direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Ermelo, Cantharellaan 21
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de bestaande situatie is op het perceel tussen Cantharellaan 19 en 23 te Ermelo een grasveld met twee schuren, een tuinhuis en een boomgaard aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om op het grasveld, met perceelnummer 8745, één nieuw te bouwen woning te realiseren. Het gebruik van het grasveld ten behoeve van de nieuwbouw is op basis van het bestemmingsplan niet toegestaan tenzij er in de herziening van het vigerende bestemmingsplan een bouwvlak wordt opgenomen.

De gemeente Ermelo heeft aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan het initiatief. Eén van deze voorwaarden is het leveren van een goede ruimtelijke onderbouwing die ingaat op de verantwoording en haalbaarheid van de gewenste ontwikkeling alsmede de noodzakelijke onderzoeken bevat. Voorliggend document vormt deze goede ruimtelijke onderbouwing en toont de haalbaarheid van het initiatief aan. Ten grondslag aan deze ruimtelijke onderbouwing ligt het bepaalde zoals vermeld in artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 van de Wabo.

1.2 Besluitgebied

Het besluitgebied gelegen aan de Cantharellaan staat kadastraal bekend als nummer 8745, sectie F, kadastrale gemeente Ermelo en ligt in Ermelo-Oost. Het besluitgebied is gelegen in een woonwijk en wordt begrensd door aangrenzende woningen en tuinen. Tevens ontsluit een aan de westzijde, tussen huisnummer 19 en 23, gelegen toegangsweg het achtergelegen perceel. Ten zuiden is verder de Ericalaan gelegen die het besluitgebied ontsluit met de N303 en ten noordoosten bevindt zich de Drieërweg die een directe verbinding vormt met het buitengebied van Ermelo.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0001.jpg"

Figuur 1 Globale ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0002.jpg"

Figuur 2 Globale begrenzing besluitgebied

1.3 Geldende planologische regeling

Voor het perceel geldt het bestemmingsplan 'Kom Ermelo' dat op 23 januari 2013 is vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan heeft het besluitgebied grotendeels de bestemming 'Wonen' en voor een klein deel de bestemming 'Tuin'. Ter plaatse van het besluitgebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie M'. Op basis van de geldende juridisch-planologische regeling mag een hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Aangezien er ter plaatse van de bestemming 'Wonen' in het besluitgebied geen bouwvlak is opgenomen, is het bebouwen ervan niet toegestaan.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Het besluitgebied is hierop met een rode omkadering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0003.jpg"

Figuur 3 Uitsnede geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het besluitgebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing beschreven. In hoofdstuk 2 van deze ruimtelijke onderbouwing wordt de huidige en toekomstige situatie van het besluitgebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de haalbaarheid voor wat betreft beleid behandeld. In dit hoofdstuk worden tevens de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Huidige situatie

De bestaande bebouwing in de nabije omgeving van het besluitgebied is georiënteerd op de Cantharellaan en de Champignonlaan. Deze bebouwing omsluit een binnenterrein, dat toegankelijk is via een toegangsweg vanaf de Cantharellaan. In de huidige situatie bevindt zich ter plaatse van dit binnenterrein een grasveld met twee schuren, een houten tuinhuis, een appelboomgaard en bijhorende tuingrond. De twee schuren bevinden zich naast de toegangsweg, die het perceel vanuit westelijke richting ontsluit. De appelbomen staan in het noordelijke deel van het besluitgebied met daarnaast, aan de noordoostelijke zijde van het besluitgebied, het houten tuinhuis. Ook is er een caravan aanwezig. Het perceel inclusief toegangsweg heeft een oppervlakte van circa 1180 m².

