direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2
Plan: Dorpsstraat 7a - 7b, Meteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.METDorpsstraat7a7b-VGS1

Artikel 3 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
  • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. Als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
b Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan, behoudens indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 3.5.1.

c Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat een kangoeroewoning wordt aangemerkt als één woning.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Situering gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

3.2.3 Maatvoering hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' is uitsluitend een hoofdgebouw in de bouwwijze 'vrijstaand' toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m.
3.2.4 Maatvoering bijgebouwen

Voor bijgebouwen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 4,35 m
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7,5 m;
  • c. de gezamenlijk maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak, exclusief de gronden ter plaatse van de aanduiding hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 90 m²;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50 %;
  • e. voor zover vrijstaande bijgebouwen worden opgericht in de vorm van een schuurberg bedraagt de goothoogte maximaal 5 m en de bebouwingshoogte maximaal 8 m.
3.2.5 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 3.2.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

3.2.6 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. overige andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bijgebouwen;
  • b. de situering van hoofdgebouwen;
  • c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen;
  • d. de afmetingen van de gebouwen;

één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Uitbreiding hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde het hoofdgebouw buiten de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" uit te breiden, mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onvenredig worden aangetast en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 110 % van het bestaande hoofdgebouw.

3.4.2 Hoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3, teneinde een hogere goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen na het verlenen van de omgevingsvergunning niet meer dan 20% afwijkt van de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bouwhoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen.
3.4.3 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4, teneinde een grotere oppervlakte bijgebouwen toe te staan, mits:

  • a. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 90 m2;
  • b. het bebouwingspercentage in 3.2.4 onder d in acht wordt genomen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4.4 Maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte na ontheffing niet meer dan 10 m bedraagt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • d. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • e. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • g. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g, met uitzondering van c, bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid niet-woonfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woon functies, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuurbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken., mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.