direct naar inhoud van Regels
Plan: De Zeshoek
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMDEZESHOEK-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Geldermalsen Centrum 2013' met identificatienummer NL.IMRO.0236.GDMgldmcentrum2013-VSG1 van de gemeente Geldermalsen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 wijzigingsplan

het wijzigingsplan 'De Zeshoek' met identificatienummer NL.IMRO.0236.GDMDEZESHOEK-VSG1 van de gemeente Geldermalsen, met de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Onder een huisgebonden bedrijf wordt onder meer verstaan de exploitatie van een theetuin/terras, en bed & breakfast/ kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.9 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 14 juni 1992 (Stb. 315) houdende algemene regels van bestuursrecht zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende archeologische waarde, archeologische monumenten en/of archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

het gedeelte van de oppervlakte van een bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten, met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 m2, buiten beschouwing blijven;

1.14 bed and breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden:

verhuur van kamers in een gebouw ten behoeve van verblijfsrecreatie, waarbij het gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (BVO):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestaand(e);
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Als bestaand bouwwerk wordt ook aangemerkt een bouwwerk dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend. Onder bestaande bouwwerken worden niet verstaan bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.21 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 bouwwijze:

bebouwingstype van hoofdgebouwen (met name woningen), onder te verdelen in vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd, waarbij:

  • onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw, niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder twee-aaneen wordt verstaan een hoofdgebouw, aan één zijde begrensd door de scheidsmuur van een ander hoofdgebouw;
  • onder aaneengebouwd wordt verstaan een rij hoofdgebouwen, aan twee zijden begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de rij beëindigen;
  • onder gestapeld wordt verstaan een gebouw dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
1.29 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, niet zijnde een hoofdgebouw, met dien verstande dat in dit plan in ieder geval als bijgebouwen worden aangemerkt de gebouwen welke als zodanig op de plankaart zijn aangeduid;

1.30 dakhelling:

de hoek van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met het hellend dakvlak;

1.31 dakterras:

buitenruimte op het dak van een gebouw, die toegankelijk is voor mensen;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, zonnebankstudio, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.34 dove gevel:

een gevel conform het bepaalde in artikel 1b lid 5 van de Wet geluidhinder;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gemeentelijke monumentenverordening:

de gemeentelijke monumentenverordening, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Geldermalsen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.37 gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
in dit plan worden in ieder geval als hoofdgebouw aangemerkt de als zodanig op de plankaart aangegeven gebouwen, met dien verstande dat voor zover de op de kaart aangegeven bebouwing zich uitstrekt over meerdere bouwpercelen, per bouwperceel een hoofdgebouw dient te worden onderscheiden;

1.39 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:

  • 1. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, en een ijssalon;
  • 2. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  • 3. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • 4. categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;
1.40 kamerverhuurbedrijf:

het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw(en) wordt benut ten behoeve van kamerverhuur;

1.41 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.42 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.43 kangoeroewoning:

een woonvorm waarbij zorgbehoevenden, met behoud van hun zelfstandigheid, deel kunnen uitmaken van het huishouden van een mantelzorger. De woning bestaat uit een woning en een afhankelijke woonruimte, de hoofdwoning en buidel, die boven of naast elkaar zijn gesitueerd en die intern met elkaar verbonden zijn;

1.44 kap:

een dak of een gedeelte daarvan, dat bestaat uit hellende dakvlakken;

1.45 kapverdieping

een ruimte in een gebouw, die door ten minste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15° en ten hoogste 75° ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.46 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, gezondheidszorg, alsmede voor openbaar bestuur en openbare dienstverlening;

1.47 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.48 Monumentenwet:

Wet van 23 december 1988 (Stb. 638), houdende voorzieningen in het belang van het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.49 NAP:

Normaal Amsterdams Peil zijnde de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd;

1.50 niet-woonfunctie:

een op de verbeelding aangeduide en/of een in de regels aangeduide functie van een bouwperceel, primair gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen voor andere doeleinden dan woondoeleinden;

1.51 nieuw:

eerst aanwezig na de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.52 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.53 ondergeschikte bouwdelen:

plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel of kroonlijsten, overstekende daken, liftschachten, goten, luifels, balkons, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, koekoeken en hijsinrichtingen, zomede erkers en aan- of uitgebouwde entrees;

1.54 ondergronds:

onder het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.55 peil:

Voor gebouwen:

  • a. in niet geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
  • b. in geaccidenteerd terrein geldt het volgende:
    • 1. voorzover de voorgevel van het gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied, geldt het volgende:
      • voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
      • voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd op een afstand groter dan 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein;

Voor andere bouwwerken:

  • c. de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;
1.56 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf voor de handel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) en in de dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

1.57 theetuin/terras:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privé-siertuinen bij woningen gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober met als nevenactiviteit het verstrekken van niet alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, veranda e.d.;

1.58 verbeelding

de verbeelding, met het nummer NL.IMRO.0236.GDMDEZESHOEK-VSG1, deel uitmakend van het wijzigingsplan.