De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0004.jpg"

Figuur 4 Zicht op de caravan met daarachter de schuren en de toegangsweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0005.jpg"

Figuur 5 Zicht op het houten tuinhuis en de appelboomgaard

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer is voornemens om in het besluitgebied nieuwbouw te realiseren met vier bijhorende parkeerplaatsen op eigen terrein. Ten behoeve van de nieuwbouw worden de twee schuren, die zich naast de toegangsweg bevinden, gesloopt. Het overgrote deel van het besluitgebied blijft, zoals in de huidige situatie, behouden. Het houten tuinhuis blijft dus onveranderd bestaan en de bomen en hagen blijven behouden.

De nieuw te bouwen woning heeft een oppervlakte van circa 157 m² en bestaat uit twee bouwlagen. De maximale bouwhoogte bedraagt 6,30 meter. In de toekomstige situatie bevindt zich de woning in het zuidelijke deel van het besluitgebied met drie parkeerplaatsen op eigen perceel en één parkeerplaats voor het entreehek. De nieuwe woning wordt via de bestaande toegangsweg ontsloten op de Cantharellaan. Alhoewel zich de nieuwbouw op een achtererf bevindt, is de nieuw te bouwen woning, door de zichtbaarheid vanuit de Cantharellaan, stedenbouwkundig inpasbaar.

De woning wordt achter de bestaande bebouwingslint van de Cantharellaan gebouwd. Het betreft een relatief groot perceel waardoor voldoende afstand kan worden gehouden tot de omliggende percelen. De afstand tussen het hoofdgebouw van de nieuw te bouwen woning en de perceelsgrenzen van de dichtstbijzijnde woningen bedraagt 7,6 meter naar het zuiden en het 6,5 meter naar het westen. De afscheiding van de erven wordt gevormd en behouden door de aanwezige groenstructuren en de genoemde afstanden.

Bij de nieuwbouw wordt gekozen voor materiaal als baksteen in de kleur rood-genuanceerd en hardhout in de kleur antraciet.

Bij de bouw van de woning en het inrichten van het erf worden de principes van 'natuurinclusief bouwen' in acht genomen. Dit betekent dat de woning en het perceel zodanig worden gebouwd en ingericht dat deze bijdragen aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. Qua maatregelen voor natuurinclusief bouwen valt te denken aan het ophangen van nestkasten, waterdoorlatende verharding aanbrengen en regenwater een tweede gebruik geven.

De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de toekomstige situatie in het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0006.jpg"

Figuur 6 Inrichtingstekening toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0007.jpg" Figuur 7 Sfeerimpressie 

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is aan deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggende ruimtelijke onderbouwing, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende initiatief.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en gezonder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2  van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing rijksbeleid

Onderhavig initiatief bevindt zich niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI. Met dit initiatief zijn dan ook geen nationale belangen gemoeid.

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met 11 woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.

Met onderhavig initiatief wordt één nieuwe woningen gerealiseerd. Volgens de geldende jurisprudentie is er bij een woningbouwontwikkeling van 11 woningen of minder geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het toetsen van dit initiatief aan de Ladder voor duurzame ontwikkeling is dan ook niet aan de orde.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo worden de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 18 oktober 2014 in werking getreden. De provincie Gelderland beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant.

Wonen

In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Toetsing provinciaal beleid

Onderhavig initiatief betreft de realisatie van één woning op een locatie die reeds bestemd is als 'Wonen'. Het bouwen en bewonen van een woonhuis is ter plaatse van het besluitgebied niet toegestaan, tenzij er een bouwvlak wordt opgenomen. Ter plaatse van het besluitgebied is geen bouwvlak aanwezig waardoor de realisatie van nieuwbouw niet mogelijk is.

De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied en wordt ingepast in de nabije omgeving. Ten beheove van de inpassing worden oude schuren gesloopt. De in de huidige situatie aanwezige beplanting blijft behouden waardoor het groene karakter van het besluitgebied en een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd worden.

