Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een
waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. In een regulier watertoetsoverleg tussen gemeente en waterschap wordt de planvorming voor de ruimtelijke ontwikkelingen besproken. Gezamenlijke conclusie is dat de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geen of nauwelijks gevolgen voor het watersysteem hebben. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde A-wateren), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging.
Ook wordt er niet meer dan 1500m2 extra verhard oppervlak aangelegd (t.o.v. de bestaande situatie).
Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het
waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Waterschap Vallei en Veluwe heeft voor ontwikkelingen waar geen of nauwelijks een waterbelang
bestaat een standaard waterparagraaf opgesteld.
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een
erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop
gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterplan
De hoofddoelstelling voor waterbeheer in Nederland is vastgelegd in het Nationaal Waterplan
(NWP): Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Het Nationaal Waterplan is
tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld
voor de planperiode 2009-2015.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de
zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde
aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar
voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere
zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw"
heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en
ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast
moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij
de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Daarbij zijn De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' en' schoonhouden, scheiden en zuiveren'
belangrijke uitgangspunten. De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water
zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het
oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de
maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit,
hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden
provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water is voor bepaalde oppervlaktewateren vastgelegd of het
een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewater is. Ook zijn voor die oppervlaktewateren
ecologische doelen geformuleerd. Voor verbetering van de grondwaterkwaliteit zijn maatregelen
opgenomen.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en
drinkwaterbedrijven, hebben besloten maatregelen voor een doelmatiger waterbeheer overeen te komen in dit Bestuursakkoord Water. Het waterschap gaat zich inzetten voor een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen. Het doel is om de kwaliteit van het beheer te vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De burger laten zien wat wordt bereikt en transparant zijn over de kosten. Dat doen de partijen vanuit eigen verantwoordelijkheden waarbij we de expertise en deskundigheid met elkaar delen.
Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen
geformuleerd. Per jaarplan geven wij concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze
doelen.
Keur Waterschap Vallei en Veluwe
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en
Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt deze regels vast ter behartiging van de
waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet.
Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het hierboven beschreven beleid.
Uitgangspunten
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
- Hemelwater wordt op basis van de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
- Afvalwater niet zijnde ‘schoon’ hemelwater aansluiten op het riool;
- Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
- De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan.
Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met
(grond)water;
Mogelijk is een watervergunning of melding nodig. Een watervergunning van het waterschap is
bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op
oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
Verantwoordelijkheden
Hemelwater:
Een belangrijk principe is dat zoveel mogelijk van het hemelwater binnen het plangebied wordt
vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het
oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwater:
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste
grondwaterstand (GHG) of representatieve hoogste grondwaterstand (RHG) te ontwerpen. Dit
betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten
opzichte van de GHG/RHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen
duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook
om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende
grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de
betreffende perceeleigenaar.
Oppervlaktewater:
Het waterschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer in regionaal oppervlaktewater. Daarbij heeft het waterschap de taak om het oppervlaktewatersysteem zo in te richten dat er geen inundatie plaatsvindt tot 1 maal per 100 jaar in stedelijk en 1 maal per 10 jaar in landelijk gebied.