De op de plankaart voor GROEN aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bomen, bos, paden voor langzaam verkeer, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor de bescherming, de instandhouding en/of het herstel van de voorkomende natuurlijke waarden met daarbijbehorende andere-bouwwerken en half open dan wel open verhardingen.
Op de tot GROEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
Voor andere-bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 8,50 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden;
- het afgraven en ophogen van gronden (vergraven en egaliseren);
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
Het in 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
De in 3.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming GROEN wijzigen in de bestemming VERKEER ten behoeve van de verbreding van bestaande wegen.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Indien de waarden en/of de belangen als genoemd in 3.4.2 onder a en b onevenredig worden geschaad en/of de in 3.4.2 onder c en d genoemde uitvoerbaarheid/inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de in 3.4.2 onder e genoemde verkeerssituatie onevenredig nadelig wordt beïnvloed, vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |