Plan: | Harderwijkerweg naast 34 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.Harderwijkerwegong-0401 |
Aan de Harderwijkerweg 34 in Ermelo is een vrijstaande woning aanwezig. Initiatiefnemer is voornemens om op het naastgelegen perceel een nieuwe, vrijstaande woning te bouwen. Het perceel is reeds bestemd voor wonen, alleen is ter plaatse maar 1 woning toegestaan. Om de beoogde nieuwe woning mogelijk te maken, is daarom een nieuw bestemmingsplan nodig.
Het perceel Harderwijkerweg naast 34 is gelegen in de kom van Ermelo. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Ermelo, sectie E, nummer 3767.
Ligging in de omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door het genoemde perceel.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Ermelo', vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2013.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. Daarmee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor het wonen in woonhuizen. Ter plaatse is 1 woning toegestaan, uitsluitend binnen het bouwvlak. Voor een woning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 8 meter. Voor bijbehorende bouwwerken bij een woning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter. Daarnaast geldt een maximale oppervlakte van 150 m2 voor bijbehorende bouwwerken.
De strook aan de wegzijde is bestemd als 'Tuin'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en (hoek)erkers ten dienste van de naastgelegen woonbestemming gebouwd worden.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
Het voornemen om een nieuwe, vrijstaande woning te bouwen naast de bestaande woning is niet mogelijk in het geldende bestemmingsplan. Ook is1 daarvoor geen relevante afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig voor het planvoornemen.
In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.
In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:
Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:
De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.
Toetsing
Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met deze ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.
Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
Toetsing
Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.
Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Toetsing
Dit plan voorziet niet in 12 of meer woningen. Daarmee is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.
Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.
Toetsing
Dit plan voorziet in de realisatie van een nieuwe woning. Hiervoor zijn geen specifieke uitgangspunten genoemd in de omgevingsvisie. Dit plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.
Op 21 december 2022 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland geconsolideerd. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.
Wonen
Artikel 2.2 bepaalt over nieuwe woningen het volgende:
Toetsing
Ermelo valt onder de regionale woonagenda 'Samenwerking Noord-Veluwe'. De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werkten in 2018 en 2019 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). In die periode is een regionale woonagenda opgesteld: de Regionale woonagenda 2019-2022. In deze agenda worden de opgaven en uitdagingen bepaald die de partners in de komende periode willen oppakken, waaronder het maken van afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen en het nader in beeld brengen van de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Wel wordt in de woonagenda geconstateerd dat er een oplopend tekort is aan woningen en dat elke doelgroep graag een nieuwe woning wil. De woningbouw blijft fors achter bij de behoefte. Met het deze plan neemt het aanbod aan nieuwe woningen toe, zodat een deel van de (veel grotere) vraag ingevuld kan worden. Het plan is dan ook in overeenstemming met de regionale woonagenda.
Water en Milieu
Op de kaart 'water en milieu' is het plangebied gelegen in een intrekgebied. Artikel 2.38 bepaalt hieronder het volgende:
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Toetsing
Dit plan voorziet niet in de winning van fossiele energie.
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
De Omgevingsvisie Ermelo is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2022. De omgevingsvisie geeft de ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen van Ermelo op hoofdlijnen. Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Schil rondom centrum'. De relevante opgaven die rondom het plangebied benoemd zijn, zijn als volgt:
Verder is over wonen het volgende beschreven in de omgevingsvisie:
Ermelo werkt samen met de bewoners en partners aan leefbare, toekomstbestendige wijken. Met een aantrekkelijke, groene inrichting, waarmee bijgedragen wordt aan de klimaatadaptatie, een schone lucht en een beweeg- en speelvriendelijke omgeving. Ingezet wordt op duurzame, levensloopbestendige woningen voor alle leeftijds- en doelgroepen. We faciliteren en stimuleren de realisatie van voldoende woningen voor alle Ermeloërs. Nieuwbouw vindt in eerste instantie plaats via inbreiding en herontwikkeling, maar op termijn hebben we behoefte aan een nieuwe ontwikkelingsrichting buiten het bebouwde gebied. Het behoud en waar mogelijk versterken van onze groene identiteit en een gezonde leefomgeving, vraagt om een einde aan het alsmaar verder inbreiden.
