direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerreinen Geldermalsen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding beheersverordening

Vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die sinds 1 juli 2008 van kracht is, hebben gemeenten de verplichting om per 1 juli 2013 een actueel planologisch regime voor het hele grondgebied te hebben vastgesteld. Voor de bedrijventerreinen in Geldermalsen is een bestemmingsplan opgesteld, dat in het kader van de inspraak zes weken ter inzage heeft gelegen.

De gemeente wil met het nieuwe bestemmingsplan enkele gebruiksmogelijkheden op de bedrijventerreinen inperken. Hierbij gaat het om milieucategorieën die zeer ruim zijn, niet worden benut door de bestaande bedrijven en niet meer wenselijk zijn.

Om tot een goede afweging te komen en de eigenaren van de betreffende percelen niet teveel te benadelen is meer tijd nodig. Vandaar dat de procedure van het bestemmingsplan vertraging oploopt.

Om toch te kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting per 1 juli 2013 een actueel planologisch regime te hebben voor de bedrijventerreinen, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten eerst een beheersverordening voor het gebied vast te stellen.

1.2 Inhoud van de beheersverordening

Een beheersverordening is een planologisch instrument dat de bestaande situatie vastlegt in gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten zijn. Er zijn geen voorschriften verbonden aan de vorm of de inhoud van een beheersverordening. De gemeente mag daarom zelf bepalen op welke manier invulling wordt gegeven aan de beheersverordening.

In voorliggende beheersverordening voor de bedrijventerreinen is ervoor gekozen om de (tot nu toe vigerende) bestemmingsplannen integraal over te nemen. Op de verbeelding zijn de plangebieden van de verschillende plannen als besluit-subvlakken terug te zien. De voorschriften van de betreffende bestemmingsplannen zijn als regels gekoppeld aan de besluit-subvlakken.

Hiermee verandert er niets aan de bestaande juridisch-planologische situatie zoals die tot nu toe vigeerde.

Enige uitzonderingen hierop zijn Deilseweg 7 en een strook aan de oostzijde van Bosmanskamp, tegen de Randweg. Bij Deilseweg 7 wordt het mogelijk om, middels een afwijking, de bouwhoogte met 2 meter te verhogen. Bij de strook aan de Bosmanskamp wordt een afwijking opgenomen om het bouwvlak te vergroten.

1.3 Ligging van het verordeningsgebied

Het verordeningsgebied bestaat uit de volgende bedrijventerreinen: De Gentel/ Watermolen, Oudenhof, Lingewaarden, West Betuwe - Hoge Weide A en Hoge Weide B.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Ligging verordeningsgebied

1.4 Vigerende bestemmingsplan

Voorafgaande aan de vaststelling van de beheersverordening vigeerde de volgende bestemmingsplannen.

In het gebied De Gentell/ Watermolen:

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
De Gentel 1976   21 juni 1977   20 maart 1978  
De Gentel 1980   21 april 1981   29 maart 1982  
De Gentel 1986 nr.1   17 februari 1987    
De Gentel 1976/ 1986   17 februari 1987   27 april 1987  

In het gebied Oudenhof:

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
De Gentel 1976   21 juni 1977   20 maart 1978  
De Gentel 1980   21 april 1981   29 maart 1982  
De Gentel 1986 nr.1   17 februari 1987    
De Gentel 1976/ 1986   17 februari 1987   27 april 1987  
De Gentel 1976/ 1986 1e herziening   16 augustus 1988   7 oktober 1988  

In het gebied Lingewaarden:

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
Lingewaarden 1976   18 oktober 1977   10 oktober 1978  
Lingewaarden 1984 nr.1   17 april 1984   19 december 1984  
Windmolen Lingewaarden 1981   20 april 1982   16 augustus 1982  
Lingewaarden 1976/ 1986   17 februari 1987   27 april 1987  
Lingewaarden 1986, 2e herziening 1990   20 november 1990   25 januari 1991  

In het gebied West Betuwe. Hoge Weide A en Hoge Weide B:

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
Chamotte 1982   17 mei 1983   17 september 1984  
Hoge Weide 1988   21 maart 1989   13 juni 1989  
Hoge Weide II 1988   18 april 1989   16 juni 1989  
Hoge Weide III 1993   25 januari 1994   10 mei 1994  

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Ligging van de vigerende bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

De toelichting van de beheersverordening is beknopt. De regelingen van de vigerende bestemmingsplannen worden ongewijzigd overgenomen, waardoor de motivering van de verordening niet uitgebreid hoeft te zijn.

In Hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de bestaande situatie op de bedrijventerreinen. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid beschreven. In Hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld. In Hoofdstuk 5 wordt uitleg gegeven over de juridische regeling van de beheersverordening.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

In dit hoofdstuk wordt de bestaande structuren in het verordeningsgebied beschreven. Allereerst zal de ruimtelijke structuur worden behandeld, vervolgens de functionele structuur.

2.1 Ruimtelijke structuur

De Gentel/ Watermolen

Dit bedrijventerrein ligt ten westen van Geldermalsen tegen het station Geldermalsen aan. Het terrein wordt ontsloten door de N327.

Het bedrijventerrein heeft een bruto-oppervlakte van circa 39 hectare en een netto-oppervlakte van circa 38 hectare.

Het grootste gedeelte van dit bedrijventerrein wordt ingenomen door de groente- en fruitveiling. Tevens is er een groot productiebedrijf voor conserven gevestigd op dit terrein.

Ten zuiden van de N327 ligt een gebied dat vooralsnog een agrarische functie heeft.

Oudenhof

Bedrijventerrein Oudenhof ligt ten zuiden van de N327 en ten noorden van de spoorlijn richting Tiel. Het bedrijventerrein heeft een bruto-oppervlakte van circa 9 hectare en een netto-oppervlakte van circa 8 hectare. Het meeste van deze oppervlakte wordt ingenomen door groothandel en detailhandel. De bouwmarkt aan de N327 is daar het meest prominente voorbeeld van.

De afgelopen jaren zijn er echter op dit bedrijventerrein veel arbeidsplaatsen bijgekomen in de gezondheidszorg en welzijnszorg.

Lingewaarden

Dit bedrijventerrein ligt tussen de Linge en de Lingedijk in, in het noordoosten van Geldermalsen. De bruto-oppervlakte bedraagt circa 17,7 hectare, de netto-oppervlakte circa 16 hectare.

Dit bedrijventerrein was oorspronkelijk in gebruik door bedrijven die een relatie met het water hadden, of het water nodig hadden. Door de jaren heen zijn meerdere van die water-gerelateerde bedrijven vertrokken en is het bedrijventerrein meer gemengd geworden. Groothandel en detailhandel is momenteel het best vertegenwoordigt. Daarnaast zijn er bedrijven gevestigd die actief zijn in de informatie- en onderzoeksector en de bouwnijverheid.

Ten zuiden van de Rijnstraat valt een aantal grote bedrijven op, zoals de bouwmarkt en het garagebedrijf. Ten westen van de Rijnstraat zijn meer kleinere bedrijven gevestigd.

West Betuwe - Hoge Weide A en B

Dit bedrijventerrein ligt ten oosten van Geldermalsen en bestaat uit drie delen: West Betuwe, Hoge Weide A en Hoge Weide B.

De meeste hier gevestigde bedrijven zijn actief in de groothandel of detailhandel. Daarnaast zijn bedrijven gevestigd die actief zijn in de zakelijke dienstverlening en de industrie.

Oorspronkelijk waren op het terrein West Betuwe bedrijven met een hogere milieubelasting gevestigd, terwijl dit terrein dicht bij woningen is gelegen. Momenteel is er tamelijk veel leegstand. De gebouwen zijn in het algemeen matig onderhouden en er zijn weinig parkeerplaatsen.

Hoge Weide A is eind jaren '80 ontwikkeld en de meeste bedrijven op dit terrein zijn gericht op groothandel en detailhandel. Ook industrie en zakelijke dienstverlening is hier vertegenwoordigt.

Hoge Weide B is begin jaren '90 ontwikkeld en op dit terrein zijn veel logistieke bedrijven gevestigd. Dit terrein wordt via de N327 en de Randweg ontsloten, richting de A15. Dit terrein is goed onderhouden en er is weinig leegstand.

2.2 Functionele structuur

De bedrijventerreinen kennen voornamelijk bedrijfsgebouwen. Daarnaast zijn er enkele bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen gelegen. Daarnaast zijn er ook winkels, een kinderdagopvang, de gemeentewerf, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, een school, praktijkruimten, een sportcentrum en het kantoor van de woning corporatie op de terreinen gelegen.

2.3 Wijzigingen

Middels voorliggende beheersverordening worden twee veranderingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen mogelijk gemaakt.

Op het perceel Deilseweg 7 kan middels een afwijking de bouwhoogte met 2 meter worden vergroot. Tussen de Bosmanskamp en de Randweg kan middels een afwijking het bouwvlak worden vergroot.

2.3.1 Deilseweg 7

Aan Deilseweg 7 is Fruitmasteers gevestigd. Fruitmasters is een coöperatieve onderneming waar circa 500 Nederlandse fruittelers lid van zijn. De kernfuncties van de coöperatie betreffen het opslaan, bewerken en verkopen van fruit van haar leden. De activiteiten vinden in Nederland plaats op een drietal locaties, te weten Geldermalsen, Ochten en Wijk bij Duurstede. Geldermalsen is de hoofdlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0003.jpg"

Afbeelding 2.1: Ligging Fruitmasters.

Door een andere strategiekeuze en de ontwikkeling van nieuwe clubrassen is er door telers groeiende belangstelling om lid te worden van Fruitmasters. Voor een van de dochterbedrijven werd gebruik gemaakt van een derde logistieke provider. Onlangs is besloten deze logistieke stroom volledig te integreren in de bestaande logistieke centra in Geldermalsen. Door voornoemde ontwikkelingen wordt een aanzienlijke groei verwacht. Teneinde de verwachte groei te kunnen accommoderen is het noodzakelijk de bestaande activiteiten in Geldermalsen de komende jaren, stap voor stap, drastisch op te voeren. Het is daarbij een bewuste keuze om de logistieke activiteiten zo veel als mogelijk op één plek rondom de huidige hoofdlocatie in Geldermalsen te concentreren.

Fruitmasters is voornemens een bedrijfscomplex te realiseren voor agrobusiness. Dit dient zowel te geschieden op de nieuwe locatie De Proeftuinen als op de huidige locatie door middel van herstructurering van de oude gebouwen. Op het huidige terrein worden bestaande hallen en koelcellen gesloopt en worden nieuwe activiteiten zoals nieuwe sorteerlijnen en nieuwe koelcellen gerealiseerd.

De nieuwe eisen voor opslag brengen een nieuwe eis voor de hoogte van gebouwen met zich mee. Aan de rand richting Tricht wordt daarom bebouwing voorzien van 10 meter hoog en op het middenterrein een hoogte van 15 meter. Deze laatste hoogte komt overeen met het gerealiseerde pakstation met parkeergarage.

2.3.2 Bosmanskamp 49

Voor het perceel aan Bosmanskamp 49 is een schetsplan ingediend. Dit schetsplan beoogt in het oprichten van een loods op het perceel ten behoeve van het wegenbouwbedrijf, dat aldaar gevestigd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0004.jpg"

Afbeelding 2.2: Ligging Bosmanskamp 49

De bestaande, verouderde, loods op het perceel wordt gesloopt en in plaats hiervan wordt de nieuwe loods opgericht. Deze nieuwe loods heeft een grotere oppervlakte dan de nu aanwezige loods, waardoor het wegenbouwbedrijf zijn opslagactiviteiten ter plekke kan uitbreiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0005.jpg"

Afbeelding 2.3: Situatiatekening nieuwbouw Bosmanskamp 49

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0006.jpg"

Afbeelding 2.4: Doorsnede en hoogtes nieuwbouw Bosmanskamp

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Hoge Weide 1988' wordt de loods twee meter buiten het bouwvlak gesitueerd. Aan Bosmanskamp 49 staat een loods die twee meter buiten het bouwvlak valt. Dit is aan de achterzijde van het perceel en dus niet zichtbaar vanaf de Bosmanskamp. De ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein wordt hierdoor niet aangetast. Bij de situering van de op te richten loods wordt dus aansluiting gezocht bij de achterrooilijn van het reeds bestaande bedrijfsgebouw aan Bosmanskamp 49.

Tussen de Randweg en de bedrijfspercelen, gelegen aan de Bosmanskamp, ligt een groenstrook. Door deze groenstrook is vanaf de Randweg geen zicht mogelijk op de bedrijfsgebouwen aan de Bosmanskamp. De ruimtelijke kwaliteit van de Randweg is dus ook gegarandeerd.

De brandweer heeft aangegeven dat zij in kunnen stemmen met de nieuwe positionering van de bedrijfsloods. Omdat de ruimtelijke kwaliteit bij het positioneren van de loods twee meter buiten het bouwvlak in oostelijke richting gegarandeerd is, kan aan het verzoek medewerking worden verleend.

Overigens heeft welstand ingestemd met het schetsplan, het voldoet derhalve aan de redelijke eisen van welstand. Aangezien in de op te richten loods de bestaande bedrijvigheid wordt voortgezet, bestaat vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaar tegen het oprichten van de loods.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. In deze Structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, onder andere de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgevan bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk formuleert in de Structuurvisie drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is deels op 30 december 2011 in werking getreden. In oktober 2012 is het op enkele onderwerpen aangevuld.

Het kabinet heeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte opgesteld (SVIR) waarin een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau wordt gegeven. In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet.

Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja, mits', een 'ja, voor zover', een 'nee, tenzij', een 'nee, als' of een stringente 'nee' bepaling.

Met het vaststellen van voorliggende beheersverordening zijn geen 'nationale belangen' gemoeid.

3.1.3 Convenant bedrijventerreinen

Eind 2009 hebben het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten het Convenant bedrijventerreinen getekend. Het doel was om gezamenlijk een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinbeleid af te spreken dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit. De volgende afspraken zijn gemaakt.

  • De rijksoverheid heeft in het bedrijventerreinbeleid een kaderstellende rol voor het economische vestigingsklimaat en de ruimtelijke basiskwaliteit en een faciliterende rol bij de herstructurering;
  • De provincies zijn regisseur van het provinciale en interregionale bedrijventerreinbeleid (voor zowel nieuwe als bestaande bedrijventerreinen) en stellen hiervoor de provinciale beleidskaders vast in hun structuurvisie en hanteren indien nodig hun juridisch instrumentarium op basis van de Wro;
  • De gemeenten zijn initiator, opsteller en uitvoerder van het (inter)gemeentelijke regionale bedrijventerreinenbeleid binnen regionale verbanden en binnen de gestelde provinciale kaders.

Deze afspraken zoals deze in het Convenant zijn vastgelegd, vormen een belangrijke basis voor het provinciaal beleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is vanaf 20 september 2005 in werking (hierna ‘streekplan’ genoemd). De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005 - 2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig te accommoderen en te bevorderen, zodat publieke (rijksoverheid, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert en regionale verscheidenheid, identiteiten en ruimtelijke kenmerken versterkt.

Beleidsuitgangspunten:

  • Loslaten tegenstelling stad/ land; in regionale samenhang met nieuwe vormen van ruimtegebruik en nieuwe stad/ land-relaties een balans vinden tussen stad en land.
  • Bundeling als middel om steden/stedelijke netwerken als sociaaleconomische brandpunten te laten functioneren en voor voldoende draagvlak voor gespecialiseerde voorzieningen met (boven)regionale betekenis te zorgen.
  • Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied.

