Plan: | Kerkdennen 46 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPkerkdennen46-0401 |
Bedrijventerrein Kerkdennen is één van de twee bedrijventerreinen van de gemeente Ermelo, gelegen tegen de zuidgrens van de stad. De gemeenteraad van Ermelo heeft in de motie 'Verkleuring Kerkdennen' van 9 november 2017 het college van burgemeester en wethouders opgedragen om per eigenaar van een perceel op Kerkdennen te kijken hoe er gekomen kan worden tot verkleuring. Met verkleuring wordt een verandering naar een lichtere vorm van bedrijvigheid bedoeld.
Op basis van het type bedrijvigheid dat een bedrijf voert wordt zij een milieucategorie toegewezen. Dergelijke milieucategorieën geven een indicatie van de te hanteren richtafstanden voor het uitvoeren van gevoelige functies zoals wonen. Middels een bestemmingsplan met specifieke functieaanduidingen, worden de toegestane milieucategorieën binnen een gebied geborgd.
Door stapsgewijs de toegestane milieucategorieën op bedrijventerrein Kerkdennen te veranderen wordt het terrein 'verkleurd' naar een lichtere vormen van bedrijvigheid. Hiermee is het de bedoeling dat het bedrijventerrein Kerkdennen een plek wordt waar een balans is tussen een aantal grotere bedrijven en veel nieuw ondernemerschap voor duurzame initiatieven op gebied van arbeid en energie.
In de huidige situatie is het pand door de eigenaar in gebruik gegeven aan een houtbewerkingsbedrijf met een aantal werk- en leerplekken voor cliënten van een plaatselijke zorginstelling. Ter plaatse van het plangebied geldt nu een maximaal toegestane milieucategorie van 3.1. Deze categorie is niet passend bij het uitgevoerde type bedrijvigheid. Nadat een afschaling van milieucategorie 3.1 naar 2 voltooid is, zijn binnen het plangebied minder zware bedrijfsactiviteiten toegestaan in de toekomst. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste afschaling van de vigerende milieucategorie en is hiermee in lijn met de motie van de gemeenteraad.
Het plangebied bevindt zich in het zuiden van het bedrijventerrein Kerkdennen. In de huidige situatie bevinden zich aan weerszijden en aan de overkant van het plangebied bedrijven. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een stukje bos wat overgaat in de Groevenbeekse Heide. Het plangebied wordt daarmee omsloten door aangrenzende bedrijven, de openbare weg en het stukje bos. Het bedrijventerrein Kerkdennen ligt in het zuid(westen) van Ermelo. Ten noorden, westen en oosten van het terrein liggen woonwijken. Aan de westkant wordt Kerkdennen onder meer begrensd door een spoorlijn. Afbeelding 1.1 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied weer.
Afbeelding 1.1: Ligging en globale begrenzing plangebied (bron: streetsmart.cyclomedia.com)
Ter plaatste van het plangebied vervangt onderhavig bestemmingsplan het vigerende bestemmingsplan "Kom Ermelo". Het plangebied kent de enkelbestemming 'Bedrijventerrein' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie H' en de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'.
Laatstgenoemde is reden voor onderhavig plan, de milieucategorie wordt afgeschaald naar 2. Afbeelding 1.2 geeft de verbeelding weer van het bestemmingsplan "Kom Ermelo", de rode punt geeft een indicatie van de locatie van het plangebied.
Afbeelding 1.2: Verbeelding "Kom Ermelo" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het bestemmingsplan "Kerkdennen 46" bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding is de bestemming van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemming zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij weergave en motivering van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.
De toelichting van het bestemmingsplan is opgebouwd uit acht hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.). Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied en de toekomstige planologische situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende van invloed zijnde milieu- en omgevingsaspecten zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie en water die bij de totstandkoming van het bestemmingsplan zijn betrokken en beoordeeld. In Hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hier wordt beschreven en verantwoord hoe het bestemmingsplan juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 7 van deze toelichting wordt ingegaan op de procedure tot vaststelling.
Het plangebied beslaat kadastraal perceel 6733, gelegen op het industrieterrein 'Kerkdennen' te Ermelo, aan de Kerkdennen 46. Afbeelding 2.1 geeft een indicatie van het plangebied. Het plangebied bestaat uit het bestaande bedrijfsgebouw, de door het gebouw omsloten binnentuin en de aan de voorzijde van het pand liggende parkeerplaats. Aan weerszijden wordt het pand begrenst door aanliggende bedrijfsgebouwen. Het plangebied wordt ontsloten middels de openbare weg Kerkdennen.
