direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan De Beek 125 e.o
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPdebeek125eo-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels worden verstaan onder:

1.1 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.5 agrarische bedrijven

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure.
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsplan

het bestemmingsplan Bestemmingsplan De Beek 125 e.o met identificatienummerNL.IMRO.0233.BPdebeek125eo-0301van de gemeente Ermelo;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en/of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

erf- of terreinafscheidingen, aanwijzingsborden, vlaggenmasten en lichtmasten;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, boven de eerste bouwlaag;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 geluidsregeling voor (niet-) hippische evenementen en activiteiten

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals voornoemde hippische en niet-hippische evenementen en activiteiten op het gebied van sport, muziek, sociaal-cultureel vlak, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de Kansspelen, alsmede betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet op de Openbare Manifestaties. Bij deze evenementen is een LCeq (het equivalente C-gewogen invallende geluidniveau) toegestaan van 85 d(C) op de dichtstbijzijnde gevel van geluidsgevoelige objecten.

Bij het vaststellen van de beoordelingsgrootheid LCeq gelden de volgende correcties,

  • een stoorgeluidcorrectie Cstoor tot maximaal 3 dB.
  • een gevelreflectiecorrectie Cg van 3 dB.
  • geen bedrijfsduurcorrectie Cb.
  • geen toeslagen voor muziek-, tonaal- en impulsgeluid (respectievelijk K1, K2 en K3). - in de regel geen meteocorrectie Cm (uitzonderingen zijn per locatie mogelijk)

De beoordelingsgrootheid LCeq wordt bepaald door het over 3 minuten gemeten geluidniveau, indien nodig, te corrigeren met de correctie voor stoorgeluid, gevelreflectie en meteocorrectie.

LCeq,3min - Cstoor - Cg - Cm = beoordelingsniveau LCeq

De in dit artikel gebruikte termen zijn als volgt te definiëren:

  • dB(C): geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd (C) filter dat speciaal geschikt is voor hoge geluidsniveaus in lage frequenties (bastonen).
  • LCeq: het equivalent geluidniveau zoals dit ook in de Handreiking geluidbeleid bij evenementen van de Regiegroep Geluid Limburg is aangegeven.
1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of spijzen, voor gebruik ter plaatse en/of nachtverblijf;

1.31 inritten/ontsluitingswegen

de toerit van of naar een perceel, erf of gebouw, lopende van en naar een weg;

1.32 hippische evenementen

Op gronden waarop de functie-aanduiding hippische evenementen is opgenomen is het organiseren, houden en uitvoeren van hippische evenementen toegestaan. Een hippisch evenement is een gebeurtenis waarbij sprake is van paardensport, paardenkeuringen, clinics, et cetera in de brede zin des woords, waarbij paarden aanwezig zijn of het paard als begrip centraal staat.

  • Een activiteit wordt als evenement beschouwd indien het een activiteit op het NHC betreft waarbij, minimaal 5.000 en maximaal 15.000, aanwezigen binnen 24 uur aanwezig zijn, ofwel een activiteit die gedurende drie aaneengesloten dagen leidt tot minimaal 2.500 en maximaal 15.000 aanwezigen per 24 uur op het terrein.
  • Indien het aantal aanwezigen bij een activiteit onder deze omvang is gelegen, is er geen sprake van een evenement maar een activiteit welke geacht wordt te zijn toegestaan binnen de bestemmingsomschrijving.
  • Er mogen maximaal 24 van deze hippische evenementen en de navolgende niet-hippische evenementen per jaar plaatsvinden, waarbij de exploitant zelf bepaalt in welke verhouding deze plaatsvinden.
  • Hippische evenementen en niet-hippische evenementen kunnen nooit tegelijkertijd plaatsvinden.
1.33 niet hippische evenementen

Op gronden waarop de functie-aanduiding niet-hippische evenementen is opgenomen is het organiseren, houden en uitvoeren van niet-hippische evenementen toegestaan. Een niet hippisch evenement is een gebeurtenis waarbij sprake is van ongemotoriseerde sport, evenementen met andersoortige dieren dan paarden, welke dieren slechts voor maximaal de duur van het evenement op het terrein aanwezig mogen zijn, alsmede het houden van congressen en symposia in de brede zin des woord of een combinatie van deze centraal staat.