Voor het rivierenland formuleert het streekplan als hoofdopgave het behouden en versterken van het unieke karakter van de regio rond de ruimtelijke structuurdragers die de eigenheid van dit landschap bepalen.

De ruimtelijke structuurdragers zijn de uiterwaarden, de dijken, de oeverwallen, de kommen en het cultuurhistorische landschap (bijvoorbeeld de Nieuwe Hollandse Waterlinie). De hoofdinfrastructuur wordt door de regio niet primair gezien als leidraad voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen maar wel als mede-ordenend.

De waterafvoerfunctie van de Linge moet, ook voor de toekomst, worden gewaarborgd. Van de regio en de betrokken gemeenten wordt verwacht dat zij bij de afweging van de begrenzing van mogelijke uitbreidingslocaties voor wonen of werken in deze gebieden rekening houden met de afvoerfunctie van de uiterwaarden.

Waardevolle landschappen

Het gebied ten westen van het bedrijventerrein De Gentel/ Watermolen maakt op de beleidskaart ruimtelijke structuur onderdeel uit van het waardevolle landschap De Regulieren. Voor de waardevolle landschappen is een streekplanuitwerking opgesteld.

De provincie steunt de gedachten van de regio rond het organisch groeien van kernen en zoeken naar beperkte nieuwe woonconcentraties of linten (dijken) buiten de kernen, voor zover het gaat om zones of gebieden die gekenmerkt kunnen worden als stad/ land relatiezone.

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 30 juni 2010 de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het streekplan Gelderland 2005.

De provincie Gelderland wil ruimte realiseren voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op de juiste plek en het voorkomen van overschotten en leegstand. Vooral in de herstructurering van bestaande terreinen moet kwaliteit prioriteit krijgen.

Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en een goed perspectief tot bedrijfsontwikkeling. Een te snelle veroudering van terreinen heeft nadelige gevolgen voor de economische ontwikkeling van regio’s en steden. Voor de eerste keer in de provinciale prognoses voor ruimtevragende functies ziet de provincie dat op termijn een trendbreuk ontstaat in de ruimtevraag naar bedrijventerreinen.

De provincie voert de regie op de intergemeentelijke/ regionale afstemming van de planning en realisatie van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Regionale planning en afstemming van bedrijventerrein is een provinciaal belang.

Van belang is dat de planning en onderlinge afstemming wordt verbeterd, alsmede de kwaliteit. Ruimtelijke en milieutechnische kwaliteit zijn belangrijk voor recreatie en toerisme, als vestigingsfactor voor bedrijvigheid en niet in de laatste plaats voor de volksgezondheid.

Uitgangspunt is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen, voordat er nieuwe worden ontwikkeld. In de visie van de provincie wordt de gevraagde ruimte voor bedrijventerreinen zoveel mogelijk opgevangen op de bestaande bedrijventerreinen.

De provincie onderscheidt twee verschillende concepten van bedrijventerreinen: de (monofunctionele) bedrijventerreinen, zoals we die kennen, en een nieuw type, namelijk de werklandschappen. In het verordeningsgebied zijn alleen traditionele gemengde bedrijventerreinen aanwezig.

De provincie onderschrijft ook dat een aantal specifieke bedrijfssectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd. De provincie wil verder zorgen voor voldoende passende ruimte voor bedrijvigheid in de hogere milieucategorieën. De provincie wil parkmanagement verplicht stellen.

3.2.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005, de Structuurvisie bedrijventerreinen en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd. Voor het plangebied zijn de volgende thema's van belang.

Verstedelijking

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:

  • binnen bestaand bebouwd gebied;
  • binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking.

Het verordeningsgebied ligt vrijwel geheel in bestaand bebouwd gebied.

In de Streekplanuitwerking ‘Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’ is door middel van contouren en zoekgebieden voor verstedelijking tot 2015 het ruimtebudget voor wonen en werken (geen andere functies) voor de lange termijn (tot 2015) vastgelegd. Locaties buiten de contouren zijn niet aan de orde en aanwending van de zoeklocaties binnen de contouren zal moeten worden onderbouwd vanuit de onmogelijkheid om voorhanden zijnde inbreidingslocaties te benutten. Voor De Proeftuinen is een zoekgebied voor wonen en werken aangewezen aan de westzijde van Geldermalsen.

Bedrijventerreinen

In artikel 4.1 van de RVG is opgenomen dat in bestemmingsplannen alleen nieuwe bedrijventerreinen mogelijk kunnen worden gemaakt, indien deze ontwikkeling niet in strijd is met de regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen.

Conform artikel 4.7 zijn nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk, tenzij de betreffende kantoorvestiging goed ontsloten is door een hoogwaardige OV-verbinding, zoals station Geldermalsen.

Molenbiotoop

In artikel 22 van de RVG is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting is toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Hierbij is het begrip 'molenbiotoop' gedefinieerd als 'de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen'.

De provincie Gelderland heeft in 2009 een onderzoek laten uitvoeren naar biotopen van molens in Gelderland, de “Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009”, waarin ook de biotoop van de Poldermolen is onderzocht en hieruit blijkt dat de molenbiotoop op dit moment als 'aanvaardbaar' is aan te merken.

Voorliggende beheersverordening legt alleen de bestaande planologische situatie vast in een nieuwe juridische vorm. Met de beheersverordening zijn daarmee voornoemde provinciale belangen niet in het geding.

3.2.3 Regionaal Programma Bedrijventerreinen

De gemeente Geldermalsen heeft samen de met de andere gemeenten binnen de regio Rivierenland naar aanleiding van het landelijke beleid (rapport Noordanus: zie 4.1.3) in 2009 het Economisch Programmeringsen Ontwikkeldocument (EPO) vastgesteld. Met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) geven de gemeenten binnen de Regio Rivierenland actief uitvoering aan het verzoek van de Provincie Gelderland om te komen tot een nadere uitwerking van het EPO en het actieprogramma Welvarend Rivierenland. De gemeenteraad van Geldermalsen heeft dit RPB op 20 december 2011 vastgesteld.

De gemeenten in de Regio Rivierenland hebben in dit RPB afgesproken om:

  • Alle plannen zoals opgenomen in tabel 1 van het RPB te faseren;
  • De uitgifte en alle zachte plannen 2 jaarlijks te monitoren en deze –indien nodig en mogelijk – bij te stellen;
  • Plannen voor 2020 niet uit te voeren of in omvang terug te brengen indien hieraan geen behoefte blijkt;
  • Geen nieuwe plannen te ontwikkelen vanaf peildatum 26 september 2011, tenzij hieraan incidenteel behoefte aan is. Besluitvorming hierover gebeurt in regionaal verband.

Concreet betekent dit voor het verordeningsgebied dat:

  • 1. op het bedrijventerrein West Betuwe wordt circa 32 hectare bruto gerevitaliseerd;
  • 2. op het bedrijventerrein Lingewaarden wordt circa 18 ha bruto getransformeerd/ geherprofileerd. Van deze 18 ha is op dit moment de planvorming bezig voor de transformatie van circa 4 ha aan de westzijde van het terrein naar woningbouw. Dit deel (4 ha) van het bedrijventerrein valt buiten het plangebied.
3.2.4 Nota Belvoir 3

In deze nota geeft de provincie aan dat de cultuurhistorische waarden actief moeten worden betrokken bij de ruimtelijke inrichting. Tevens wordt een actief beleid voorgestaan ten aanzien van het duurzaam instandhouden van deze waarden. Deze waarden vormen de input voor de toekenning van de verschillende bestemmingen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Algemene beleidskaders

Visiedocument gemeente Geldermalsen

In de raadsvergadering van 27 mei 2008 heeft de gemeenteraad het ‘Visiedocument gemeente Geldermalsen’ vastgesteld. Geldermalsen is zelfstandig, zelfbewust en koestert de traditionele eigenschappen van een landschappelijke gemeente met 11 karakteristieke kernen.