In de huidige situatie zit er in het gebouw een houtbewerkingsbedrijf met werk- en leerplekken voor cliënten van een plaatselijke zorginstelling.
Afbeelding 2.1: Begrenzing plangebied (bron: streetsmart.cyclomedia.com)
Het bedrijventerrein waar het plangebied onderdeel van uitmaakt kent verder bedrijven met maximale milieucategorieën van 3.1, 3.2 en 4.1. Afbeelding 2.2. geeft een overzicht van de vigerende milieuzoneringen. De gele kleur geeft een globale indicatie van het bedrijf met een toegestane milieucategorie van 4.1. Hier zit een vleesverwerkingsfabriek gevestigd. De oranje cirkels geven een indicatie van de bedrijven met milieucategorieën van 3.1 en 3.2. Hier zijn verschillende typen bedrijven gevestigd. Daarnaast kent het terrein nog een tweetal bedrijfswoningen, deze zijn gelegen in de oostelijke oranje zone.
Afbeelding 2.2: In de huidige situatie aanwezige milieucategorieën (bron: streetsmart.cyclomedia.com)
Voorliggend bestemmingsplan betreft een geringe wijziging van de reeds geldende regels en normen. Met onderhavig plan wordt ter plaatse van het plangebied een afschaling van de toegestane milieucategorie gerealiseerd. Deze wordt afgeschaald van 3.1 naar 2. Vanwege deze afschaling wordt het in de toekomstige situatie niet toegestaan om bedrijvigheid behorende bij een categorie van 3.1 of hoger ter plaatse van het plangebied uit te voeren. De in de huidige situatie aanwezige vorm van bedrijvigheid voldoet reeds aan de nieuw te gelden regels en derhalve zijn intensieve aanpassingen binnen het plangebied overbodig.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
In dit geval is er sprake van een zeer lokale ontwikkeling waarmee geen Rijksbelangen zijn gemoeid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (thans: Natuurnetwerk Nederland), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (thans: NNN) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS (thans: NNN) is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Onderhavig plan voorziet in de afschaling van de toegestane milieucategorie ter plaatse van de Kerkdennen 46 op het bedrijventerrein Kerkdennen. Hiermee worden de toegestane bedrijfsactiviteiten ingeperkt. De toekomstige situatie kan derhalve als 'beter' worden gezien voor de directe omgeving. Voorgenomen ontwikkeling is daarmee niet strijdig met de NOVI, SVIR of Barro.
Voorliggend plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het bepaalde in de NOVI, SVIR en het Barro.
De provinciale structuurvisie voor de fysieke leefomgeving wordt omschreven in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: Omgevingsvisie). De Omgevingsvisie is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie waarbij het vizier is gericht op 2025. Hierin geven zij aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren.
Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wordt gedaan door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – is hier richting aan gegeven.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Onderhavig plan voorziet in de afschaling van de toegestane milieucategorie ter plaatse van een perceel op het bedrijventerrein Kerkdennen. Hiermee worden de toegestane bedrijfsactiviteiten ingeperkt. Het plan draagt daarmee bij aan de in de omgevingsvise gestelde ambities om Gelderland gezond, veilig, schoon en welvarend te maken. Daarnaast raakt de voorgenomen ontwikkeling geen van de in de Omgevingsverordering gecommuniceerde provinciale belangen.
Voorliggend plan raakt geen provinciale belangen en is niet in strijd met het in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordering bepaalde.
Het doel van Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 is het versterken van de sociale en maatschappelijke samenhang, de benutting van economische kansen en versterking van de ecologische en landschappelijke waarden door een samenhangend en integraal beeld te hebben ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van mogelijke woon- en werklocaties, maatschappelijke en sociale voorzieningen, hoofdinfrastructuur, hoofdstructuren van water, landschapsontwikkeling, recreatienetwerk en dergelijke. De verkleuring van Kerkdennen naar een lichtere vorm van bedrijvigheid is één van de door de gemeente genoemde ambities waarmee zij haar onderscheidende identiteit wil versterken.
