direct naar inhoud van Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Plan: De Kriemelberg, Drieërweg104
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPdrieerweg104-0401

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiebedrijven waar personen, die hun vaste verblijfplaats elders hebben, voor hun recreatie verblijf kunnen houden in recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten en voor de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de op het recreatiebedrijf verblijf houdende personen, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding en waarvan 13 recreatiewoningen niet-wisselend verhuurd hoeven te worden.
  • b. voor zover deze gronden buiten de aangegeven bouwvlakken zijn gelegen, voor de instandhouding van de hierop voorkomende houtopstanden en de aanleg van groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bij een recreatiebedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • bedrijfsgebouwen zoals:
    • 1. een kampwinkel/kiosk;
    • 2. kantoor/receptie;
    • 3. gebouwen voor ondersteunende horeca;
    • 4. gebouwen voor sanitaire voorzieningen;
    • 5. opslagruimte;
    • 6. overdekt zwembad;
  • recreatieverblijven zoals:
    • 1. recreatiewoningen;
    • 2. stacaravans;
    • 3. trekkershutten;
  • bedrijfswoning, alsmede de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
  • bouwwerken geen gebouwen zijnde, die functioneel bij de inrichting van een recreatiebedrijf behoren;
  • een uitkijktoren/wildtoren.
3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze enkel binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiebedrijf mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3,5% van de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende bouwvlak.
  • b. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen voor ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
3.2.4 Terreinbehoefte

Per bouwvlak mag het totale aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten ten hoogste zoveel bedragen dat de daarvoor vereiste terreinbehoefte, zoals aangegeven, de oppervlakte van de gronden gelegen binnen het bouwvlak, niet overschrijdt, met dien verstande, dat het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan in lid 3.1 onder a.1 is bepaald.
De vereiste terreinbehoefte wordt berekend door het aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten te vermenigvuldigen met de per categorie geldende terreinbehoefte. De per categorie geldende terreinbehoefte bedraagt:

Per:   Terreinbehoefte ter plaatse van de aanduiding:
'specifieke bouwaanduiding - lage dichtheid'  
Recreatiewoning   667 m² (15 per ha)  
Stacaravan   400 m² (25 per ha)  
Mobiel kampeermiddel en trekkershut   286 m² (35 per ha)  

Het bouwvlak binnen voorliggend bestemmingsplan bedraagt 9,4 ha.

3.2.5 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een kavel voor een recreatiewoning mag niet minder bedragen dan 200 m²;
  • b. in verhouding tot de oppervlakte van de kavels mogen de oppervlakte en de inhoud van een recreatiewoning inclusief één vrijstaande berging, niet minder c.q. meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Minimale oppervlakte kavel:   Minimale oppervlakte recreatiewoning:   Maximale oppervlakte recreatiewoning (inclusief één vrijstaande berging):   Maximale inhoud recreatiewoning (inclusief één vrijstaande berging):  
200 m²   22 m2   53 m²   212 m³  
250 m²   22 m²   66 m²   264 m³  
350 m²   22 m²   75 m²   300 m³  

  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • e. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een recreatiewoning, waarvan de oppervlakte van deze ondergrondse bebouwing niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van de recreatiewoning. Deze bebouwing wordt meegeteld bij de berekening van de maximale inhoud van een recreatiewoning;
  • f. de recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, dan wel maximaal twee aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de vrije zijden van de recreatiewoningen onderling niet minder mag bedragen dan 5 meter;
  • g. bij een recreatiewoning is maximaal één vrijstaande berging toegestaan;
  • h. de goothoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • i. de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • j. de oppervlakte van een vrijstaande berging mag niet meer bedragen dan 6 m².
  • k. bij een recreatiewoning zijn geen andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
    • 1. een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
    • 2. twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. een aangebouwd of vrijstaand afdak voor openhaardhout, waarvan de lengte niet meer dan 2 meter, de breedte niet meer dan 0,60 meter en de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
    • 4. kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,60 meter;
  • l. het aantal recreatiewoningen mag de vereiste terreinbehoefte, zoals bepaald in 3.2.4, niet overschrijden.
3.2.6 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een kavel voor een stacaravan mag niet minder bedragen dan 150 m²;
  • b. in verhouding tot de oppervlakte van de kavel mag de oppervlakte van een stacaravan inclusief één vrijstaande berging, niet minder c.q. meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Minimale oppervlakte kavel:   Minimale oppervlakte stacaravan:   Maximale oppervlakte stacaravan (inclusief één vrijstaande berging):  
150 m²   18 m²   46 m²  
200 m²   18 m²   55 m²  

  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. de stacaravans mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tussen stacaravans onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen;
  • f. bij een stacaravan is maximaal één vrijstaande berging toegestaan;
  • g. de oppervlakte van een vrijstaande berging mag niet meer bedragen dan 6 m²;
  • h. de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • i. bij een stacaravan zijn geen andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
    • 1. een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
    • 2. twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,60 meter.
  • j. het aantal stacaravans mag de vereiste terreinbehoefte, zoals bepaald in 3.2.4, niet overschrijden.
3.2.7 Trekkershutten

Voor trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een kavel voor een trekkershut mag niet minder bedragen dan 100 m²;
  • b. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Minimale oppervlakte kavel:   Maximale oppervlakte trekkershut:  
100 m²   32 m²  

  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. bij een trekkershut zijn geen andere bouwwerken toegestaan.
  • e. het aantal trekkershutten mag de vereiste terreinbehoefte, zoals bepaald in 3.2.4, niet overschrijden.
3.2.8 Mobiele kampeermiddelen

Op kavels behorende bij mobiele kampeermiddelen mag niet worden gebouwd.

3.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en speelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
3.2.10 Uitkijktoren / wildtoren

De uitkijktoren / wildtoren mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de hoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 6,5 meter.

3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Bedrijfswoningen
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van de bouw van een extra bedrijfswoning, mits:
    • 1. bij het bedrijf meer dan 5 ha aansluitende, binnen het bouwvlak gelegen, gronden in exploitatie zijn, en
    • 2. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b ten behoeve van een maximale inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, mits deze vergroting nodig is voor de vestiging van een kantoor- of bedrijfsruimte ten behoeve van het recreatiebedrijf in de bedrijfswoning.
3.3.2 Bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken het bepaalde in lid 3.2.3 onder b, tot een maximale oppervlakte van 400 m² voor ondersteunende horeca, mits de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende binnen het bouwvlak gelegen gronden, tenminste 5 ha bedraagt.

3.3.3 Mobiele kampeermiddelen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.8 voor de bouw van individuele sanitaire units op de kavels voor mobiele kampeermiddelen, mits:

  • a. deze binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van een unit maximaal 6 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een unit maximaal 3 meter bedraagt.
3.3.4 Groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder e voor de bouw van een groepsaccommodatie, mits:

  • a. deze binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. wordt voldaan aan de gestelde eisen in lid 3.2.3 onder a, c en d.
3.3.5 Stacaravans

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder e voor de bouw van stacaravans met een onderlinge afstand van niet minder dan 3 meter, mits:

  • a. het recreatieterrein kan voldoen aan de afstandseisen zoals opgenomen in de handreiking Brandveiligheid Recreatieterreinen van de NVBR.
3.3.6 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 lid c en d, mits;

  • a. het een recreatiewoning betreft met een bijzondere architectuur en/of een meerwaarde voor het recreatiewoningenbestand.
3.3.7 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 lid b, c en d voor een recreatiewoning met een grotere omvang dan 75 m2 en een grotere inhoud dan 300 m3, mits:

  • a. de aanvrager een parkeigenaar, parkbeheerder, stichting, of Vereniging van Eigenaars betreft;
  • b. door Gedeputeerde Staten van Gelderland een ontheffing verleend is voor een recreatiewoning met een grotere omvang dan 75 m2 en een grotere inhoud dan 300 m3, zoals opgenomen in artikel 8.7 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland;
  • c. het recreatiepark bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
  • d. een maximaal bebouwingsoppervlak van het totaal aantal recreatiewoningen van het recreatiepark wordt gesteld;
  • e. een concreet voorstel met betrekking tot de verdeling van de maatvoeringen van de recreatiewoningen wordt gedaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen geldt (tevens) de volgende regel:
    • 1. kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen mogen uitsluitend worden aangelegd binnen het bouwvlak.
  • b. Het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf mag niet minder dan 1,3 voor elke recreatiewoning en stacaravan en 1 voor elke trekkershut en kavel voor een mobiel kampeermiddel bedragen.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte aan verharding en/of halfverharding mag niet meer bedragen dan 2.000 m2 per hectare.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder a voor de bouw van meer recreatiewoningen dan het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen per terrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen per terrein kan enkel worden vergroot voor die terreinen die daartoe op de plankaart met de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' zijn aangewezen, waarbij het totale aantal kavels op een recreatieterrein nooit de vereiste terreinbehoefte zoals opgenomen in lid 3.2.4 mag overschrijden;
  • b. voor het uit te breiden bedrijf dient ten tijde van toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid sprake te zijn van een bedrijfseconomische dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding en voorts dient er sprake te zijn van een duurzame bedrijfsvoering en inrichting die aantoonbaar bijdragen aan de inpassing in de omringende natuur. Grootschalige herstructureringen dienen getoetst te worden aan de ontwikkelingsvisie voor het recreatiecluster.
  • c. er vindt geen permanente bewoning plaats van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, behoudens in de gevallen dat zulks in het kader van een uitsterfregeling voorlopig wordt geaccepteerd;
  • d. toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van de natuurwetenschappelijke/ecologische waarden.
  • e. toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van archeologische waarden.
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig beperkt;
  • g. in verband met het genoemde onder sub b dient vooraf aan het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies te worden ingewonnen bij de 'Advies en Toetsingscommissie Groei en Krimp'; bij de adviesaanvraag wordt aan deze commissie een rapportage voorgelegd waarin wordt aangegeven in welke mate bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan aan de onder b genoemde criteria.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen
  • a. Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden;
    • 2. het vellen van bomen;
    • 3. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
    • 4. het aanleggen van drainage.
  • b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
    • 1. welke plaatsvinden binnen een afstand van 10 meter uit de bestaande bebouwing;
    • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 3. welke ten tijde van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 4. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van een normaal beheer;
    • 5. die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zo ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de onder lid c bedoelde waarden en functies niet te verwachten is.
  • c. De onder a bedoelde werken en werkzaamheden zijn alleen toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de ruimtelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden, alsmede de milieukwaliteit niet onevenredig aangetast worden.
3.6.2 Wegen/paden en verhardingen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren op de gronden welke gelegen zijn buiten de op de bestemmingskaart aangegeven bouwvlakken:
    het aanleggen van wegen of paden en overige verhardingen.
  • b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke betreffen het normale beheer en/of plaatsvinden in het kader van een normaal beheer;
    • 4. ten behoeve van per recreatiebedrijf twee centrale, al dan niet verharde inritten, met dien verstande dat de breedte van deze inritten niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • c. De onder a bedoelde werken en werkzaamheden zijn alleen toelaatbaar, indien:
    • 1. deze bestemd zijn voor de centrale voorzieningen op het recreatiebedrijf, en
    • 2. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de mogelijkheden voor de gewenste visuele afscherming van het recreatiebedrijf door middel van opgaande beplanting niet onevenredig worden aangetast.