  • Een activiteit wordt als evenement beschouwd indien het een activiteit op het NHC betreft waarbij, minimaal 5.000 en maximaal 15.000, aanwezigen binnen 24 uur aanwezig zijn, ofwel een activiteit die gedurende drie aaneengesloten dagen leidt tot minimaal 2.500 en 15.000 aanwezigen per 24 uur op het terrein.
  • Indien het aantal aanwezigen bij een activiteit onder deze omvang is gelegen, is er geen sprake van een evenement maar een activiteit welke geacht wordt te zijn toegestaan binnen de bestemmingsomschrijving.
  • Er mogen maximaal 24 van deze niet-hippische evenementen en de bovengenoemde hippische evenementen per jaar plaatsvinden, waarbij de exploitant zelf bepaalt in welke verhouding deze plaatsvinden.
  • Hippische evenementen en niet-hippische evenementen kunnen nooit tegelijkertijd plaatsvinden.
  • Onder niet-hippische evenementen wordt in elk geval niet verstaan het houden van concerten, theaterbijeenkomsten, et cetera.
1.34 hippische activiteiten

Al hetgeen voldoet aan de begripsomschrijving 1.32 hippische evenementen maar in omvang kleiner is dan de gestelde aantallen aanwezigen. Meerdere hippische activiteiten welke tegelijkertijd worden georganiseerd en welke elk minder dan de genoemde aantallen aanwezig ontvangen, maar welke in zijn totaliteit wel de genoemde aantallen overschrijden, worden gezien als evenement.

1.35 niet-hippische activiteiten

Al hetgeen voldoet aan de begripsomschrijving 1.33 niet hippische evenementen maar in omvang kleiner is dan de gestelde aantallen aanwezigen. Meerdere niet-hippische activiteiten welke tegelijkertijd worden georganiseerd en welke elk minder dan de genoemde aantallen aanwezig ontvangen, maar welke in zijn totaliteit wel de genoemde aantallen overschrijden, worden gezien als evenement.

1.36 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

1.37 landschapselement

hieronder worden verstaan bepaalde soorten beplantingen met een bepaalde afmeting, oppervlakte of hoeveelheid;

1.38 lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, medische voorzieningen waaronder huisartsen, dierenartsen, tandartsen en fysiotherapie, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, wonen in bijzondere woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het paardrijles geven, de verhuur van paarden of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.41 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.42 perceelsgrens

de grens van een (bouw)perceel;

1.43 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen, alsmede paddock waarbij in geval van paddocks paarden ook in de buitenlucht gestald worden ter aanvulling van het stallen van paarden in de directe omgeving liggende stalgebouwen.

1.44 paardenhouderij

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paardenhouderij, waarbij het doel is het stallen van paarden en/of pony's dan wel het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit trekken van inkomsten. Manege-activiteiten zijn geen onderdeel van een paardenhouderij;

1.45 seks- en/of pornobedrijf

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.47 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.48 verdieping

de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond;

1.49 voorerf

erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw;

1.50 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en voorzover betreft recreatiewoningen, bovendien met inbegrip van kelders;

2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 onderschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

3.2.1 Algemeen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's. Ruwvoederplaten mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aanleggen van halfverharding zoals bedoeld in Bijlage 2 Halfverharding en ontsluiting is vergunningsplichtig op grond van artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, tenzij uit een voortoets blijkt dat er geen sprake is van depositie en/of tenzij de bebouwing wordt gerealiseerd met uitsluitend elektrisch materieel en/of tenzij er alsdan sprake is van een vrijstelling van een beoordelingsplicht in het kader van de Wet natuurbescherming.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 respectievelijk 10 meter;

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel tenzij bestaand hoger;
  • b. 2 meter voor overige erf- of terreinafscheidingen;
  • c. 6 meter voor bouwwerken voor mestopslag;
  • d. 12 meter voor silo's;
  • e. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, met uitzondering van bestaande reclame- en bewegwijzeringsborden indien deze hoger zijn.
  • f. 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak.
  • g. 12 meter voor vlaggenmasten en lichtmasten.