Voor de regio Noord-Veluwe, waartoe Ermelo behoort, is de 'kwantitatieve opgave wonen t/m 2024' vastgesteld. Deze is opgenomen in de Regionale Woonvisie Noord-Veluwe, die op 1 april 2015 door het bestuur van de regio Noord-Veluwe is vastgesteld. Op basis van prognoses zijn afspraken gemaakt over de uitbreiding van de woningvoorraad in de gemeenten. De kwantitatieve opgave wonen voor de regio Noord-Veluwe komt aldus uit op 8.850 woningen voor de periode 2013 tot en met 2024. Dat is conform de voorzet van de provincie.

Het onderhavige initiatief is daarmee in overeenstemming met de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Ermelo

De omgevingsvisie is een van de instrumenten van de omgevingswet. De omgevingsvisie is een strategisch document en schetst de toekomstige ontwikkelingsrichting van de gehele leefomgeving van de gemeente op hoofdlijnen. De omgevingsvisie nodigt uit, helpt prioriteren, vormt de basis voor afweging van initiatieven. De omgevingsvisie bestaat uit zes thema's:

  • Leefbaar, zorgzaam en gezond wonen;
  • Economisch Vitaal;
  • Ontspannen, verblijven en recreëren;
  • Groen, natuurlijk met kwaliteit;
  • Duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief;
  • Bereikbaar en toegankelijk.

De thema's zijn beschreven aan de hand van verschillende kernpunten. De thema's zijn gebiedsgericht vertaald in zeven gebieden. Het besluitgebied ligt in het gebied 'Schil rondom centrum'. Voor het besluitgebied zijn dus de thema's Leefbaar, zorgzaam en gezond wonen, en Duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief van toepassing.

Leefbaar, zorgzaam en gezond wonen

Een kernpunt en ook een gebiedsopave van dit thema die van toepassing is op onderhavig initiatief is het faciliteren van kleinschalige initiatieven die goed ingepast worden en aansluiten aan de behoefte van de lokale gemeenschap.

Duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief

Kernpunten van dit thema die van toepassing zijn op onderhavig initiatief zijn het stimuleren van zonnepanelen op daken en waar mogelijk het creëren van groene daken. Een grote opgave is daarnaast woongebieden af te koppelen van het gas en energie te besparen.

Woonvisie Ermelo 2030

In het voorjaar 2021 is de Woonvisie 2030 vastgesteld. Het woonbeleid van Ermelo is gericht op 'Exclusief wonen voor iedereen'. Exclusief staat voor de woonomgeving die Ermelo biedt; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil Ermelo toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat Ermelo zich inspant voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om de visie 'Exclusief wonen voor iedereen' te bewerkstelligen wordt ingezet op drie strategische woonopgaven:

  • Samen investeren in toekomstbestendige buurt(schapp)en;
  • Woningbouwprogramma in balans;
  • Passend en betaalbaar wonen voor iedereen.

Een van de punten hieruit is dat er ingezet wordt op het toevoegen van betaalbare woningen en geschikte woningen voor starters en ouderen die tegelijkertijd toekomstbestendig zijn. Daarom is het toevoegen van kleinere woningen in koop en huur noodzakelijk. Immers moeten voor 2030 1.600 woningen bijkomen om aan de woningbehoefte te kunnen voldoen.

Samen investeren in toekomstbestendige buurt(schapp)en

Het doel is om bestaande woningen en buurten goed aan te sluiten bij toekomstige woonwensen en duurzaamheidseisen. Ook moet voortdurend gezocht worden naar slimme kansen voor nieuwbouw en transformatie. Maar de gemeente Ermelo wil ook kijken naar aanpassingen in de openbare ruimte, het verbeteren van toegankelijkheid en klimaatadaptatie.

Woningbouwprogramma in balans

De gemeente Ermelo wil inzetten op nieuwbouw, herstructurering en transformatie. In het programma voor woningbouw moet er een goede verdeling komen in woningen voor de korte of lange duur. Verder moedigt de gemeente aan om bij nieuwbouwaanvragen groen- en natuurinclusief te bouwen.