Geldermalsen is zich daarbij bewust van de unieke ligging. Dichtbij nationale landschappen én met de Randstad om de hoek. Doorsneden door de Linge én door infrastructurele hoofdstromen. De gemeente staat voor een rustieke woon- en leefomgeving. Tegelijk heeft Geldermalsen een verantwoordelijkheid voor bedrijvigheid en woningbouw op grond van de knooppuntligging. Hieraan wordt gerichte invulling gegeven. De 11 kernen hebben traditioneel hun eigen karakter. Die sociale en fysieke eigenheid blijft behouden.

In dit visiedocument zijn 3 overkoepelende cruciale beleidswaarden vastgesteld voor het heden en toekomst van de gemeente Geldermalsen. Het betreft de kernwaarden:

  • 1. landschapskwaliteit;
  • 2. kernenkwaliteit;
  • 3. knooppuntenkwaliteit.

Het toekomstperspectief van de visie is erin gelegen om de bestaande kwaliteiten in stand te houden danwel hierop voort te bouwen.

Visie ‘Malsen aan de Linge’

In de raadsvergadering van 27 maart 2012 heeft de gemeenteraad haar visie nader aangescherpt.

De gemeente Geldermalsen biedt een prettige woonomgeving waarin algemeen gewaardeerd wordt de mooie karakteristieke kernen, gelegen aan de Linge, met daartussen grote open groene ruimtes. Het is rustig en veilig in de gemeente. Deze woonomgeving is belangrijk voor haar inwoners en is het kapitaal van de gemeente. Uitgangspunt bij beleid is de nadruk op groen, leefbaarheid, rust en ruimte.

De gemeente stimuleert de ontwikkeling en onderlinge sociale betrokkenheid van haar inwoners, waarbij tegelijkertijd eigen verantwoordelijkheid belangrijk blijft. De gemeente heeft als speerpunt van beleid de sociaal zwakkeren te activeren en te ondersteunen. De gemeente wil zich verder inspannen om de jeugd aan de streek te binden en ze een toekomst te bieden mede door de komst van hoger onderwijs naar de gemeente te stimuleren.

Geldermalsen is trots op haar agrarische sector en de daaraan verbonden economie, waarin fruitteelt een bijzondere rol heeft. Geldermalsen ziet kansen in hoogwaardige en duurzame ontwikkeling van deze sector (zogenaamde Fruitvalley). De ontwikkeling van deze economie moet volop de ruimte krijgen, met behoud van de kwaliteit van de leefomgeving waarbij inpassing in het landschap belangrijk is. Verder moet de economische ontwikkeling meer hoogwaardige bedrijvigheid opleveren en aansluiten bij de bevolkingsopbouw. Voorbeelden zijn productie, verwerking, distributie, zakelijke dienstverlening (onder andere ICT), onderzoek, gezondheid en recreatie en toerisme.

Bovengenoemde aangescherpte visie dient als uitgangspunt te worden gehanteerd voor een nieuw op te stellen gemeentelijke structuurvisie.

3.3.2 Lekker leven langs de Linge

Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015

In de raadsvergadering van 23 februari 2010 is de Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015: “Lekker leven langs de Linge” vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2015, waarin ontwikkelingen en ambities voor de korte en lange termijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin zijn opgenomen. Het dient als opmaat voor nieuwe bestemmingsplannen, en biedt via een uitvoeringsparagraaf de mogelijkheid voor kostenverhaal zoals bedoeld in de Wro.

Inhoudelijk is er geen sprake geweest van grote beleidswijzigingen ten opzichte van eerdere ruimtelijke visiedocumenten en sectorale beleidsdocumenten. Volstaan is met een actualisatie van het reeds in 2005 ingezette beleid (“Wikken en Wegen”).

Voor de bedrijventerreinen is vooral de knooppuntkwaliteit van belang. Deze kwaliteit zorgt voor economische en infrastructurele ontwikkeling. De knooppuntkwaliteit geeft Geldermalsen een sterke economische basis. Niet voor niets hebben enkele grote bedrijven zich de afgelopen decennia in Geldermalsen gevestigd. In tegenstelling tot veel andere plaatsen in Nederland beschikt Geldermalsen nog over voldoende ruimte om nieuwe economische impulsen te accommoderen op eigen grondgebied. In het hoofdstuk ‘Bedrijven en werkgelegenheid’ worden de nieuwe bedrijventerreinen ‘Hondsgemet’ en ‘Beesd-Noord’ omschreven. Over de bestaande bedrijventerreinen vermeldt dit hoofdstuk niets.

3.3.3 Beleidsnotities bedrijventerreinen 2011-2030

De gemeenteraad heeft op 27 september 2011 de ‘Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030’ vastgesteld.

De gemeente Geldermalsen zet in op een goede ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Zo is de gemeente begonnen om gezamenlijk met ondernemers de eerste bedrijventerreinen te herstructureren/ revitaliseren. Op nieuw te ontwikkelen terreinen is veel aandacht voor duurzaamheid en beeldkwaliteit. Ook voor bedrijventerreinen die herstructurering ondergaan wordt ingezet op het stimuleren van parkmanagement. Draagvlak en financiële daadkracht van de plaatselijke ondernemers is daarbij onontbeerlijk.

Het beleid gaat verder onder andere uit van segmentering van de bedrijventerreinen. Dit betekent dat wordt gedifferentieerd in de toegestane bedrijfszwaarte en functies, waaronder volumineuze detailhandel. Voorts dient er aandacht te bestaan voor locaties waar de combinatie wonen en werken wordt toegestaan. Op veel bestaande bedrijventerreinen zijn (bedrijfs)woningen aanwezig. Daarnaast wordt voor sommige situaties een transformatie naar passender functies voorgestaan.

Waar mogelijk wordt gekeken naar het intensiveren van bebouwing op bestaande bedrijventerreinen. Dit is met name mogelijk op bedrijventerreinen met een laag bebouwingspercentage ofwel door het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, ofwel door het toestaan van een hogere bouwhoogte. Daarnaast kan worden gekeken naar intensiever gebruik van bestaande gebouwen. Uiteraard dient hierbij rekening te worden gehouden met bereikbaarheid, ontsluiting, landschappelijke waarden en afstemming met nabije functies..

De gemeente Geldermalsen kent 10 bedrijventerreinen, waaronder de bedrijventerreinen De Gentel/ WatermolenOudenhof, Lingewaarden, West Betuwe, Hoge Weide A en Hoge Weide B. Deze terreinen zijn volledig uitgegeven.