3.2.4 paardenbak

Het aanleggen van een paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan is zonder omgevingsvergunning toegestaan binnen de aanduiding "paardenbak", mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen, mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen zijn niet toegestaan, voor zover de bedrijvigheid van deze bedrijven plaatsvindt in de openlucht en buiten het bouwvlak, met uitzondering van bedrijven waar een zodanige bedrijvigheid wordt uitgeoefend op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- niet hippische evenementen toegestaan', activiteiten gericht op niet hippische evenementen,niet-hippische activiteiten, hippische evenementen en hippische activiteiten met in achtneming van de maximale geluidsbelasting zoals bedoeld in artikel 1.28.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1 en/of 3.3 ten behoeve van een camping met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 10 standplaatsen en 15 kampeermiddelen, niet zijnde caravans toegestaan, gedurende de periode 15 maart tot 31 oktober;
  • b. de standplaatsen en kampeermiddelen, niet zijnde caravans worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of binnen maximaal 50 meter van het bouwvlak;
  • c. ten behoeve van de camping mogen bijbehorende voorzieningen worden opgericht met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • d. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
  • e. de camping onderdeel is van een van de niet hippische evenementen,niet-hippische activiteiten, hippische evenementen en/of hippische activiteiten en in overeenstemming is met de jaarronde evenementenvergunning.
3.5 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De halfverharding op de ontsluitingswegen zoals bedoeld in artikel 3.1 sub j en Bijlage 2 mag niet gerealiseerd worden indien niet vooraf de landschapsmaatregelen ter compensatie van diersoorten, zoals bedoeld in Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek worden aangelegd.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties', activiteiten gericht op de hippische sport en fokkerij en hun organisaties, en de opleiding van kaderleden, het organiseren van keuringen en evenementen, horeca en het aanbieden van overnachtingen, waarbij het aanbieden van overnachtingen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overnachtingslokaal';
  • b. kantoren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet hippische evenementen toegestaan', activiteiten gericht op niet hippische evenementen en niet-hippische activiteiten alsmede voor hippische evenementen en hippische activiteiten.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning, tenzij anders aangeduid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenbak', zijn gronden bestemd voor de aanleg en gebruik als paardenbak ten behoeve van de niet hippische evenementen en niet-hippische activiteiten alsmede voor hippische evenementen en hippische activiteiten ten behoeve van de bestemmingen Agrarisch en Bedrijf.
  • f. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. bestaande in- en uitritten en ontsluitingwegen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. het maximale gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat de maximale oppervlakte inclusief een eventuele inpandige bedrijfswoning is;

Aanduiding   Max. oppervlakte (m2)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties   17.125   5,5   10  

  • c. de maximale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' is exclusief de bebouwing ten behoeve van een overnachtingslokaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overnachtingslokaal' is een overnachtingslokaal/kantoor toegestaan ten behoeve van het bedrijf aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' , mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 640 m2 ;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 meter;
    • 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
  • e. de bouwhoogte van een tribune bedraagt maximaal 12 meter.
  • f. het bouwen van nieuwe bebouwing binnen het bouwvlak is vergunningsplichtig op grond van artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, tenzij bij de aanvraag Omgevingsvergunning uit een voortoets blijkt dat er geen sprake is van depositie en/of tenzij de bebouwing wordt gerealiseerd met uitsluitend elektrisch materieel en/of tenzij er alsdan sprake is van een vrijstelling van een beoordelingsplicht in het kader van de Wet natuurbescherming.

4.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van een bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximum aantal is aangegeven
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2.
4.2.4 Paardenbak

Het aanleggen van een paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan is zonder omgevingsvergunning toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's. Ruwvoederplaten mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. 12 meter voor vlaggenmasten en lichtmasten.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' is het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van hippische evenementen én niet hippische evenementen toegestaan, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'paardenbak', gronden mogen worden gebruikt als paardenbak ten behoeve van de voorgenoemde evenementen, met inachtneming van de maximale geluidsbelasting zoals bedoeld in 1.28.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor een ander soort bedrijf dan is aangeduid, onder de voorwaarden dat:

  • a. het een bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 is opgenome bij deze regels, dan wel een bedrijf dat naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk kan worden gesteld met dien verstande dat dat andere bedrijf geen hogere milieucategorie mag dan hebben dan het oorspronkelijke bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte, goot- en bouwhoogte van gebouwen ten opzichte van de bestaande situatie mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing niet wordt belemmerd;
  • d. de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het bedrijf voorkomt;
  • e. geen opslag in de openlucht plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt.