Passend en betaalbaar wonen voor iedereen

De gemeente Ermelo probeert een voorraad woningen te hebben die goed past bij de wensen, inkomens, leeftijd en gezinsgrootte van haar inwoners. Er is keuze voor iedereen, ook door een passend en betaalbaar aanbod in woningen. Het doel is het om het aantal sociale huurwoningen de komende jaren te vergroten.

Verordening sociale woningbouw 2019 en Beleidsregels sociale woningbouw Ermelo 2019

Op 7 maart 2019 is de 'Verordening sociale woningbouw 2019' en 'Beleidsregels sociale woningbouw Ermelo 2019' door de gemeenteraad van Ermelo vastgesteld. De aanleiding voor deze nieuwe regels is het tekort aan sociale koop- en/of huurwoningen in Ermelo. Met de vaststelling van de verordening sociale woningbouw 2019 zal een vereveningsfonds sociale woningbouw worden ingesteld. De inhoud van dit vereveningsfonds is vastgelegd in de beleidsregels sociale woningbouw Ermelo 2019.

Het vereveningsfonds houdt in dat voor alle afzonderlijk te ontwikkelen plannen, 50% van de nieuw te realiseren woningen uit sociale huur en koopwoningen dienen te bestaan. Alleen wanneer het gaat om de bouw van één woning voor eigen gebruik is de doelgroepeis opgenomen in de 'verordening sociale woningbouw 2019' niet van toepassing. Wanneer in een project onvoldoende sociale huur of koopwoningen worden gerealiseerd dient er een bijdrage te worden geleverd aan het vereveningsfonds. Projecten met meer dan 50% sociale woningbouw kunnen gelden uit het fonds ontvangen.

Programma Duurzaamheid Ermelo

In het vastgestelde 'Programma Duurzaamheid' zijn de volgende twee ambities verwoord: Ermelo is energieneutraal in 2030 en klimaatneutraal in 2035. In het programma Duurzaamheid presenteert Ermelo zich als een op duurzaamheid gerichte gemeente. Op grond van het Bouwbesluit worden vanaf 2019 strikte eisen gesteld aan de EPC waarden. Om duurzaamheid een nog prominentere plek te geven kunnen investeringen in duurzaamheidsmaatregelen, die verder gaan dan het bouwbesluit, bijvoorbeeld in energieneutrale en klimaatneutrale woningen, worden ingezet als vereveningsbijdrage. Ook wil de gemeente duurzaamheid nadrukkelijker agenderen door meer planologische ruimte te bieden aan initiatieven die substantieel bijdragen aan duurzaamheid. Gezien de toekomst van de energie infrastructuur dient geanticipeerd te worden op gasloze nieuwe woningbouw.

Toetsing gemeentelijk beleid

Met het onderhavige initiatief wordt één woning gerealiseerd ter plaatse van grond dat grotendeels bestemd is als 'Wonen'. Dit initiatief wordt dus niet gezien als uitbreiding of herontwikkeling maar wel als het gebruik maken van een open ruimte in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is de nieuwe woning grondgebonden, geschikt voor senioren en voor minimaal een rolstoelgebonden gezinslid, en geschikt als kangoeroewoning. Ook wordt groen- en natuurinclusief gebouwd. De nieuwbouw wordt ingepast in de bestaande structuren in en nabij het besluitgebied.

De verordening en beleidsregels sociale woningbouw zijn altijd van toepassing. Echter, met dit initiatief wordt de doelgroepeis niet gehaald omdat alleen één woning voor eigen gebruik mogelijk gemaakt wordt. Met dit voornemen wordt de eis van 50% nieuw te bouwen sociale huur en koopwoningen voor afzonderlijke plannen dus niet gehaald.

Daarnaast voldoet de nieuwe woning aan de eisen die gesteld worden binnen het kader BENG. Door gebruik te maken van eigen geproduceerde groene energie om het energieverbruik te dekken, is het gebouw energie neutraal. De woning wordt gasloos gerealiseerd.

Het initiatief is daarmee in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

3.3 Milieu

3.3.1 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het gewenste gebruik.