Verkleuring bedrijvigheid
Op het gebied van milieu en duurzaamheid bestaan opgaven in het combineren van functies. De combinatie van wonen, natuur, bedrijvigheid, recreatie en agrarische bedrijvigheid (veehouderij) kan leiden tot situaties waarbij de ene functie de andere in de weg zit en die lastig op te lossen zijn. Hierbij kan gedacht worden aan het bedrijventerrein Kerkdennen. Derhalve is, vanwege de gewenste verbetering in verkeersveiligheid en het terugdringen van geluidsoverlast een verandering naar lichtere bedrijvigheid noodzakelijk. De gemeente zal aan een deze verkleuring meewerken. Het is niet de intentie van de gemeente om de bedrijfsfunctie weg te halen van Kerkdennen, noch om bedrijven actief te verplaatsen. Evenmin worden zittende bedrijven in hun bestaande rechten aangetast. Dit is van belang, omdat bedrijven erop kunnen rekenen dat hun huidige bedrijfsvoering binnen de huidige mogelijkheden onaangetast blijft. Wel wil de gemeente actief een verschuiving naar lichtere bedrijvigheid bewerkstelligen wanneer zich daarvoor mogelijkheden en initiatieven aandienen. Zoals te zien is in onderstaande Afbeelding 3.1 ziet de gemeente deze verkleuring als een kwaliteitsverbetering.
Afbeelding 3.1: Uitsnede structuurvisie gemeente Ermelo 2025 (bron: Gemeente Ermelo)
Onderhavig plan voorziet in de afschaling van de toegestane milieucategorie ter plaatse van een perceel op het bedrijventerrein Kerkdennen. Hiermee worden de toegestane bedrijfsactiviteiten ingeperkt. Het plan draagt daarmee bij aan de door de gemeente beschreven verkleuring, en daaruitvolgend wordt een eerste stap gezet in de beoogde kwaliteitsverbetering.
Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan de uitvoering van gemeentelijk beleid en is derhalve niet strijdig met dit beleid.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven) gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies onderling kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor per bedrijfssoort richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. Deze lijst beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie.
In de huidige situatie mogen ter plaatse van het plangebied bedrijfsactiviteiten tot en met een milieucategorie van 3.1 worden uitgevoerd. Hiervoor gelden richtafstanden van 50 m (tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied) en 30 m (tot omgevingstype gemengd gebied). De dichtbij zijnde geluidsgevoelige activiteit bevindt zich op circa 105 meter van het plangebied in de vorm van een bedrijfswoning. In de huidige situatie wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de geldende richtafstand.
In de nieuwe situatie zullen ter plaatse van het plangebied bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot een milieucategorie van 2. Dit betekent dat de geldende richtafstanden kleiner worden omdat minder zware bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Ook in de nieuwe situatie zal daarom nog steeds worden voldaan aan de geldende richtafstanden.
Vanuit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Bij bestemmingsplannen moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de leefomgeving rond gevoelige functies binnen deze zones niet verslechterd.
Industrielawaai
Zoals beschreven in 4.1.2 zullen in de nieuwe situatie minder zware bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan ter plaatse van het plangebied. Dit gaat gepaard met een afschaling van de toegestane lawaai producerende activiteiten. De in de huidige situatie aanwezige bedrijfsactiviteiten veranderen niet in de nieuwe situatie. Op het gebied van industrielawaai ontstaan daarom geen belemmeringen.
Wegverkeerslawaai
Ten gevolge van onderhavig plan verandert de fysieke omgeving niet. Op het gebied van wegverkeerslawaai ontstaan daarom geen belemmeringen.
Spoorweglawaai
Ten gevolge van onderhavig plan verandert de fysieke omgeving niet. Op het gebied van spoorweglawaai ontstaan daarom geen belemmeringen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
Met voorliggend plan worden geen nieuwe extra gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient onderzoek te worden verricht naar een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied. Er dient bepaald te worden of de luchtkwaliteit verslechterd in de nieuwe situatie.
Zoals beschreven in 4.1.2 zullen in de nieuwe situatie minder zware bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan ter plaatse van het plangebied. Daarnaast worden er geen veranderingen aangebracht aan de fysieke omgeving of de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Het verslechteren van de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving als gevolge van onderhavig plan kan daarmee worden uitgesloten.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of 'immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning 'terecht' komt. Als sprake is van meerdere bedrijven waarbij in het kader van de milieuvergunning geur is verleend, is sprake van cumulatie en kan het opnemen van een geurzonering nodig zijn.
