • bijgebouwen worden ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van palen en masten mag niet mee dan 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 15 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
    • 6. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
    • 7. buiten het bouwvlak zijn sleufsilo's toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder het uitzicht van woningen begrepen;
  • het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  • a. de dakhelling van gebouwen in die zin dat deze niet minder dan 30° en niet meer dan 50° mag bedragen;
  • b. de dakvorm in die zin dat bij verbouw aangesloten dient te worden bij de bestaande dakvorm.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van (een gedeelte van) woningen voor detailhandel.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van bedrijvigheid als vorm van nevenactiviteit bij agrarische bedrijven met inachtneming van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven', met dien verstande, dat de oppervlakte van de gebouwen, in gebruik als nevenactiviteit, niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 350 m², met dien verstande, dat voor horeca een maximum vloeroppervlakte geldt van 250 m². Als toetsingcriterium geldt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.
  • b. Op het verlenen van ontheffing is de procedure van Afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht van toepassing.