De gemeente Geldermalsen heeft kwalitatieve opgaven geformuleerd voor de bedrijventerreinen. Hieronder de belangrijkste:

  • De gemeente streeft naar duurzame bedrijventerreinen (toekomstwaarde) met een goede ruimtelijke uitstraling;
  • In de gemeente is ruimte voor elk type bedrijvigheid, maar niet op elk terrein. Voor de bedrijventerreinen in het plangebied streeft de gemeente de volgende toekomstige segmentatie na:
    • 1. De Gentel/ Watermolen en Proeftuinen: fruitcluster (agrobusinesscentrum) en schoolcluster;
    • 2. Oudenhof: Volumineuze - en perifere detailhandel en stabilisatie aantal woon- werklocaties;
    • 3. Lingewaarden: transformatie naar woningbouw;
    • 4. West Betuwe/ Hoge Weide A: gemengd bedrijventerrein zonder volumineuze detailhandel. Locaties voor hostels op West Betuwe en woon-werkkavels op Hoge Weide A;
    • 5. Hoge Weide B: Logistiek terrein met grote kavels.
  • Waar mogelijk wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden;
  • Transformatie kan, met de afnemende vraag naar terreinen, een effectieve wijze van grond(her)gebruik zijn;
  • Parkmanagement wordt gestimuleerd om het kwaliteitsniveau van terrein te kunnen blijven garanderen;
  • Goede inpassing van bedrijventerreinen biedt meer kwaliteit voor het bedrijventerrein zelf, maar ook voor de omgeving;
  • Voor oudere terreinen kan een nieuw beeldkwaliteitplan worden opgesteld, wat gezien wordt als ontwikkelinstrument.
3.3.4 Mobiliteitsplan Geldermalsen

Het Mobiliteitsplan Geldermalsen is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 november 2008 en bevat het mobiliteitsbeleid van de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2020. Het Mobiliteitsplan is enerzijds een uitwerking van de beleidskaders die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Mobiliteitsvisie en anderzijds vormt het Mobiliteitsplan het fundament voor alle te realiseren maatregelen op het gebied van mobiliteit. Het doel van het Mobiliteitsplan is het realiseren van de ambities op het gebied van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefomgeving.

In het plan zijn wensbeelden geformuleerd rond de volgende thema's:

  • a. Fietsen zonder stoppen gericht op het stimuleren van het gebruik van de fiets voor de kortere afstanden.
  • b. Veilig op weg gericht op bescherming van de zwakkere in het verkeer.
  • c. Openbaar vervoer voor iedereen gericht op het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer.
  • d. Probleemloos recreëren gericht op het goed faciliteren van het toenemende recreatieverkeer en het beperken van de overlast daarvan.
  • e. Verkeer op de juiste plaats gericht op de vraag welk soort verkeer waar hoort of naar toe zou moeten worden geleid.

Tweede Lingebrug Lingewaarden

Voor het bedrijventerrein Lingewaarden is in het kader van het mobiliteitsplan van belang dat de gemeenteraad op 26 april 2011 heeft besloten de Tweede Lingebrug zoals opgenomen in het mobiliteitsplan niet te realiseren.

3.3.5 Welstandsnota

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader.

Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst. Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Geldermalsen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.

Het verordeningsgebied maakt, behoudens de agrarische gronden, in de welstandsnota onderdeel uit het deelgebied ‘Bedrijven’. In het deelgebied ‘bedrijven’ vindt een soepele toetsing (welstandsniveau 3) plaats.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009).

Bij de zoneringen wordt onderscheidt gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.

Alle bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn naar aard en omvang passend binnen de bedrijventerreinen. In het nieuwe bestemmingsplan zullen alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 4.1 en hoger een aparte aanduiding krijgen. Voorliggende beheersverordening legt uitsluitend de bestaande planologische situatie vast in een nieuwe juridisch vorm.

De volgende bedrijven zijn van milieucategorie 4.1 of hoger.

Functie   Adres   SBI-code   Milieu- categorie  
RWZI: < 100.000 i.e.   Burgemeester Roozeveld van der Venlaan   3700.A1   4.1  
Veiling voor
landbouwproducten  
Deilseweg 7   82991   4.1  
Kunststofverwerkendbedrijf (zonder
fenolharsen)  
De Chamotte 38   222.1   4.1  
Non-ferro-metaalgieterij/ -
smelterij: p.c. < 4.000 t/j  
De Panoven 13   2453,
2454.1  
4.2  
Kunststofverwerkendbedrijf (met fenolharsen)   De Panoven 17   222.2   4.2  
Betonwarenfabriek:
zonder persen, triltafels
en bekistingtrillers  
De Panoven 19   23611.1   4.1  
Kunststofverwerkendbedrijf (met fenolharsen)   De Panoven 20   222.2   4.2  
Baksteen en
baksteenelementenfabriek  
De Rondoven 2   233.A   4.1  
Kunststofverwerkendbedrijf (zonder
fenolharsen)  
Industrieweg 10   222.1   4.1  
Kunststofverwerkendbedrijf (zonder
fenolharsen)  
Oudenhof 4   222.1   4.1  
Scheepsbouw- en
reparatiebedrijf: metalen
schepen < 25 m  
Rijnstraat 12   301, 3315.3   4.1  
Machine- en apparatenfabriek : p.o. >=
2.000 m2  
Tielerweg 9   27, 28, 33.2   4.1  

4.2 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid gaat in op de mogelijkheid waarbij de kans van verhoogd risico bestaat buiten een inrichting als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico betreft een individueel risico en het groepsrisico een cumulatief risico voor een grotere groep personen. Het groepsrisico is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.

Voor de gehele gemeente Geldermalsen is een Externe veiligheidsvisie opgesteld met als doel een toetsingskader te bieden dat duidelijk maakt hoe met de toekomstige externe veiligheidsrisico’s dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie waarbij:

  • de externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht;
  • een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor de externe veiligheid;
  • door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid van bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico’s;
  • gecommuniceerd wordt over de aanwezige risico’s en de te volgen gedragslijn in geval van een calamiteit.
4.2.1 Relevante inrichtingen

Op onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0007.jpg"

Afbeelding 4.1: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Uit deze uitsnede blijkt dat er zich in het plangebied enkele relevante risicovolle inrichtingen en transportbronnen bevinden, met dien verstande dat het bedrijf Flexpak inmiddels geen risicovolle inrichting meer is. De bij dit bedrijf aangegeven contour is niet meer van toepassing.

Bedrijven

Aan de Bosmanskamp 47 is een LPG-inrichting gesitueerd, die van invloed kan zijn op het plangebied. Uitgaande van een ondergrondse tank met een in de milieuvergunning gelimiteerde doorvoer van maximaal 999 m3 per jaar, geldt voor het betreffende station een plaatsgebonden risico van 45 meter vanuit het vulpunt. Voor de ondergrondse tank en het afleverpunt geldt respectievelijk een afstand van 25 meter en 15 meter. Deze risicocontouren vallen over het plangebied. Er bestaat een overlap van deze 10-6/jaar plaatsgevonden risicocontouren met een beperkt kwetsbaar object.

Aangezien er sprake is van een bestaande situatie, waar geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, acht de gemeente deze situatie aanvaardbaar. Binnen het invloedsgebied, van 150 meter, worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Direct ten oosten van het LPG-tankstation ligt het distributiecentrum van AH Geldermalsen. In dit centrum vindt er een beperkte opslag van gevaarlijke stoffen, categorie CPR-15, plaats. De 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour bedraagt 20 meter en ligt volledig op eigen terrein. Binnen het invloedsgebied, van 350 meter, worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Aan de Poppenbouwing 37 bevindt zich het bedrijf Flexpak. Dit was tot voor kort een Bevi-inrichting. Voor dit bedrijf geldt dat het niet langer een Bevi-inrichting betreft. De plaatsgebonden risicocontour van dit bedrijf is hiermee komen te vervallen.

In het bedrijfspand (Fruitmasters) aan de Deilseweg 7 bevinden zich 3 koelinstallaties met ammoniak (NH3) ten behoeve van 4 koelhuizenhuizen. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van deze koelinstallaties bedraagt respectievelijk 35 meter, 45 meter en 45 meter. Binnen deze contouren, zijn geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten aanwezig.

In het bedrijfspand aan de Panoven 17 bevindt zich een opslag voor gevaarlijke stoffen. De 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour van deze opslagruimte bedraagt 20 meter. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Het invloedsgebied bedraagt ook 20 meter. Binnen dit gebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Geconstateerd kan worden, dat er in het verordeningsgebied een aantal risicovolle inrichtingen zijn. In een aantal gevallen bevindt zich de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour buiten de inrichting. In een aantal gevallen bestaat er een overlap met beperkt kwetsbare objecten. Aangezien er sprake is van bestaande situaties, waar geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, acht de gemeente dit aanvaardbaar. In alle gevallen zal het groepsrisico niet toenemen.

4.2.2 Transportroutes

In het kader van het transport gevaarlijke stoffen en externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt bepaald door de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen snelwegen en grote rivieren gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen een indicatie is voor opname in de risicokaart. Nabij het verordeningsgebied liggen de spoorlijnen ’s-Hertogenbosch – Utrecht en Geldermalsen – Tiel.

Beide spoorlijnen hebben geen veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied en zijn dus niet relevant voor het aspect externe veiligheid. De op grote afstand van het plangebied gelegen snelweg A15 en de Betuwespoorlijn zijn met betrekking tot zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico niet van invloed op het verordeningsgebied.

4.2.3 Buisleidingen

Ten zuiden van het bedrijventerrein Hoge Weide B en ten oosten van het terrein Oudenhof, liggen twee aardgastransportleidingen. Deze leidingen hebben de volgende kenmerken.

Leidingtype   Druk   Diameter   Inventarisatie-
afstand  
Pr 10-6/ jaar  
W-527-01   40 bar   8 inch   95 meter   nihil  
W-527-08   40 bar   6 inch   70 meter   nihil  

De leidingen hebben een belemmeringenstrook (aan weerszijden van de leiding, gemeten uit het hart van de leiding) van 4,0 meter.

Binnen de gemeente Geldermalsen is geen routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld, als gevolg waarvan incidenten met gevaarlijke stoffen niet volledig uitgesloten zullen worden. De intensiteit van vervoer van gevaarlijke stoffen wordt op grond van ervaringen elders echter zo laag ingeschat dat er geen wijziging in het groepsrisico kan worden berekend.

4.3 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn ter beperking van verkeerslawaai, zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg en de aard van de omgeving. De breedte van de zone dient daarom voor iedere situatie bepaald te worden. Het streven is erop gericht dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurwaarde 48 dB.

Een uitzondering betreft wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/ uur. Voor deze wegen hoeft in principe geen zone te worden bepaald en wordt er van uitgegaan dat de wettelijke voorkeurwaarde wordt behaald. Een nadere akoestische toetsing ten behoeve van ruimtelijke plannen en/of vergunningen is dan vanuit juridisch oogpunt niet nodig.

In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.

4.4 Railverkeerslawaai

Conform de zonekaart hebben nagenoeg alle spoorlijnen in Nederland een zone. Midden door het plangebied loopt de spoorlijn Amsterdam – Utrecht – ’s-Hertogenbosch – Maastricht (trajectnummer 683). De zone van deze spoorlijn bedraagt 700 meter gerekend vanaf de buitenkant van het spoor. Deze zone kent aan beide zeiden van het spoor een overlap met het verordeningsgebied.

In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe gevoelige bestemmingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.

4.5 Bodem

Voorliggende beheersverordening staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van de verordening is daarom geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van deze beheersverordening mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

4.6 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen. Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.

Voorliggende beheersverordening legt uitsluitend de bestaande, planologische situatie vast. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van de beheersverordening. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.

4.7 Water

4.7.1 Beschrijving watersysytemen

Grondwatersysteem

Het verordeningsgebied is gelegen in de Tielerwaard. Dit gebied behoort tot het rivierenlandschap met de kenmerkende afwisseling tussen oeverwallen en kommen. Het gebied is gelegen op een jonge stroomrug van de Linge.

Oppervlaktewatersysteem

Tielerwaard

De afwatering van de Tielerwaard verloopt voornamelijk oost-westwaarts. De rivier de Linge vormt de noordelijke grens van de Tielerwaard. Aan deze rivier is vrijwel het gehele oppervlaktewatersysteem in het binnendijkse gebied van het voorliggende bestemmingsplan gekoppeld.

Vanuit de Linge vindt zowel aan- als afvoer van water plaats. Overtollig water wordt waar mogelijk onder vrij verval en anders met behulp van gemalen geloosd op de Linge. Met behulp van inlaatgemalen wordt via de Linge ook water het plangebied ingelaten. Wateraanvoer is noodzakelijk voor het op peil houden van diverse watergangen, het beregenen van gewassen en het aanvullen van (grond)water.

Waterkwaliteit

De oppervlaktewaterkwaliteit wordt door het waterschap op een aantal vaste punten gemeten. De waterkwaliteit in de Tielerwaard voldoet veelal aan de normen. Waar de kwaliteit niet aan de norm voldoet is met name fosfaatgehalte te hoog en zuurstofgehalte te laag. De overschrijdingen zijn onder meer te wijten aan de belasting vanuit diffuse bronnen.

Regen- en afvalwatersysteem

Voor de waterafvoer uit bestaand verhardingen in het stedelijk gebied naar het landelijk gebied geldt een afvoernorm van maximaal 3 l/s/ha. Bij nieuwe ontwikkelingen c.q. een toename van verhard oppervlak geldt dat de afvoer moet worden beperkt tot maximaal 1,5 l/s/ha.

In vrijwel het hele plangebied is sprake van een gemengd rioolstelsel, behalve op het bedrijventerrein Hoge Weide B (Poppenbouwing) waar een verbeterd gescheiden stelsel is aangelegd. Daar waar een gemengd stelsel aanwezig is, lozen vuil water en hemelwater lozen beide op het rioolstelsel. Waar werkzaamheden aan de riolering plaatsvinden, worden kansen om verharding af te koppelen van het gemengde stelsel zoveel als mogelijk benut. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat tot de terreingrens regen- en afvalwater gescheiden moet worden aangeleverd. Bij voorkeur wordt schoon hemelwater direct naar het oppervlaktewater afgevoerd in plaats van op de riolering aangesloten.

4.7.2 Waterbeleid - Europees

Europese kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater te verbeteren en het duurzaam gebruik van water te bevorderen. Het is de bedoeling dat in 2015 alle wateren in de Europese Unie (EU) in een ‘goede toestand’ verkeren. Met ‘goed’ wordt zowel een goede chemische toestand (geen vervuilende stoffen) als een goede ecologische toestand (voldoende variatie aan planten en dieren die niet belemmerd wordt door chemische verontreiniging) bedoeld. Indien goed onderbouwd is uitstel van het halen van deze doelen tot uiterlijk 2027 mogelijk.

De Kaderrichtlijn Water beoogt daarnaast het oppervlakte- en grondwater in kwantitatief opzicht te beschermen en te verbeteren. Ook de afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte vormen belangrijke doelstellingen.

De richtlijn stelt waterbeheer vanuit (internationale) stroomgebieden centraal. Nederland is hierbij onderverdeeld in 4 internationale stroomgebieden (Rijn, Maas, Schelde en Eems). De Kaderrichtlijn vraagt om het opstellen van beheersplannen per stroomgebied of deelstroomgebied, met waterkwaliteitsdoelstellingen en doelstellingen betreffende de ecologische kwaliteit. Deze plannen zijn in 2009 vastgesteld en worden uiterlijk in 2012 operationeel. De uitvoering van de richtlijn ligt voor het grondgebied van de gemeente Geldermalsen in handen van het Waterschap Rivierenland.