Zoals beschreven in 4.1.2 zullen in de nieuwe situatie minder zware bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan ter plaatse van het plangebied. Daarnaast worden er geen veranderingen aangebracht aan de fysieke omgeving of de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Een verandering in de emissie van geur als gevolg van in het plangebied uitgevoerde bedrijfsactiviteiten kan daarmee worden uitgesloten.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.
Zoals beschreven worden er geen veranderingen aangebracht aan de fysieke omgeving of de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Op het gebied van externe veiligheid vinden derhalve geen veranderingen plaats als gevolg van onderhavig plan. Afstanden tot risicobronnen blijven gelijk.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Europees- en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlakte waterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt.
Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan het voornaamste beleidsplan. In december 2009 is dit plan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat het provinciaal waterbeleid en is daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de Waterwet. Water is een dragende factor in het beleid in de Omgevingsvisie, doordat de laag van bodem, natuur en watersysteem de basis vormt van het ontwikkelingsperspectief. Binnen het waterbeheer kunnen verschillende functies worden onderscheiden voor oppervlaktewater en grondwater. Op basis van het provinciaal belang worden de functies benoemd, onderscheiden naar gebruiksfuncties en gebiedsfuncties. Daarbij wordt ook aangegeven welk gewicht deze functie heeft in de afweging met andere ruimtelijke gebiedsfuncties, zoals verstedelijking, infrastructuur, natuurontwikkeling, recreatie en dergelijke.
De provinciale ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Beleid Waterschap Vallei en Veluwe
Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft het Waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan wordt concreet invulling gegeven aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen.
Keur Waterschap Vallei en Veluwe
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene regels en Beleidsregels van het Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt deze regels vast ter behartiging van de waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.
Met voorliggend bestemmingsplan vindt een actualisering plaats van de vigerende planologische regeling. Er worden geen uitbreidingen van bebouwing en verharding toegestaan meer dan al binnen het vigerende bestemmingsplan mogelijk was. Met voorliggend bestemmingsplan veranderd niets voor de waterhuishoudkundige situatie. Er is derhalve geen watertoets uitgevoerd.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Gebiedsbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is onder de Wnb vrijwel hetzelfde gebleven. Wel zijn de Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen. Voor Natura 2000-gebieden geldt dat als naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld moeten worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit Provinciaal beleid
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, bestaat uit een samenhangend netwerk van gebieden met natuurwaarden. Het natuurnetwerk in de provincie Gelderland maakt hier onderdeel van uit. Binnen dit natuurnetwerk liggen natuurgebieden die vanwege de hoge natuurwaarden (inter)nationale bescherming genieten, waaronder de Nationale Parken en een groot deel van de Natura 2000-gebieden. Naast de bestaande natuurgebieden bestaat het NNN in Gelderland deels uit gebieden die nog omgevormd zullen worden tot natuur. In de Omgevingsverordening is de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) vastgelegd. Voor het NNN geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. In de verordening is het "nee, tenzij"-regime vastgelegd. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.
Soortenbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
Soortenbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming, heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet onder de Wet Natuurbescherming vanaf 1 januari 2017 bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming, de door de betreffende provincie gekozen soorten uit het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en met alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).
Zoals beschreven worden er geen veranderingen aangebracht aan de fysieke omgeving of de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Zowel voor gebiedsbescherming, als voor soortenbescherming veroorzaakt onderhavig plan derhalve geen belemmeringen. Er is geen sprake van een bouwfase, toegenomen verkeersgeneratie of verstoring van leefgebieden van soorten.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
De versnippering van de erfgoedwetgeving, met eigen definities, procedures en beschermingsmaatregelen, en de behoefte aan duidelijkheid waren de aanleiding om één integrale Erfgoedwet op te stellen voor het beheer en behoud van ons cultureel erfgoed. Met de Erfgoedwet, op 1 juli 2016 in werking getreden, worden zes wetten en regelingen gebundeld tot één wet die de bescherming van het cultureel erfgoed in Nederland regelt. Deze wet is niet gericht op de bescherming van vermoedelijk archeologische waarden, maar wel op de bescherming van monumenten, vindplaatsen en de vondsten. Uiteindelijk worden onderdelen die de fysieke leefomgeving betreffen (zoals onder andere archeologische waarden), ondergebracht in de Omgevingswet die in 2022 van kracht moet worden. Vanaf het moment van invoering van de Erfgoedwet tot het moment van invoering van de Omgevingswet zijn deze onderdelen ondergebracht in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
Zoals beschreven worden er geen veranderingen aangebracht aan de fysieke omgeving of de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Erfgoed en archeologie worden niet aangetast of belemmerd door onderhavig plan. De in vigerend bestemmingsplan Kom Ermelo aanwezige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie H' wordt overgenomen.