Toetsing

Door Tauw bv is op 28 mei 2020 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat als Bijlage 2 is bijgevoegd. In het volgende worden de resultaten toegelicht.

Zintuiglijke waarnemingen

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Onder het granulaat van het toegangspad (met een laagdikte van circa 10 cm) zijn geen bodemvreemde bijmengingen in de grond waargenomen. Tijdens de werkzaamheden is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Boringen

De bodem bestaat uit siltig, matig grof tot fijn zand. De toegangsweg is verhard met een asfaltgranulaat. De gehalten van in de grond aangetroffene verontreinigende metalen blijven onder de streef-, interventie- en tussenwaarde. Alhoewel analytisch in de bovengrond gehalten van PAK en PCB tot boven de achtergrondwaarde aangetroffen zijn, zijn er op basis van de resultaten van dit onderzoek geen redenen voor het uitvoeren van een aanvullend onderzoek. Op basis van de resultaten van het onderzoek zijn er geen belemmeringen voor de afgifte van een Omgevingsvergunning.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.3.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voorliggend initiatief voorziet in realisatie van één woning op gronden die in de huidige situatie reeds bestemd zijn als 'Wonen'. De Cantharellaan, Bovistlaan en Champignonlaan hebben een 30 km/u-regime waardoor fomeel gezien geen onderzoek noodzakelijk is. Wel heeft de Ericalaan een 50 km/u-regime en ligt op een afstand van 150 m vanaf het besluitgebied, waardoor formeel gezien onderzoek noodzakelijk is. Uit het gemeentelijke verkeersmodel blijkt dat de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen zeer laag zijn. Gezien de lage verkeersintensiteiten van de Cantharellaan, Bovistlaan, Champignonlaan en Ericalaan is er ter plaatse van de nieuwe woning geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te verwachten.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.3.3 Milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd.

Toetsing

Bedrijvigheid in het besluitgebied

Binnen het besluitgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken.

Bedrijvigheid in de omgeving van het besluitgebied

Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functie in het besluitgebied hinder ondervindt van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied. Het besluitgebied is gelegen binnen het gebiedstype 'rustig woongebied'. In de omgeving van het besluitgebied zijn geen bedrijven of functies gelegen die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmeringen de uitvoering van het initiatief.

3.3.4 Geur

Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een in de omgeving gelegen veehouderij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Toetsing

Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van één woning en is dus sprake van de realisatie van een nieuw geurgevoelig object. Op navolgende afbeelding is een uitsnede van de Geurkaart Gelderland weergegeven van de omgeving van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0008.jpg"

Figuur 9 Uitsnede Geurkaart Gelderland met het besluitgebied binnen rode contour

Uit de Geurkaart Gelderland blijkt dat in binnen een 100 meter van het besluitgebied geen veehouderijen aanwezig zijn. Om die reden worden omliggende veehouderijen door de realisatie van onderhavig plan eveneens niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd.

Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.3.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
Voorliggend initiatief voorziet in de bouw van een nieuw woonhuis. De wijziging van het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de directe omgeving.

Het initiatief heeft geen betrekking op een gevoelige bestemming (functie) in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool1 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied in 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.3.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico  

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico  

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

Voorliggend initiatief voorziet in de bouw van één nieuwe woning. In het besluitgebied wordt dus een kwetsbaar object mogelijk gemaakt.

Transport over het water en de weg

Het besluitgebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een waterweg of weg. De risico’s als gevolg van de transporten met gevaarlijke stoffen over het water en de weg vormen geen aandachtspunt voor onderhavig initiatief. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.

Inrichtingen

Het besluitgebied bevindt zich niet binnen een PR 10-6-risicocontour of een invloedsgebied van een risicovolle inrichting in de omgeving. De risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen vormen geen aandachtspunt voor het onderhavig initiatief. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.4 Water

3.4.1 Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.
3.4.2 Watertoets

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.

Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat er sprake is van een ruimtelijk plan met een beperkt belang voor het waterschap. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De watertoets met het wateradvies is als Bijlage 3 bijgevoegd.

3.4.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.5 Cultuurhistorie en archeologie

3.5.1 Archeologie

Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

Toetsing

Volgens het bestemmingsplan 'Kom Ermelo' geldt er voor het besluitgebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie M'. Voor het besluitgebied geldt dus een middelhoge verwachting. Op de voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 250 m², en daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd. Aangezien de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning inclusief berging en carport 157 m² bedraagt, valt dit initiatief binnen de vrijstellingsgrens. Archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.5.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van cultuurhistorisch erfgoed is verankerd in de Erfgoedwet.

Toetsing

In en nabij het besluitgebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. In navolgende afbeelding is een uitsnede weergegeven van het erfgoedregister van de gemeente Ermelo met het besluitgebied in rode contouren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.Cantharellaan21-0401_0009.jpg"

Figuur 10 Uitsnede erfgoedregister gemeente Ermelo

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.6 Ecologie

3.6.1 Algemeen

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Wet Natuurbescherming, de gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet.

3.6.2 Toetsing

Door Buro Ontwerp & Omgeving is op 26 october 2021 een quickscan natuurtoets uitgevoerd, die als Bijlage 4 is bijgevoegd. In het volgende worden de resultaten toegelicht.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het besluitgebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft de Veluwe dat gelegen is op een afstand van circa 150 meter ten zuiden van het besluitgebied. Andere Natura 2000-gebieden op minder dan 10 km afstand zijn de Veluwerandmeren (ca. 5,4 km) en Arkemheen (ca. 7,9 km).

Gezien het type werkzaamheden en de ligging van het projectgebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn er geen negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten. De bouw van een woning vindt namelijk plaats in een bestaande woonwijk. Aangezien er in de toekomstige situatie sprake zal zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen vindt er in de gebruiksfase een toename van stikstofemissie plaats. Om de effecten van de stikstofuitstoot op nabijgelegen Natura 2000-gebieden inzichtelijk te maken wordt geadviseerd om een AERIUS-berekening uit te laten voeren

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Het besluitgebied ligt op circa 140 meter afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en circa 145 meter van de Groene Ontwikkelingszone (GO). Gezien de ligging buiten deze gebieden worden de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen van het GNN en de GO bij de werkzaamheden niet aangetast.

Houtopstanden

De appelbomen in het besluitgebied vallen niet onder de definitie houtopstanden, zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de Wet natuurbescherming. Het besluitgebied ligt namelijk binnen de begrenzing van de bebouwde kom. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om de appelbomen te behouden.

Stikstofberekening

Door Buro Ontwerp & Omgeving werd in januari 2022 onderzoek verricht naar de stikstofdepositie op nabijgelegen kwetsbare natuurgebieden. AERIUS-berekening is als Bijlage 5 bijgevoegd.

Uit de uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling van één vrijstaande woning aan de Cantharellaan te Ermelo in de gebruiksfase een stikstofdepositie van maximaal 0,02 mol/ha/jr oplevert. Met betrekking tot stikstofdepositie kan worden opgemerkt dat er een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming nodig is om de ontwikkeling mogelijk te maken. Deze werd bij de provincie aangevraagd op basis van het stikstofregistratiesysteem (SRSS). De aanvraag vergunning Wet natuurbescherming is losgekoppeld van de aanvraag omgevingsvergunning. De bewijs van ontvangst van de aanvraag ten behoeve van de vergunning Wet natuurbescherming wordt bij de aanvraag ten behoeve van de omgevingsvergunning toegevoegd.

Soortenbescherming

Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten geconstateerd. Het kan wel zijn dat er tijdens de werkzaamheden algemene diersoorten op de locatie voorkomen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden moet de algemene zorgplicht in acht worden genomen (artikel 1.11 Wnb). Handelingen die nadelige effecten hebben moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien dit niet mogelijk is moeten maatregelen worden genomen om negatieve effecten te beperken of ongedaan te maken. Overigens moeten de werkzaamheden plaatsvinden buiten het vogelbroedseizoen omwille de aanwezigheid van algemene broedvogelsoorten.