Toetsing
Dit plan voorziet in een nieuwe, vrijstaande woning. Dit vindt plaats via inbreiding. Dit sluit aan bij de koers die wordt ingezet in de omgevingsvisie, waarbij de bebouwingsdichtheid naadloos aansluit bij wat in de omgeving aanwezig is. Ook worden de aanwezige bomen zo goed als mogelijk ingepast en behouden. Verder wordt de groene identiteit versterkt door de aanleg van inheemse hagen en bomen.
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Ermelo.
Sinds de laatste woonvisie uit 2015 zijn er veel ontwikkelingen geweest op de woningmarkt. Zo is de druk op de woningmarkt flink toegenomen en zijn de huizenprijzen gestegen. Hierdoor hebben veel huishoudens en met name starters en de ouderen moeite om geschikte en passende woonruimte te vinden. Om in te spelen op de veranderingen heeft het college een nieuwe woonvisie opgesteld.
Exclusief staat voor de woonomgeving die de gemeente Ermelo bieden; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil de gemeente toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat de gemeente zich gaat inspannen voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om de visie te realiseren zet de gemeente in op drie strategische woonopgaven:
Nieuwbouw, herstructurering en transformatie zet de gemeente de komende jaren in voor alle doelgroepen. De gemeente heeft hierbij een programmering van nieuwbouwwoningen voor ogen waarin een goede balans is tussen de behoefte van de korte termijn en de lange termijn. Ook stimuleren ze bij elke nieuwbouwaanvraag de inzet op groen- en natuurinclusief bouwen. In Ermelo streeft de gemeente naar een woningvoorraad die zoveel mogelijk past bij de woonwensen, inkomens, levensfase en huishoudenssamenstelling van onze inwoners. Er is keuze voor iedereen, mede door een passend en betaalbaar woningaanbod. Hierbij zetten ze onder andere in op het vergroten van het aantal sociale huurwoningen.
Toetsing
Dit plan voorziet in een nieuwe, vrijstaande woning. Daarmee wordt een deel van de bestaande vraag ingevuld.
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de woonvisie.
Het groen in, op en aan gebouwen is van groot belang voor de leefbaarheid en voor het ecologisch functioneren van Ermelo. Daarnaast gaat het om een veel bredere opgave om meer groen in de woonomgeving toe te passen. Het behoud en ontwikkelen van groen is van groot belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten en voor de biodiversiteit in Ermelo, voor een prettige leefomgeving, voor mogelijkheden voor natuurbeleving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering. Het begrip “groen- en natuurinclusief bouwen” wordt dus breed uitgelegd.
Bij projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer en/of ontwikkelaar is (bijv. bij tenderen), en bij wijzigingen van bestemmingsplannen wordt een verplicht puntensysteem gehanteerd hanteren. Naast woningbouwprojecten geldt dit puntensysteem ook voor andere projecten bijv. aanleg infrastructuur en bouw van andere gebouwen dan woningbouw. De essentie van het puntensysteem is dat de initiatiefnemer maatregelen neemt waarbij elke maatregel 1, 2 of 3 punten waard is. Afhankelijk van de omvang van het bouwproject wordt een verplicht aantal punten voorgeschreven.
Stappenplan
Stap 1 – bepalen omvang project:
De eerste stap is het bepalen van de omvang van het project. Hoe groter de omvang, hoe meer maatregelen worden gevraagd. De projecten worden als volgt ingedeeld:
Stap 2 – het verplichte aantal te behalen punten:
Toetsing
Dit plan voorziet in een nieuwe, vrijstaande woning. De totale oppervlakte bedraagt circa 1.500 m2. Er moeten dus 11 punten behaald worden. In de quickscan die is uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming zijn de te nemen maatregelen beschreven. Zie hiervoor paragraaf 4.3 en Bijlage 3.
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming met het beleid voor groen- en natuurinclusief bouwen.
Hieronder wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.
Omgeving
Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Ermelo, net buiten het centrum en aan de doorgaande weg tussen Ermelo en Harderwijk. De omgeving is aan te merken als het parkachtige woongebied. In dit gebied is de ruim opgezette groene structuur beeldbepalend. Binnen het groene raamwerk bevinden zich villa's met een individuele uitstraling. De groen ingerichte woonstraten, de maat van de bouwmassa's en de groen ingevulde ruimte daartussen, zorgen voor en sterke samenhang. Openbare ruimte en privé-tuinen vormen de groene sfeer rondom vrijstaande woningen van wisselende omvang.