Erfgoed en archeologie vormen geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij projecten die kleiner zijn dan de drempelwaarden uit lijst C en D beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook deze projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. weer gewijzigd. Bij deze wijziging is een nieuwe procedure opgenomen voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is, moet:
Om te bepalen of sprake is een (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtig plan, dient bepaald te worden of sprake is van een ontwikkeling als genoemd in lijst C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Met onderhavig plan vinden geen veranderingen aan de fysieke omgeving plaats, slechts een afschaling van de toegestane milieucategorie ter plaatse van het plangebied. Geen enkele MER vorm is daarmee van noodzaak.
Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.
In de andere hoofdstukken van deze toelichting is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
Algemeen
In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. De benaming van de bestemmingen en de volgorde van de regels, evenals de weergave van de bestemmingen in het plan komen overeen met de SVBP 2012.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. Inhoudelijk is voor wat betreft de regels waar mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan “Kom Ermelo”.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
In dit artikel zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven van hoe de betreffende eisen voor wat betreft maatvoering begrepen moeten worden.
In dit hoofdstuk zijn de regels voor wat betreft de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
In paragraaf 5.2 worden de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen nader toegelicht.
De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
In deze regel is aangegeven op welke wijze ondergeschikte bouwdelen het bouwvlak mogen overschrijden.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Bedrijventerrein
De bestemming 'Bedrijventerrein' regelt welke bedrijven toegestaan zijn op het bedrijventerrein en welke bedrijven hiervan uitgezonderd worden (strijdig gebruik). Daarnaast zijn regels opgenomen voor het bouwen en de inrichting van de percelen. In onderhavig bestemmingsplan is voornamelijk de functieaanduiding van belang. Zoneringen voor bouwvlak en maatvoering worden overgenomen uit vigerend bestemmingsplan "Kom Ermelo". De in het vigerende bestemmingsplan aanwezige functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' wordt afgeschaald naar 'bedrijf tot en met categorie 2'.
Dubbelbestemming Waarde – Archeologie H
De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden. Derhalve gelden er normen welke in acht moeten worden genomen wanneer men nieuwe gebouwen gaat bouwen of de ondergrond geroerd wordt. Deze normen zijn opgenomen in de regels. Wanneer er werkzaamheden plaatsvinden waarbij de gronden worden geroerd over een bepaalde oppervlakte en diepte (zoals genoemd in het betreffende artikel), dan moet advies worden ingewonnen over de eventueel aanwezige archeologische waarden. Dit advies kan bestaan uit een uitgevoerd archeologisch onderzoek.
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de overheid budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de overheid verplicht om de kosten te verhalen in de gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is kostenverhaal verplicht in geval van:
Als sprake is van een bouwplan en kostenverhaal dus verplicht is, moet gelijktijdig met het besluit tot vaststelling een exploitatieplan vastgesteld worden. De overheid is echter niet in alle gevallen verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kan de overheid besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als aan de cumulatieve bepalingen van artikel 6.12, lid 2 sub a, b en c Wro is voldaan.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt waardoor er geen verplichting geldt tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Voorliggend bestemmingsplan is niet opgesteld voor een concrete fysieke ontwikkeling, het betreft een afschaling van een vigerende milieuzonering middels een aanpassing van de functieaanduiding. De gemeente Ermelo maakt kosten voor de bestemmingsplanwijziging en de uitkering van een getaxeerde schadevergoeding vanwege de beperking van toegestane bedrijfsactiviteiten. De kosten hiervoor zijn gereserveerd in het kader van het gemeentelijke beleid en de aangenomen motie 'Verkleuring Kerkdennen'. De economische uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan is daarmee verzekerd.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg.
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. In de gemeentelijke inspraaknota is opgenomen in welke gevallen geen inspraak wordt verleend. Het is onwaarschijnlijk dat in relatie tot onderhavig plan inspraak verleent dient te worden gezien de geringe complexiteit van de ontwikkeling.
De terinzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter inzage gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan eenieder een zienswijze bij de gemeenteraad naar voren brengen. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.
Het ontwerp bestemmingsplan "Kerkdennen 46" heeft van van 10 februari 2022 tot en met 24 maart 2022 voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Op 1 juli 2022 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.