direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Dorpsgroen
Plan: Palmesteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.072171palmesteyn-VO04

Artikel 3 Agrarisch - Dorpsgroen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Dorpsgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één of meer vormen van agrarisch grondgebruik met bijbehorende voorzieningen;
  • b. behoud, beheer en herstel van aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. bescherming van het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gebieden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ontsluiting van de aangrenzende woonbestemming op de locatie Palmensteyn ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Ontsluiting

De verhardingsbreedte ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" bedraagt maximaal 5 m.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Verlichtingsmasten

Verlichtingsmasten zijn niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van mag niet meer bedragen dan 2 m
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van ooievaarsnesten toegestaan tot een hoogte van 10 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing grotere hoogte bouwwerken, geen bebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3, teneinde een grotere hoogte toe te staan voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de hoogte na vrijstelling niet meer bedraagt dan 3 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van bestrijdingsmiddelen die het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden onevenredig nadelig beïnvloeden.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1 Aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van boomgaarden en zachtfruitopstanden, anders dan ter vervanging van bestaande boomgaarden;
  • b. de aanleg van boomkwekerijen;
  • c. de aanleg van tuinen;
  • d. het aanbrengen van verhardingen;
  • e. het planten van bomen;
  • f. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.5.2 Uitzonderingen

De aanlegvergunning als bedoeld in 3.5.1is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, behorende tot het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg of het onderhoud van een door burgemeester en wethouders geaccordeerd inrichtingsplan;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ontsluiting.
3.5.3 Verlening

De vergunning wordt slechts verleend, indien door de in 3.5.1genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 3.1.1onder b genoemde doeleinden niet nadelig beïnvloeden.