Luchtfoto omgeving plangebied
Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Harderwijkerweg. Dit is een lokale ontsluitingsweg die in het oosten aansluit op de Putterweg en in het noorden op de Oranjelaan. Langs de Harderwijkerweg zijn diverse andere bebouwde percelen aanwezig, met name vrijstaande woningen.
Het plangebied is momenteel ingericht als een groot woonerf. De bestaande, vrijstaande woning staat in het noorden gesitueerd. Het betreft een woning met één bouwlaag. Aan de woning zijn een aantal schuren/opstallen aangebouwd. In totaal staat er circa 400 m2 aan bebouwing op het perceel.
De inrit tot het perceel is aan de zuidzijde gesitueerd, en loopt vanaf het midden richting de woning. Op de erfverharding na is het plangebied grotendeels groen ingericht, met name veel bomen.
Luchtfoto plangebied
Aanzicht vanaf de Harderwijkerweg
Het plangebied betreft een onbebouwd stuk grond. Ondanks de geldende woonbestemming, is hier geen bouwvlak aanwezig. Vanwege de ruime omvang van het perceel is initiatienemer voornemens een extra woning te bouwen naast de Harderwijkerweg 34.
Voor dit voornemen is een inrichtingsschets gemaakt. Volledigheidshalve is ook het perceel Harderwijkerweg 34 meegenomen. De bestaande woning aan de Harderwijkerweg 34 blijft behouden en wordt verduurzaamd. Ten zuiden van de bestaande woning wordt een nieuwe, vrijstaande woning gerealiseerd. De nieuwe woning krijgt, net als de bestaande woning, een plat dak en één bouwlaag. De woning krijgt een maximale goot- en bouwhoogte van 4 meter. Verder krijgt de nieuwe woning een bijgebouw en een carport. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats. De bestaande inrit, die aan zuid- en oostzijde van het plangebied loopt, blijft hierbij in gebruik.
In het kader van duurzaamheid zal de nieuwe woning (moeten) voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. Dit houdt in dat er gebruik gemaakt zal worden van zonnepanelen en een warmtepomp. De woning wordt niet aangesloten op aardgas.
De nieuwe woning is landschappelijk goed in te passen. Op basis van de uitgevoerde Boom Effect Analyse blijven de meeste bomen staan. Verder worden nog groen- en natuurinclusieve maatregelen toegevoegd. Zie hiervoor paragraaf 4.3 en Bijlage 3.
Inrichtingsschets nieuwe situatie
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven voor de bewoning van de aanwezige bedrijfswoning en voor het aannemersbedrijf. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Voor dit plan is door adviesbureau Grondvitaal een verkennend bodemonderzoek incl. afperkend bodemonderzoek en asbest in bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.
Verkennend bodemonderzoek
In de bovengrond ter plaatse van boringen 1 en C03 is een overschrijding van de interventiewaarde aangetroffen voor PCB’s. Een nader afperkend onderzoek bij beide boringen is noodzakelijk om de omvang van de verontreiniging vast te stellen.
Asbest in bodemonderzoek
Ter plaatse van de druppellijnen op de locatie wordt de (halve) maximaal toegestane waarde voor asbest niet overschreden. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie, zijn op basis van asbest in de bodem milieutechnisch geen bezwaren aan te geven.
Nader onderzoek
Verontreinigingskern ter plaatse van boring 01
Uit de resultaten van het afperkend onderzoek blijkt dat alleen in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) ter plaatse van boring 01 de interventiewaarde voor PCB wordt overschreden. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de onderliggende bodemlaag (boring 100) geen verhoogde waarden zijn aangetroffen. In de afperkende boringen 101, 102 en 103 is een lichte verontreiniging met lood aangetroffen. In boring 104 ligt de PCB-concentratie onder de interventiewaarde, maar wel boven indexwaarde van 0,5. De matige concentratie van de verontreiniging loopt waarschijnlijk nog iets door in westelijke richting, maar dit kan bepaald worden bij de sanering van de verontreiniging.
Verontreinigingskern ter plaatse van boring C03
Uit de resultaten van het afperkend onderzoek blijkt dat alleen in de bovengrond (0,2-0,5 m-mv) onder de puinverharding ter plaatse van boring C03 de interventiewaarde voor PCB wordt overschreden. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de onderliggende bodemlaag (boring C30) geen verhoogde waarden zijn aangetroffen. In de afperkende boringen C31 en C33 is nog een lichte verontreiniging met PCB aangetroffen. In boringen C32 en C34 blijkt de PCB-concentratie zelfs onder de streefwaarde
Geconcludeerd kan worden dat beide PCB-verontreinigingen in zowel horizontale als verticale richting zijn afgeperkt tot beneden de interventiewaarde. De hoeveelheid sterk verontreinigde grond met PCB blijft beperkt. De aangetroffen volumes geen aanleiding om de aangetroffen verontreiniging als een ernstige bodemverontreiniging te kwalificeren.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Dit plan voorziet in een nieuwe, milieugevoelige functies: de woning. Daarom is alleen sprake van inwaartse zonering.
Aan de Harderwijkerweg 44 is een restaurant aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 1, met een richtafstand van 10 meter. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 140 meter.
Verder is aan de Harderwijkerweg 36 een maatschappelijke bestemming aanwezig, op ruim 25 meter vanaf het plangebied. Voor zover bekend zijn hier echter geen maatschappelijke functies aanwezig.
Overige milieubelastende functies zijn op ruimere afstand gelegen. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen: de Harderwijkerweg en overige aansluitende wegen.
Voor dit plan is door adviesbureau AWG Geluidadvies een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.
De geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen voldoet met Lden = 56 dB of lager niet aan voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB (incl. aftrek).
Maatregelen in bron en overdracht zijn hier niet realistisch te treffen. Het gaat om één extra woning. De oostgevel is geluidluw. Daarmee is het plan binnen het gemeentelijke geluidbeleid realiseerbaar.
De gemeente wordt verzocht een hogere grenswaarde vast te stellen van Lden=55 dB op de begane grond en 56 dB op de verdieping (incl. aftrek 5 dB) vanwege de Harderwijkerweg.
Het aspect verkeersgeluid vormt hiermee geen belemmering voor het plan.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Dit plan voorziet in de realisatie van een nieuwe vrijstaande woning. Daarnaast wordt de bestaande woning herbouwd. Daarmee valt dit plan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, namelijk in categorie 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Daarom is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Met behulp van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM is de luchtkwaliteit in beeld gebracht om te bepalen of ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een goed verblijfsklimaat. Op de kaart van 2021 blijkt dat voor fijnstof PM2,5 een concentratie is van 8 µg/m3. Op de kaart voor 2030 is dat 6 µg/m3. Voor fijnstof PM10 in 2021 is de concentratie 14 µg/m3 en voor 2030 is dat 13 µg/m3. Voor stikstofoxide (NOX) was de concentratie in 2021 9 µg/m3. Voor 2030 is dat 6 µg/m3. Hiermee wordt (ruimschoots) aan de grenswaarden voldaan en is duidelijk dat de luchtkwaliteit in de toekomst zal verbeteren en niet zal verslechteren. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Uitsnede risicokaart met het plangebied in rood aangeduid
Op bovenstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) te zien. Hieruit blijkt dat het plangebied niet gelegen in binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven en transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Uit artikel 7.2 Wet milieubeheer volgt dat de m.e.r.-plicht voor een belangrijk deel is geregeld in het Besluit m.e.r.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bijhet Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2022 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo is het plangebied gelegen binnen een gebied met een hoge verwachting. Hiervoor geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 30 centimeter beneden maaiveld een archeologisch onderzoek verplicht is.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Ermelo
Voor dit plan is advies ingewonnen bij de regioarcheoloog. In het advies heeft de archeoloog het volgende geadviseerd:
De ontginning van de heide, alsmede het gebruik van het oude zandpad en de inrichting van het terrein maken de kans klein dat archeologische waarden intact te verwachten zijn. Wel wordt geadviseerd een voorwaarde op te nemen bij de omgevingsvergunning.