Op basis van de uitgevoerde quickscan zijn negatieve effecten op strikt beschermde plant- en diersoorten uitgesloten. Er is geen nader onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen zonder ontheffing van de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd.

3.6.3 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.

3.7 Verkeer en parkeren

3.7.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat het initiatief geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

3.7.2 Toetsing

Verkeer

Om de verkeersgeneratie te bepalen, is gebruik gemaakt van de kengetallen van het CROW. Bij de berekening van de verkeersgeneratie is voor het nieuwe woongebouw uitgegaan van één woning in de categorie 'koop, vrijstaand' in een weinig stedelijk gebied en in de rest bebouwde kom.

Voor één woning is er sprake van een toename van gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per dag. Dit betekent dat met de realisatie van voorliggend project 8,2 verkeersbewegingen per dag extra tot stand komen. Dit aantal wordt verdeeld over de omliggende wegen, voornamelijk de Ericalaan en de Drieërweg. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om de toename van het aantal verkeersbewegingen op te vangen.

Parkeren

Om de parkeerbehoefte te bepalen, is gebruik gemaakt van de 'Nota Parkeernormen Ermelo' die op 8 juni 2017 is vastgesteld. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is voor het nieuwe woongebouw uitgegaan van 1 woning in de categorie 'koop, vrijstaand' in een weinig stedelijk gebied in de rest bebouwde kom. Hiervoor wordt een parkeernorm van gemiddeld 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. De totale parkeerbehoefte komt daarmee uit op twee parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen erf gerealiseerd worden.

3.7.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen voor de uitvoering van het initiatief.

3.8 Bezonning

Door Buro Ontwerp & Omgeving is een bezonningsstudie uitgevoerd, die als Bijlage 6 is bijgevoegd.

Door de gemeente Ermelo is een verzoek gedaan om middels een bezonningsstudie in kaart te brengen wat de in het plan aanwezige nieuw te bouwen woning voor invloed heeft op de bezonning en schaduwwerking van de omliggende bebouwing.

Geconcludeerd kan worden dat er door de bouw van de woning geen nadelige gevolgen ontstaan voor de bezonning en schaduwwerking van de bestaande bebouwing.

3.9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende project wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de aanvraag van de omgevingsvergunning en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het besluitgebied zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op de initiatiefnemer worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft de omwonenden geïnformeerd middels een korte toelichting en vragenlijst die een oost-west geörienteerde woning met kap ter plaaste van het houten tuinhuis betroffen. Vervolgens heeft de initiatiefnemer de ingevulde vragenlijsten persoonlijk opgehaald en een aantal omwonenden uitgebreider geïnformeerd. De omwonende hebben grotendeels een negatieve houding getoond. Naar aanleiding van de reacties werd het ontwerp aangepast.

De omgevingsvergunning heeft vanaf 5 mei 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het College van burgemeester en wethouders. Er is één zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze is beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als Bijlage 7 bijgevoegd. Voor elke reactie afzonderlijk is aangegeven in hoeverre de zienswijze gegrond of ongegrond zijn en, indien gegrond, welke eventuele aanpassing dit voor de ruimtelijke onderbouwing tot gevolg heeft. Daarnaast zijn er geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.

De omgevingsvergunning is op 31 augustus 2022 door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is het voornemen om één nieuwe woning aan de Cantharellaan 21 te Ermelo besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is tevens een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Met het initiatief wordt de nieuwbouw van één energie neutrale woning op het perceel 8745 gelegen aan de Cantharellaan 21 te Ermelo mogelijk gemaakt. Het initiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling op een grasveld waarop twee schuren, een houten tuinhuis en een appelboomgaard aanwezig zijn.

Uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten blijkt dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn. Er is daarom sprake van een goede ruimtelijke ordening.