Artikel 5 Groen - Waardevol Landschapselement

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Waardevol Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen;
  • b. instandhouding van de ter plaate voorkomende waardevolle houtopstanden en beplanting;
  • c. in standhouding van de ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden
  • d. ontsluitingswegen zoals opgenomen in Bijlage 2 Halfverharding en ontsluiting;
  • e. in- en uit ritten te behoeve van de aangrenzende bestemmingen mits ondergeschikt aan de bestemming zijn toegestaan
    • 1. voor zover deze de landschapselementen zoals bedoeld onder a t/m c (zullen) doorkruisen, prevaleert de functie zoals bedoeld onder d boven a t/m c.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij geldt dat:

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 5 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De halfverharding op de ontsluitingswegen zoals bedoeld in artikel 5.1 sub d en Bijlage 2 mag niet gerealiseerd worden indien niet vooraf de landschapsmaatregelen ter compensatie van diersoorten, zoals bedoeld in Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek worden aangelegd.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie;
  • b. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 40 m voor een zend-/ontvangstinstallatie, die uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is toegestaan;
  • c. 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende zandwegen;
  • d. extensief recreatief gebruik voorzover de onder a bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ruiter-, fiets- en voetpaden.
7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2 m bedraagt.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en dat de in lid 7.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels

De gronden met de bestemming Natuur mogen niet worden betrokken bij de begrenzing van de omliggende Natura 2000-gebieden en als zodanig worden aangemerkt en/of gebruikt.

7.5 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De ontwikkeling en aanleg van natuur zoals bedoeld in artikel 7.1 sub a en figuur 2.3 uit de toelichting mag niet gerealiseerd worden indien niet vooraf de landschapsmaatregelen ter compensatie van diersoorten, zoals bedoeld in Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek worden aangelegd.

Artikel 8 Water

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen, vijvers, retentiegebieden, oevers en taluds;
  • b. waterhuishouding;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • d. ter plaats van de aanduiding 'ecologische waarde', instandhouding en ontwikkeling van watergangen met het hoogste ecologische niveau;
  • e. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water, voorzover de onder c en d bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.
8.1 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming of aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

Artikel 9 Waarde - Archeologie H

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
9.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

9.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • e. het verstoren van archeologische waarden en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de nodig zijn ten behoeve van (bestaande) paardenbakken op gronden ter plaatse van de bestaande paardenbakken en reeds geroerde gronden.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie H, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 10 Waarde - Archeologie M

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 250 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
10.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

10.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 250 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • e. het verstoren van archeologische waarden en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de nodig zijn ten behoeve van (bestaande) paardenbakken op gronden ter plaatse van de bestaande paardenbakken en reeds geroerde gronden.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie M, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 11 Waarde - Archeologie L

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
11.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

11.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 2.500 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • e. het verstoren van archeologische waarden en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de nodig zijn ten behoeve van (bestaande) paardenbakken op gronden ter plaatse van de bestaande paardenbakken en reeds geroerde gronden.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie L, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 12 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

12.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Beschermd dorpsgezicht bestemde gronden mag uitsluitend de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 ten aanzien van het bouwen krachtens een andere bestemming van deze gronden ten behoeve van ondergeschikte gebouwen en overige ondergeschikte bouwwerken zoals een prieel, een dierenverblijf en een plantenkas, mits door een cultuurhistorische en landschappelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de bebouwing bijdraagt aan het versterken van de cultuurhistorische- of landschappelijke waarde van het landgoed.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  • b. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
12.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd;
  • d. bestaande waterlopen en waterpartijen welke aanwezig zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.

Artikel 13 Waarde - Landgoed

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van het ter plaatse voorkomende landgoed, de daarvoor bepalende, samenhangende elementen en in het bijzonder voor:

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en landschappelijke waarden, welke met name bestaan uit:
    • 1. de structuur van paden, lanen, waterpartijen, groenvoorzieningen en bijzondere landschappelijke elementen;
    • 2. de her en der voorkomende kunstobjecten.
13.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Landgoed bestemde gronden mag uitsluitend de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 ten aanzien van het bouwen krachtens een andere bestemming van deze gronden ten behoeve van ondergeschikte gebouwen en overige ondergeschikte bouwwerken zoals een prieel, een dierenverblijf en een plantenkas, mits door een cultuurhistorische en landschappelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de bebouwing bijdraagt aan het versterken van de cultuurhistorische- of landschappelijke waarde van het landgoed.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een verticale diepte van maximaal één bouwlaag, waarvan de verticale diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen, bestaande kelder zijn toegestaan;
  • b. In afwijking van het gestelde onder a zijn ondergrondse bouwwerken ten behoeve van afvalcontainers toegestaan.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik
16.1.1 Verbod
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
16.1.2 Vormen van verboden gebruik

Tenzij dat gebruik uitdrukkelijk in overeenstemming is met de betreffende bestemming dan wel op de betreffende gronden in of krachtens het plan is toegestaan, wordt in ieder geval indien een verboden gebruik indien bedoeld in lid 16.1.1, aangemerkt het gebruik van:

  • a. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • b. voor militaire oefeningen met rups-, vracht- en gevechtsvoertuigen;
  • c. voor seks- en/of pornobedrijf;
  • d. het gebruik van de in het plan begrepen recreatiewoningen, stacaravans en andere verblijfsrecreatiemiddelen voor permanente bewoning;
  • e. de niet hippische evenementen en niet-hippische activiteiten mogen niet tegelijkertijd plaatsvinden met de hippische evenementen en hippische activiteiten. Als meerdere activiteiten tegelijkertijd plaatsvinden, worden deze aangemerkt als evenement. Mits deze de daarvoor opgenomen drempelwaarden voor het aantal aanwezige personen zoals omschreven in artikelen 1.32 & 1.33 overstijgen.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Overige zone - natuurrand
17.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Overige zone - natuurrand aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van natuurwaarden op aangrenzende gronden.

17.1.2 Bouwregels

Het is niet toegestaan om voorzieningen ten behoeve van kamperen op te richten.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Bouwregels

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten (ook m2) en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, behoudens voor recreatiewoningen, stacaravans en niet-agrarische bedrijven;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 25 m2 en geen grotere goothoogte dan 3m hebben;
  • c. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 m boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer, waaronder begrepen antennes en zendmasten, al dan niet van openbare aard, mits:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
    • 2. uit een radarverstoringsonderzoek blijkt, dat het functioneren van de radar in het radarverstoringsgebied Nieuw Milligen niet in onaanvaarbare mate wordt verstoord;
    • 3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Rijksvastgoedbedrijf.
  • e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt met dien verstande dat er slechts één per bedrijf is toegestaan;
  • g. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
  • h. voor geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.

In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Bestemmingsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen te wijzigen indien en voorzover dringende redenen, die na het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe aanleiding geven en voorzover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt met dien verstande dat de bestemmingsvlakken niet met meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de hierna in het schema opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden* uit te voeren:

Gronden met de bestemming   1   2   3   4   5   6   7   8  
Natuur   x   x   x   x   x     x   x  
Groen - Waardevol Landschapselement   x   x   x   x   x     x   x  
Water   x   x   x   x   x     x    

*

  • 1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  • 2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • 3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • 4. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunciatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 5. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • 6. diepploegen, zijnde het extra diep, ca. 0,4 meter of meer, omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • 7. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben zoals, uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • 8. bebossen of anderzins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
20.1.2 Uitzondering

Het in lid 20.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op basis van een verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld lid 20.1.1 met uitzondering van nummer 5 op en in gronden binnen het agrarisch bouwperceel;
  • d. het aanleggen van (half) verhardingen ten behoeve van in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  • e. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van fiets- en voetpaden binnen de bestemming Natuur;
  • f. het verlagen van de bodem en afgraven van de gronden, voorzover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • g. werken en werkzaamheden waarop de Keur van Waterschap Vallei en Veluwe van toepassing is;
  • h. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 20.1.1 nummer 4 voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • i. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;
  • j. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de nodig zijn voor de realisatie van bestaande en/of nieuwe paardenbakken;
  • k. ten behoeve van de realisatie en onderhoud van ontsluitingswegen zoals opgenomen in Bijlage 2 Halfverharding en ontsluiting.

20.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen één of meerdere waarden of functies van de in lid d 20.1.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van de waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan De Beek 125 e.o'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van xxxxx 2023.

 

Griffier en voorzitter,