Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hamburgerweg 149-151
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPhamburgerweg149-0401
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Hamburgerweg 149-151' van de gemeente Ermelo;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPhamburgerweg149-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
 
1.3 de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke
informatie;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, advies gevend of
daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend,
waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1m van de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
 
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is;
 
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een
dak;
 
1.14 bijzondere woonvorm:
woningen of een woongebouw, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met
gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van verzorgingsbehoevenden en/of ouderen.
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw en zolder;
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 dak:
iedere boven beëindiging van een gebouw;
 
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.24 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te
woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.25 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.26 eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, boven de eerste bouwlaag;
 
1.27 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een
bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.28 erker:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.29 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend
karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter
ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve
en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen,
kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
 
1.30 extensieve dagrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte,
zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal
daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
 
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
 
1.32 gevellijn
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de voorgevelzijde van een gebouw aanduidt;
 
1.33 halfvrijstaande woning:
een woning van het type twee-aan-eengebouwd;
 
1.34 hoekerker:
een erker op de hoek van een gebouw;
 
1.35 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.36 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële,
organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een
(publiekgerichte) baliefunctie;
 
1.37 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch
opzicht;
 
1.38 lijst van horecabedrijven:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
 
1.39 Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van nietpubliekgerichte
bedrijfsmatige bedrijven aan huis;
 
1.40 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, medische voorzieningen
waaronder huisartsen, dierenartsen, tandartsen en fysiotherapie, voorzieningen ten behoeve van
sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde
en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening, wonen in bijzondere woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca
ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.41 natuurwaarden:
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
 
1.42 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
1,20 m boven het peil is gelegen;
 
1.43 peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': de hoogte van het terrein direct aansluitend aan de molen;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
 
1.44 pension
het geven van kost en inwoning tegen vaste betaling in een gebouw of gedeelte van een gebouw;
 
1.45 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de om-vang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.46 staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en
instellingen;
 
1.47 terras:
een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf of detailhandelsbedrijf met
ondergeschikte horeca waar sta- en zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het
horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie worden bereid of verstrekt;
 
1.48 verdieping:
de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond;
 
1.49 voorerf:
erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 m
achter de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.50 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan
een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;
 
1.51 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor
de huisvesting van één huishouden;
 
1.52 woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer
woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
 
1.53 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
 
1.54 zolder:
een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50
meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de askophoogte van een windmolen:
De hoogte vanaf het peil waar de wieken aan de bovenas bevestigd zijn;
 
2.1.2 de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
 
2.1.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel;
 
2.1.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
 
2.1.8 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is;
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer
dan 0,75 m bedraagt.
 
2.3 Uitzondering goothoogte
Een hogere goothoogte dan is voorgeschreven in deze regels is toegestaan, mits in de vorm van een
terugwijkende hogere goot die niet uitsteekt boven het denkbeeldige dakvlak geprojecteerd vanaf de
maximaal toegelaten goothoogte met een dakhelling van 55º of de lagere dakhelling als die is
voorgeschreven in deze regels.
2 Bestemmingsregels
  
Artikel 3 ‎‎‎‎Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende
gronden gelegen hoofdgebouwen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden,
parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, water en
voorzieningen voor de waterhuishouding en erven en gebouwen ten dienste van de naastgelegen
woonbestemming.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten
dienste van de bestemming en (hoek)erkers ten dienste van de naastgelegen woonbestemming.
 
4.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een (hoek-)erker mag worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze is toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  2. de bouwhoogte van een (hoek-)erker mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de oppervlakte van (hoek-)erkers worden meegerekend bij de berekening van de maximale oppervlakte zoals bedoeld in artikel 3.2.3, onder c.
 
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
  5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 4 ‎‎‎‎Wonen
 
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woonhuizen;
  2. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten
dienste van de bestemming.
 
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. een woonhuis mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan dit aantal;
  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  5. een hoofdgebouw mag plat worden afgedekt of van een kap worden voorzien met een dakhelling van niet minder dan 25º en niet meer dan 60º.
 