4.7.3 Waterbeleid - nationaal

Waterbeleid voor de 21e eeuw

Naar aanleiding van de wateroverlast in de jaren ‘90 heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw een advies geschreven over de toekomstige inrichting van het watersysteem in Nederland, inclusief de relatie met de ruimtelijke inrichting. Op basis van de principes: ‘anders omgaan met waterbeheer’, ‘ruimte voor water’ en ‘meervoudig ruimtegebruik’ heeft de commissie een aantal aanbevelingen gedaan. De belangrijkste zijn:

  • de drietrapsstrategie: Overtollig water dient primair te worden opgevangen in het watersysteem waar de wateroverlast optreedt, vervolgens moet voldoende berging worden gezocht en ten slotte kan water worden afgevoerd;
  • watertoets: bij besluitvorming over grootschalige of ingrijpende locatiekeuzen wordt de watertoets verplicht (uitgangspunt vormt het afzien van besluiten, die leiden tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding in de vorm van vermindering van de bescherming tegen overstromingen, toename van de wateroverlast, toename van de bodemdaling, afname van de waterkwaliteit, aantasting van de drinkwatervoorziening en toename van de verdroging van natuurgebieden);
  • stroomgebiedsbenadering: het waterbeleid wordt conform de Europese Kaderrichtlijn per stroomgebied aangestuurd. De vier nationale stroomgebieden zijn opgedeeld in zeventien regionale deelstroomgebieden. Voor elk stroomgebied moet worden vastgesteld aan welke eisen het watersysteem op de lange termijn moet voldoen, middels een stroomgebiedsbeheerplan.

Het verordeningsgebied valt binnen het stroomgebied van de Rijn en het deelstroomgebied Rivierengebied.

Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in werking getreden en is een structuurvisie als bedoeld in de Wro. Stedelijk gebied wordt leefbaarder. Opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt.

Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De uitvoering van maatregelen wordt gecombineerd met herstructurering van bestaand bebouwd gebied en de realisatie van groen in en om de stad.

4.7.4 Waterbeleid - provinciaal

Waterplan Gelderland 2010 – 2015

Het Waterplan Gelderland is evenals het Nationaal Waterplan op 22 december 2009 in werking getreden. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd.

De functie ‘stedelijk gebied’ geldt voor alle bebouwde kommen in Gelderland. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend gronden oppervlaktewater;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling;
  • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
4.7.5 Waterbeleid - waterschap

Waterbeheerplan 2010 – 2015

Waterschap Rivierenland heeft een Waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010 - 2015. Ook dit plan is op 22 december 2009 in werking getreden. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Uitgangspunt van dit plan is het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve gevolgen voor het watersysteem (waterkeringen, wateren en grondwater) door ruimtelijke plannen en besluiten.

Dergelijke plannen moeten minstens waterneutraal zijn en waar mogelijk ook waterpositief. De waterveiligheid, de waterkwaliteit en de waterkwantiteit mogen door de plannen niet achteruitgaan. Als dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dienen de negatieve gevolgen te worden gecompenseerd.

Keur

Naast het beheerplan beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

4.7.6 Waterbeleid - gemeentelijk

Stedelijk Waterplan

Het gemeentelijke waterplan is opgesteld met Waterschap Rivierenland, met als doel het op orde brengen en houden van het totale waterhuishoudingssysteem en de waterketen. Het is een “parapluplan” waaronder de diverse aan water gerelateerde (beheer)plannen vallen.

Het waterplan valt uiteen in twee delen: ‘Visie en oplossingsrichtingen’ en het ‘Uitvoeringsprogramma’.

In deel 1 (de visie) worden de huidige situatie en het beleid en een gezamenlijke visie op de lange termijn beschreven. Daarnaast worden mogelijke oplossingsrichtingen per invalshoek benoemd, die zijn gebaseerd op de analyse van het beleid en systeem. Het Lingebed (buitendijkse gronden) valt buiten de scope van het Stedelijk Waterplan. Voor het binnendijks gelegen deel van het plangebied gelden de volgende principes vanuit het gemeentelijk beleid; voor een deel zijn dit overigens principes die vanuit beleid op hogere niveaus zijn overgenomen:

  • Voorkomen wateroverlastsituaties;
  • Vasthouden – bergen – afvoeren;
  • Schoon houden – scheiden – zuiveren;
  • Duurzaam omgaan met hemelwater (waaronder afkoppelen);
  • Ruimte voor water;
  • Meervoudig ruimtegebruik;
  • Toepassen van duurzame (= niet uitloogbare) materialen en duurzaam terreinbeheer.

Toekomstige ontwikkelingen mogen niet leiden tot een toename van wateroverlast.

Bij nieuwe plannen en initiatieven is water een medeordenend principe en dient er rekening te worden gehouden met water als onderdeel van het planproces. Per plan wordt de toegenomen afvoer van water zoveel mogelijk binnen het plangebied gecompenseerd. Waterneutraal bouwen is bij nieuwe (bouw)ontwikkelingen het uitgangspunt. Om de doelen uit deel 1 (de visie) te verwezenlijken worden in het Stedelijk Waterplan deel 2 (het uitvoeringsprogramma) concrete maatregelen beschreven welke zijn onder te verdelen in twee hoofdcategorieën:

  • Maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit (bijvoorbeeld rioleringswerkzaamheden en aanleg van natuurvriendelijke oevers);
  • Maatregelen betreffende de waterkwantiteit (aanleg van nieuwe of vergroten van bestaande wateroppervlakken en het verruimen van duikers).

Deze concrete maatregelen worden vervolgens via de beheerplannen naar vermogen gefaseerd gerealiseerd. Voor zover noodzakelijk en mogelijk zal hiervoor binnen ruimtelijke plannen de planologische ruimte worden geboden.

4.7.7 Veiligheid waterkering

De waterkering langs de Linge is een regionale waterkering. Het waterkerend vermogen van de dijk mag niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen; de huidige sterkte van de waterkering moet worden gehandhaafd. Niet alleen de dijk, maar ook de zogeheten beschermingszones aan weerszijden van de dijk zijn beschermd via de Keur van Waterschap Rivierenland. Als gevolg hiervan gelden restricties voor bebouwing en andere activiteiten op en langs de dijken.

4.7.8 Grondwater

Voldoende drooglegging is noodzakelijk om grondwateroverlast te voorkomen. Voorliggende beheersverordening is conserverend, waardoor geen regels hieromtrent zijn opgenomen.

4.7.9 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied liggen enkele A-watergangen met een beschermingszone. Op onderstaande uitsnedes van de Legger Wateren van het waterschap zijn deze te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0008.jpg"

Aan de zuid-, west- en noordzijde van het bedrijventerrein De Gentel/ Watermolen bevinden zich A-watergangen. Verspreid op het terrein komen enkele C-watergangen voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0009.jpg"

Aan de westzijde van de agrarische gronden, ten zuiden van de Provincialeweg Oost, alsmede dwars over dit terrein, lopen A-watergangen. Aan de noordzijde van dit terrein loopt een B-watergang. Op het bedrijventerrein Oudenhof komen geen watergangen voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0010.jpg"

Op het bedrijventerrein Lingewaarden komen geen A-watergangen voor. Wel is de Linge, direct ten noorden van het plangebied, een A-watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0011.jpg"

Aan de noordoost-, oost- en zuidzijde van bedrijventerrein West Betuwe komen A-watergangen voor. Verspreid over dit terrein bevinden zich ook enkele C-watergangen. Op het bedrijventerrein Hoge Weide A bevinden zich aan de noord-, zuid- en westzijde A-watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0012.jpg"

Rondom bedrijventerrein Hoge Weide B liggen A-watergangen.

Het Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeheer van al het oppervlaktewater en voor het dagelijks beheer van de A-watergangen.

Gelet op het conserverende karakter van de voorliggende beheersverordening zijn er geen wijzigingen te verwachten in de kwantiteit of kwaliteit van het oppervlaktewater.

4.7.10 Waterberging

Indien sprake is van een toename van verhard oppervlak, leidt dit tot versnelde afvoer naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat is de aanleg van extra waterberging van belang. De eerste 500 m2 verharding in stedelijke gebieden (per plan) is vrijgesteld van compensatie; daarna geldt een vuistregel van 436 m3 waterbergingscompensatie per hectare verharding.

Aangezien voorliggende beheersverordening geen extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk maakt ten opzichte van voorgaande planologische regimes, zijn compenserende maatregelen op dit moment niet nodig.

