Plan: | De Kriemelberg, Drieërweg104 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPdrieerweg104-0401 |
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
De uitbreidingslocatie is bosgrond. Vanuit historisch perspectief is er geen reden aan te nemen dat het terrein een bodemverontreiniging kent die uitvoering van het plan in de weg zou staan. In het kader van de omgevingsvergunningverlening wordt, op basis van de bouwverordening, de bodemkwaliteit door middel van een onderzoek exact in beeld gebracht. Het aspect bodem staat daarmee niet aan dit bestemmingsplan in de weg.
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Om de effecten op de luchtkwaliteit te beoordelen is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in bijlage 1 te vinden. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de uitbreiding van de camping niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Het plan is uitvoerbaar op het aspect lucht.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de wet Geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurd aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Via voorliggend bestemmingsplan wordt een recreatieve functie vergroot. Deze functie is niet geluidgevoelig als bedoeld in de wet Geluidhinder waardoor het aspect geluid niet aan uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
Planspecifiek
Voor dit plan is de woning Drieërweg 118 van belang. Dit is een woning van derden welke niet tot de bedrijfsinrichting hoort. De uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft richtafstanden voor verschillende functies tot andere functies. Onder SBI-code '5511, 5512' worden richtafstanden gegeven voor "Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)". De grootste afstand is 50 m voor geluid. Omdat de omgeving van het plangebied geen rustige woonwijk is, is een verkleining van de indicatieve afstand tot 30 m te rechtvaardigen. De afstand tussen de hoofdmassa van de woning en de bestemmingsgrens van de uitbreiding van de camping is duidelijk meer dan deze 30 m. Alleen richting de bestaande camping is deze net iets kleiner. De uitbreiding kan derhalve zonder meer door gaan. Het beperkte stukje waar de afstand al kleiner is is een bestaande situatie. Via de Wet milieubeheer wordt hier al rekening mee gehouden en gelet op het dagelijkse (goede) functioneren is dit probleemloos mogelijk.
Onderstaande afbeelding laat de woning nr. 118 zien met daaromheen een cirkel met een straal van 30 m.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van die website.
In of nabij het plangebied zijn geen risicobronnen gelegen waarmee rekening moet worden gehouden.
Bij de planvorming is ook gekeken naar de ligging van propaantanks in de buurt. Deze tanks zijn vaak aanwezig op recreatieterreinen en ook op omliggende terreinen zijn ze aanwezig. De ligging hiervan is echter niet van invloed op de mogelijkheden die in onderhavig bestemmingsplan worden gegeven.
Voorliggend bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar op het vlak van externe veiligheid.