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij het betreft (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    1. 15% van de perceelsgrootte voor percelen kleiner dan 500 m²;
    2. 100 m² voor percelen groter dan of gelijk aan 500 m²;
    3. 150 m² voor percelen groter dan of gelijk aan 1.000 m²;
    4. 200 m² voor percelen groter dan of gelijk aan 3.000 m²;
met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererf maximaal 50% bedraagt. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden meegerekend de gebouwen zoals bedoeld in artikel 3.2.2.
  1. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan bedragen dan de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m;
  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
 
3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
  5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
met dien verstande dat de bouwhoogte van de antennemast ter plaatse van de aanduiding
'antennemast' mag niet meer bedragen dan 30 m.
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm,
gevelindeling, gevelbreedte en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:
  1. het behoud van de dorpse bebouwingskarakteristiek ter plaatse;
  2. een samenhandend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken goothoogte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d voor het
verhogen van de goothoogte met maximaal 1 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf
Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de
Lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua
aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
  1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m² mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:
  2. de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedraagt;
  3. in afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' deze oppervlakte niet meer dan 140 m² bedraagt;
  4. de uitstraling van de woning intact blijft;
  5. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  6. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  7. geen detailhandel is toegestaan;
  8. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
 
3.5.2. Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen
1. Het gebruik conform het bepaalde in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de maatregelen voor
'groen- en natuurinclusief bouwen' zoals beschreven in het advies natuurinclusief bouwen
Hamburgerweg 149-152 te Ermelo d.d. 7-12-2020 zijn toegepast. Zie bijlage 1 bij het bestemmingsplan
voor het advies natuurinclusief bouwen Hamburgerweg 149-152 te Ermelo d.d. 7-12-2020. De
maatregelen voor groen- en natuurinclusief bouwen dienen binnen één jaar na het tijdstip van
onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning bouwen te zijn toegepast en deze
maatregelen dienen in stand te worden gehouden.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking afhankelijke woonruimte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit plan voor het gebruik van
bijbehorende bouwwerken voor afhankelijke woonruimte.
 
3.6.2 Vereisten afwijking
Afwijking als bedoeld in artikel 3.6.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. de omgevingsvergunning niet meer dan één keer wordt verleend per woning;
  4. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  5. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, met dien verstande dat de maximale voor afhankelijke woonruimte te benutten oppervlakte niet meer dan 85 m² mag bedragen.
 
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van het toevoegen van twee extra woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het toevoegen van twee extra woningen binnen de
bestemming ‘Wonen’ met inachtneming van het volgende:
  1. planwijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’;
  2. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien de toegangsweg niet aan de Wethouder Paulushof maar aan de Hamburgerweg wordt ontsloten,
  3. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor het realiseren van sociale huurwoningen;
  4. er dient een stedenbouwkundigplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke inrichting;
  5. Er dient aangetoond te worden dat voldaan wordt aan de parkeernormen zoals vastgesteld in het gemeentelijke parkeerbeleid.
Artikel 5 Waarde - Archeologie H
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden
aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen
zijnde archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden
gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
  1. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m², en
  2. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - grafheuvel' dit
bouwverbod ook van toepassing is op gebouwen kleiner dan 100 m².
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen
overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
archeologische waarden van het gebied.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde
gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het scheuren van grasland.
 
5.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien
door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de
daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt
gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
5.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m² worden geroerd. Deze uitzondering geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - grafheuvel';
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
 
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de
bestemming 'Waarde - Archeologie H', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van
bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of
inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
7.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van
bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal
toegestaan.
 
7.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde
in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer
bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat
bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
7.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van
de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het
bouwvlak.
 
7.5 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan
gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat
een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet
of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is
gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het
laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
8.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten
gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en
manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning,
ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
 
8.3 Voorwaardelijke verplichting ecologie
Het herinrichten van het plangebied en het slopen van de bestaande woningen is uitsluitend
toegestaan indien er een ontheffing voor de gierzwaluw is afgegeven.
 
8.4 Voorwaardelijke verplichting archeologie
Het herinrichten van het plangebied conform het erfinrichtingsplan, bijlage 1 van het
bestemmingsplan is uitsluitend toegestaan indien de archeologische vondsten binnen het plangebied
worden veiliggesteld. Het gehele plangebied dient afgegraven te worden, hierbij dient ook constant
een gecertificeerde archeoloog aanwezig te zijn.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvangen/ of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m, met dien verstande dat voor zendmasten geldt dat aangetoond dient te zijn dat plaatsing op een gemeentelijke voorkeurslocatie niet mogelijk is;
  6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. schotelantennes;
    3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  7. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
 
9.2 Afwegingskader
De in artikel 9.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale en/of externe veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door bijlage 4 'Parkeernormen
motorvoertuigen' te vervangen door nieuw bijlagen, mits die nieuwe bijlagen in overeenstemming
zijn met door de gemeenteraad vastgesteld parkeerbeleid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
  
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
11.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.2 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 11.1.1 met maximaal 10%.
 
11.1.3 Uitzondering
Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
 
11.2.4 Uitzondering
Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hamburgerweg 149-151.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .....................................................
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………