De gewenste voorwaarde houdt de wens in dat de graafwerkzaamheden, voor de nieuwe woning, onder begeleiding van de regioarcheoloog plaatsvinden. Door de archeologische dubbelbestemming voor het plangebied te handhaven, is er een basis om daarvoor een voorwaarde op te nemen in de omgevingsvergunning voor de nieuwe woning.
Op het perceel zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook ligt het perceel niet binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht.
Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie. In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen. De soortenbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en Andere soorten (art. 3.10). Hierin worden ook rust- en voortplantingsverblijfplaatsen en het functioneel leefgebied beschermd. Bij negatieve effecten op soorten in de specifieke soortenbescherming geldt een ontheffingsplicht. Naast de specifieke soortenbescherming kent Nederland ook gebiedsbescherming, waarbij bepaalde gebieden extra bescherming genieten. Het gaat hier hoofdzakelijk om Natura 2000- gebieden en het Natuurnetwerk Nederland en de Groene contour. In deze gebieden mogen in principe geen werkzaamheden binnen de grenzen uitgevoerd worden.
Voor dit plan is door adviesbureau Groenewold een quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Hierna worden de bevindingen kort besproken.
Soortenbescherming
Op het perceel voor de nieuwe woning en ook in en om de bestaande woning, zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. In een dode boom is een aantal spechtengaten aanwezig. Er zijn voldoende alternatieven in de omgeving. De boom is alleen beschermd als er vogels daadwerkelijk broeden. Daarom is het advies bij eventuele kap, dit buiten het broedseizoen uit te voeren. Er is specifiek gezocht naar aanwijzingen voor verblijfplaatsen van marters, vleermuizen, huismus, eekhoorn en uilen. Deze zijn niet aangetroffen. Er is een nest aanwezig in één van de dennen aan de zuidwestzijde van het perceel. Hoewel niet waarschijnlijk zou het nest in gebruik kunnen zijn als eekhoornnest. Daarom is nog driemaal een avondbezoek gebracht met een warmtebeeldcamera. Daaruit bleek dat het nest niet bezet was.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Veluwe op circa 335 meter ten oosten van het plangebied. De stikstofdepositie in de aanleg- en gebruiksfase is berekend en niet hoger dan 0.00 mol/ha/jaar.
Het plan valt buiten de begrenzing van het GNN en de GO. Aanvullend onderzoek is niet nodig.
Zorgplicht
Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de 'algemene zorgplicht' (art. 1.11 Wet natuurbescherming), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Voor dit plan is door adviesbureau Otani een Boom Effect Analyse opgesteld. Deze analyse is opgenomen als Bijlage 4. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.
Het perceel waarop het nieuwe bouwblok is aangegeven bestaat uit aan de straatzijde voornamelijk dennen met één beeldbepalende beuk. De bomen zijn het voorbije jaar veelal vrij komen te staan. Er zijn diverse bomen gekapt. Aan de wortelopslag te zien zijn dit acacia’s enkele eiken en één of meerdere iepen. Daardoor hebben de meeste bomen een kale stam met boven in een relatief kleine kroon en soms ook scheefstand. Ook lijkt het dat er veel klimop in de bomen aanwezig was tot hoog in de kroon, wat een verstikkende werking heeft gehad op de takken en knoppen. De gevolgen zijn relatief veel dode of afstervende takken. De bomen zijn door de kap van omringende bomen relatief gevoelig geworden voor windworp.
De bomen aan de oostelijke zijde zijn, afgezien van een enkele bomen, relatief in goede conditie. Op dit gedeelte van het perceel staat een enkele boom, indien deze vrijgesteld wordt, voor de toekomst een mooi beeldbepalend exemplaar kan worden. De genoemde beschermende maatregelen moeten dan wel in acht genomen worden.
Indien bouwactiviteiten moeten plaatsvinden zal dat ten kosten gaan van diverse dennen en een notenboom. Indien het vak verkleind wordt of enkele meters naar achteren verplaats wordt, kunnen meer bomen gespaard worden.
Indien de bouw uitgevoerd wordt volgens de mij beschikbare tekening en de aanbevelingen opgevolgd worden zoals voorgeschreven in de bomenposter bijlage 1 ‘Bomenontwerp’, kunnen veel beeldbepalende bomen gehandhaafd worden. Onder voorwaarden zoals hierboven beschreven is, kunnen de bomen nog vele tientallen jaren mee gaan.