1.59 voorgevel:

een gevel van een gebouw die naar de openbare ruimte is gericht;

1.60 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.61 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.62 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.63 winkelverkoopvloeroppervlakte (WVO);

De in een winkel voorkomende voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte;

1.64 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.65 woonwagen/ woonwagenwoning:

onder een woonwagen/ woonwagenwoning wordt verstaan een voor huisvesting bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.66 zaalaccommodatie:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte/ hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige functies;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Situering

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.2.3 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw.

3.2.4 Maatvoering gebouwen

Ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximum bouwhoogte (m)', mogen het bebouwingspercentage en de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

3.2.5 Openbare nutsgebouwen

In afwijking van het bepaalde in 3.2.4 gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.6 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak en vóór de voorgevel van het gebouw dat het dichtst bij de openbare ruimte is gelegen, of vóór het verlengde van die voorgevel, niet meer mag bedragen dan 1 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning overschrijding grens bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2. teneinde een overschrijding van de grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van een uitbreiding van een gebouw en/of de oprichting van een nieuw gebouw, mits:

  • a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. indien het betreft een uitbreiding van een bedrijfsgebouw, niet zijnde een bedrijfswoning en deze uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat voldaan dient te worden aan de Wet geluidhinder en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen.
3.3.2 Omgevingsvergunning maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte niet meer zal bedragen dan 10 m.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden en parkeergelegenheid;
  • b. groenvoorziening en beplanting;
  • c. water;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair, waaronder in ieder geval afvalcontainers;
  • f. water en waterhuishoudkundige functies;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen

4.1.2 Nadere detaillering
  • a. Groenvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor (openbare) groenvoorzieningen, water, paden en in- en uitritten, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

  • b. Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen andere bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van:

  • a. openbare nutsgebouwen.
4.2.2 Openbare nutsgebouwen

Uitsluitend zijn openbare nutsgebouwen toegestaan. Hiervoor gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.2.3 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 1,25 m bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. deze hoogte niet geldt voor verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten;
  • b. de hoogte van terrasschermen maximaal 1,50 m mag bedragen;
  • c. ondergrondse afvalcontainers zijn toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. de hoogte niet meer dan 4 m zal bedragen;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Omgevingsvergunning groen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder a teneinde ter plaatse van de aanduiding “groen” de overige in 4.1.1 genoemde doeleinden toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. dit is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Wonen - Dorpsbebouwing 2

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Dorpsbebouwing 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. één en ander met bijbehorende voorzieningen.
5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
  • a. Openbare nutsgebouwen

openbare nutsgebouwen mogen worden gebouwd.

  • b. Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

    • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
    • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  • c. Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

  • d. Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:

    • 1. een kangoeroewoning wordt aangemerkt als één woning;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden maximaal het aangeduide aantal mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt in afwijking van het bovenstaande dat maximaal 6 woningen zijn toegestaan indien gestapeld wordt gebouwd.
  • e. Bouwwijze

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van grondgebonden eengezinswoningen, en ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens als gestapelde woningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Situering gebouwen

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'.
5.2.3 Maatvoering hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte. Voorzover het uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw betreft, mag hierbij van het bepaalde in 5.2.2 onder b worden afgeweken;
  • b. voor vrijstaande woningen, waarbij de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', meer bedraagt dan 200 m², mogen deze gebouwen worden uitgebreid tot 115 % van de bestaande oppervlakte;
  • c. hoofdgebouwen zijn uitsluitend als grondgebonden toegestaan tot een goothoogte van maximaal 6 m en een bouwhoogte van maximaal 10,5 m, in afwijking hiervan geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' dat de met die aanduiding aangegeven maat als maximum geldt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. mogen de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook als gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat gestapelde woningen mogen worden gebouwd tot een goothoogte van maximaal 6,6 m, een bouwhoogte van 11 m en er maximaal in 2 bouwlagen wordt gebouwd;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' in maximaal 3 bouwlagen worden gebouwd, met dien verstande dat de bovenste bouwlaag wordt uitgevoerd als kapverdieping.
  • f. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, mag niet worden overschreden, in afwijking hiervan geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dat het met die aanduiding aangegeven percentage als maximum geldt;

Bouwwijze   Bebouwingspercentage  
Vrijstaand   30%  
Twee-aaneen   40%  
Aaneengebouwd   50%  
Gestapeld   50%  
5.2.4 Maatvoering bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen bij de bouwwijze 'gestapeld' dienen, voor zover deze niet zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', te voldoen aan het volgende:
    • 1. goothoogte maximaal 3,50 m;
    • 2. bouwhoogte maximaal 6 m;
    • 3. de gronden ter plaatse van de aanduiding bouwvlak, voorzover gelegen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
  • b. bijgebouwen ter plaatse van de woningen met een andere bouwwijze dan 'gestapeld' dienen te voldoen aan het volgende:
    • 1. aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een totale bebouwde oppervlakte van 60 m2;
    • 2. indien de oppervlakte van het bouwperceel voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' meer bedraagt dan 200 m2, dan mag, in afwijking van het bepaalde onder a., de genoemde oppervlakte van 60 m2 worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een maximum van in totaal 90 m2;
    • 3. aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
    • 4. het bebouwingspercentage, zoals aangegeven in 5.2.3 onder e, mag niet worden overschreden.
5.2.5 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

5.2.6 openbare nutsgebouwen

Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.2.7 andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte en/of een hoger bebouwingspercentage toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor zover het gebouw niet aan een ander gebouw is gebouwd, een afstand van tenminste 3 m tot de grens van het bouwperceel in acht wordt genomen;
  • c. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en dat afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, in acht wordt genomen:
Bouwwijze   Bebouwingspercentage  
Vrijstaand   37,5%  
Twee-aaneen   50%  
Aaneengebouwd   62,5%  
Gestapeld   60%  
5.3.2 Omgevingsvergunning hoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 en/of 5.2.4, teneinde een hogere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte maximaal 125% van de bij recht toegestane waarde bedraagt;
  • c. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt;
5.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte niet meer zal bedragen dan 10 m;
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Omgevingsvergunning aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • i. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a. t/m f. bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • j. in geval de activiteit bed & breakfast/ kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden betreft, is permanente bewoning ten behoeve van deze activiteit niet toegestaan;
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuurbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
5.5.2 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe hoofdgebouwen / bouwvlak, afwijkende situering of bouwwijze

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde nieuwe hoofdgebouwen toe te staan en zo nodig de daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak, die niet is gebaseerd op de aangeduide situering van het hoofdgebouw en/of die niet overeenkomt met de aangegeven bouwwijze, één en ander met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend kan worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel in het kader van het wijzigingsplan een hogere grenswaarde is verleend;
  • c. de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' en eventueel de aanduiding 'bouwvlak' worden verplaatst;

Artikel 6 Waterstaat - Waterberging

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het beheer en het onderhoud van de watergangen en retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing;
  • b. bescherming, het in standhouden en het beheer en het onderhoud van de waterkering;
  • c. behoud, beheer en herstel van cultuurhistorische waarden;

één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 6.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de in 6.1 genoemde bestemmingen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de betreffende voorziening gehoord.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, in verband met de bescherming van de waterkering de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het opruimen/verwijderen van wegen en paden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
  • d. het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
  • f. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
  • g. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
  • h. het dempen, vergraven en aanleggen van sloten;
  • i. het bebossen van gronden en het aanleggen van boomgaarden.
6.4.2 Uitzondering

Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:

  • a. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.4.4 Advies beheerder watergang

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 wint het bevoegd gezag advies in van de beheerder van de watergang omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de bescherming, instandhouding en het beheer en onderhoud van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. van vrijstaande bijgebouwen voor het zelfstandig bewonen;
  • b. van aan-, uit- of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • c. van de gronden voor seksinrichtingen.
8.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1. onder a voor het toestaan van bijgebouwen bij woningen, als bedoeld in, 'Wonen - Dorpsbebouwing 2', als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. maximaal één afhankelijke woonruimte per bouwperceel is toegestaan;
  • c. de oppervlakte per afhankelijke woonruimte maximaal 100 m2 bedraagt;
  • d. het betreffende bijgebouw is gesitueerd op een afstand van maximaal 20 m2 uit de betreffende woning;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere bevoegdheden om af te wijken middels omgevingsvergunning zijn opgenomen.

9.2 Omgevingsvergunning bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning in geringe mate afwijken van de plaats en richting van de grenzen van bouwvlakken indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situaties, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

9.3 Omgevingsvergunning kleine gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten openbare nutte, het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, c.a.i.-kastjes, abri's e.d., met dien verstande dat:

  • a. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'De Zeshoek' van de gemeente Geldermalsen.