4.7.11 Riolering en zuiveringswerken

Binnen het verordeningsgebied ligt een rioolwaterpersleiding van het waterschap in de nabijheid van deze leiding mag in principe niet worden gebouwd.

4.8 Archeologie en Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologische beleidsnota

Het gemeentelijk beleid is er op gericht de archeologische (en cultuurhistorische) waarden tijdig in te brengen in het ruimtelijk planproces. Er moet niet alleen rekening worden gehouden met vastgestelde archeologische waarden, maar ook met archeologische verwachtingswaarden. Voor de gehele gemeente Geldermalsen is door RAAP een Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg opgesteld (rapport 1384). Deze beleidsnota is op 28 november 2006 vastgesteld door de gemeenteraad.

Voor de gronden in het verordeningsgebied is de archeologische beleidskaart van toepassing. Voor deze gronden zijn de volgende beleidsgebieden van toepassing:

  • gebieden met een hoge archeologische verwachting: algemeen;
  • gebieden met een hoge archeologische verwachting: restgeul van Linge;
  • gebieden met een middelmatige archeologische verwachting;
  • de historische dorpskern;
  • terrein zonder status (puntlocatie met attentiezone van 50 m rondom);
  • oude woongrond.

Wanneer bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, als gevolg van bouwen of andere activiteiten, dient de Archeologische beleidskaart als toetsingskader voor de beoordeling van de archeologische waarden op de betreffende locatie.

4.8.2 Cultuurhistorie

Het verordeningsgebied is geormorfolgisch gelegen in het rivierlandschap. Hier is sprake van oeverafzettingen van (fossiele) holocene meandergordel en oeverafzettingen boven (diepgelegen) stroomgordels.

In het plangebied komt één rijksmonument voor. Het betreft een naamloze poldermolen (achtkante grondzeiler) aan de Watermolenweg 8 die stamt uit 1772. In het plangebied komen geen gebouwde gemeentelijke monumenten voor.

De Lingedijk vormt een belangrijk element als historische waterkering.

Cultuurhistorische gebiedsinventarisatie

De gemeente Geldermalsen bezit onmiskenbare cultuurhistorische rijkdommen. Vooral de rivier de Linge met de daaraan gelegen dorpen, landbouwkundige en waterstaatkundige elementen vormen de basis van de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten.

De tegenwoordige staat van de dorpen en het buitengebied geeft een fraai beeld van specifiek Betuwse eigenschappen van het rivierengebied. Dit zijn zonder twijfel dingen om trots op te zijn. De gemeente bezit archeologische en historisch–geografische kwaliteiten die bescherming verdienen.

4.9 Natuur en landschap

4.9.1 Vogel- en habitatrichtlijn

Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, ‘Natura 2000’. Om dit te bereiken zijn onder meer de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. Op basis van deze Europese richtlijnen zijn alle lidstaten, dus ook Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen.

Voor de aangewezen gebieden, veelal reeds onderdeel uitmakend van de (nationale) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), geldt een speciaal beschermingsregime. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten of bij nieuwe activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden zal er getoetst moeten worden of er significante gevolgen zijn voor de gebieden.

Onderhavig verordeningsgebied is niet gesitueerd in of in de nabijheid van een aangewezen dan wel aangemeld Vogel- of Habitatrichtlijngebied. Initiatieven als gevolg van het voorliggende verordening hebben daarom geen invloed op de beschermde gebieden. Het plan hoeft niet getoetst te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.9.2 Ecologische hoofdstructuur

De rivier de Linge, ten noorden van de bedrijventerreinen De Gentel/Watermolen en Lingewaarden, maakt onderdeel uit van de EHS (verbindingszone). De Linge is echter buiten het verordeningsgebied gelegen.

Doel van de EHS is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden door middel van natuurbehoud en natuurontwikkeling, waar de natuur (plant en dier) voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden.

4.9.3 Flora- en faunawet

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten tevens een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten worden beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002). Hiertoe zijn met name de volgende verboden van belang:

  • het verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten;
  • het verbod tot beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren;
  • het verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats.

Van de hierboven genoemde verboden is onder voorwaarden een ontheffing mogelijk. Zo kan de minister van LNV op basis van artikel 75 ontheffing verlenen ten behoeve van een dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de soort.

Voorliggende verordening is conserverend van aard. Bij toekomstige nieuwe planontwikkelingen dient te worden nagegaan in hoeverre bedreigde dier- en plantensoorten in het geding zijn.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de beheersverordening in juridische zin in elkaar zit.

5.1 Procedure

De beheersverordening kent, anders dan bijvoorbeeld het bestemmingsplan, geen wettelijke voorbereidingsprocedure. Een terinzagelegging waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend vindt daarom niet plaats. Evenmin bestaat de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen het vaststellingsbesluit van de beheersverordening.

Het ontbreken van een voorbereidingsprocedure en beroepsmogelijkheden volgt uit het gegeven dat de beheersverordening is bedoeld om slechts de bestaande situatie vast te leggen.

Voor wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden van de Deilseweg 7 en de Bosmanskamp geldt dat tegen een later afwijkingsbesluit wel rechtsbescherming bestaat.

De gemeenteraad stelt de beheersverordening vast. De beheersverordening treedt de dag na publicatie van het raadsbesluit in werking.

5.2 Regeling

Voorliggende beheersverordening legt de bestaande planologische regeling vast in een nieuw planologisch besluit. Dit wil zeggen dat de voorschriften van de vigerende bestemmingsplannen ongewijzigd worden overgenomen als regels in de beheersverordening.

Daarnaast wordt de bestaande, legale situatie (gebruik en bebouwing) opgenomen in de beheersverordening. Hierbij kan gedacht worden aan vergunde artikel 19 vrijstellingen, of andere afwijkingen van het bestemmingsplan.

De geringe uitbreidingen van de Deilseweg 7 en aan de Bosmanskamp zijn de enige wijzigingen die ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen in de beheersverordening. Deze uitbreidingen zijn als afwijkingsmogelijkheden opgenomen en er zal dan ook eerst een apart afwijkingsbesluit moeten worden genomen alvorens deze mogelijkheden te realiseren zijn. Deze afwijkingsmogelijkheden zijn aangegeven middels 'besluit-subvlakken'.

Door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn enkele termen veranderd ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Zo wordt er nu niet meer gesproken over 'vrijstelling' (of 'ontheffing'), maar van 'afwijking'. Een 'aanlegvergunning' is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' geworden. De beheersverordening geeft in de regels aan hoe de vergunningen moeten worden gelezen.

Op de verbeelding behorende bij de beheersverordening zijn meerdere 'besluitvlakken' aangegeven. Deze vlakken corresponderen allemaal met een vigerend bestemmingsplan. Wanneer er op het vlak geklikt wordt verschijnt het nummer van het betreffende besluitvlak. Op die manier kan achterhaald worden welke regeling geldt op een locatie.

In onderstaande tabel is aangegeven welke vlakken met welke plannen corresponderen.

Besluitvlak   Bestemmingsplan  
1   De Gentel 1986 nr 1  
2   De Gentel 1976 1986 1e herziening (veilingterrein)  
3   De Gentel 1976 1986  
4   Industrieterrein Hoge Weide 1988  
5   Bedrijventerrein Hoge Weide 2 1988  
6   Bedrijventerrein Hoge Weide 3 1988  
7   Lingewaarden 1976 1986  
8   Lingewaarden 1986 2e wijziging (1990)  
9   Windmolen Lingewaarden 1981  
10   Chamotte 1987  
11   Buitengebied 2006  
12   Buitengebied 1984  
13   Geldermalsen Oost 1995  

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.GDMBEDRTERR-BHV3_0013.jpg"

Afbeelding 5.1: De ligging van de verschillende besluitvlakken