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt een verplichting om voor een zone van enkele meters aan weerszijden van gasleidingen met een werkdruk van 16 bar of meer en voor brandstofleidingen een beschermende regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Naast deze leidingen kunnen ook andere kabels en leidingen planologisch relevant zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen.
Binnen het perceel en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
De gemeente Ermelo heeft een nieuw parkeerbeleid vastgesteld op 30 juni 2016, het Parkeerbeleidsplan Ermelo. Op basis daarvan is een Nota Parkeernormen opgesteld. Voorheen kon de juridische verankering van parkeernormen worden geborgd via de bouwverordening. Door wijzigingen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de juridische borging van dit parkeerbeleid nu te gebeuren via het bestemmingsplan. Om deze reden is voor het gehele grondgebied van de gemeente Ermelo een partiële herziening opgesteld, die aanvullend geldt op de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2017.
In de Nota Parkeernormen Ermelo zijn de parkeernormen benoemd per functie. Dit plan voorziet in een nieuwe woonfunctie. De parkeernorm voor een vrijstaand koophuis in de bebouwde kom is 2,3 parkeerplaatsen. De totale parkeernorm komt daarmee neer op 4,6 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
Wat betreft de verkeersgeneratie voorziet dit plan in de 1 nieuwe woning. Op basis van CROW-publicatie 381 is een inschatting van de toename in de verkeersgeneratie te maken. Voor een vrijstaand koophuis in de rest bebouwde kom is het maximale kengetal 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Naar verwachting zal de verkeersgeneratie dus met afgerond 9 verkeersbewegingen per etmaal toenemen door de komst van de nieuwe woningen. Deze toename is gemakkelijk op te vangen binnen de bestaande capaciteit van de Harderwijkerweg.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
De keur van het waterschap Vallei en Veluwe stelt dat bij een toename van meer dan 1500 m2 van het verhard oppervlak binnen de bebouwde kom er waterberging ter compensatie gerealiseerd dient te worden. Met de nieuwe ontwikkeling wordt die ondergrens niet overschreden. Daarom hoeft er geen compenserende waterberging plaats te vinden.
Het hemelwater dat op de nieuwe gebouwen valt, zal via een hemelwaterafvoer opgevangen worden en afgevoerd worden naar omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. De nieuwe woningen worden aangesloten op de gemeentelijke vuilwaterriolering.
In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.
Voor de regels van dit plan zijn de relevante regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Midden-West' als basis gebruikt en geactualiseerd. In paragraaf 5.2 worden de gegeven bestemmingen toegelicht.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Kom Ermelo
Voor de regels van dit plan is, waar mogelijk, aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan Kom Ermelo.
De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de nieuw te bouwen woning. Binnen deze bestemming zijn hoofdgebouwen alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 8 meter. Bij de woning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 150 m2 bedragen.
Aangezien het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft, is de bestemming 'Waarde - Archeologie H' opgenomen. Met deze dubbelbestemming zijn de gronden, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor bouwwerken groter dan 100 m2 en waarbij de grond dieper dan 0,3 m geroerd wordt, is een omgevingsvergunning nodig.
Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:
Algemene bouwregels
Hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Deze worden daarmee niet onder het overgangsrecht geplaatst.
Algemene gebruiksregels
Binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.
Algemene afwijkingsregels:
Het concept van dit bestemmingsplan zal worden toegezonden aan de provincie Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De uitkomsten van dit overleg zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden verwerkt. Verder zijn met dit plan geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Rijksoverheid is daarom achterwege gebleven.
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Initiatiefnemer heeft de buurtbewoners geïnformeerd over het planvoornemen. Het betreft de bewoners van de Harderwijkerweg 30, 32 en 32a. Deze bewoners zijn via een keukentafelgesprek op de hoogte gesteld en in de gelegenheid gebracht vragen te stellen en bezwaren te uiten. Naar aanleiding van de uitgevoerde omgevingsdialoog zijn geen bezwaren naar voren gekomen. De geïnformeerde buurtbewoners staan positief tegenover de planvoornemens.
Met ingang van 6 juli tot en met 6 september 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Dit plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de deze herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.