Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schaapsdijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPSchaapsdijkong-0401

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Schaapsdijk’ met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPSchaapsdijkong-0401 van de gemeente Ermelo;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteldtechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
 
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
 
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
 
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.20 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.21 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.22 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.23 eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, boven de eerste bouwlaag;
 
1.24 erf:
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.25 erker:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.26 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals en dergelijke;
 
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28 hoekerker:
een erker op de hoek van een gebouw;
 
1.29 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.30 lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis;
 
1.31 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
 
1.32 peil:
voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
   
1.33 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.34 verdieping:
de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond;
 
1.35 voorerf:
erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.36 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, als een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;
 
1.37 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.38 woongebouw:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
 
1.39 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat;
 
1.40 zolder:
een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag bedraagt.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 algemeen
bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.2 de breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
 
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.9 ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
 
2.10 uitzondering goothoogte
Een hogere goothoogte dan is voorgeschreven in deze regels is toegestaan, mits in de vorm van een terugwijkende hogere goot die niet uitsteekt boven het denkbeeldige dakvlak geprojecteerd vanaf de maximaal toegelaten goothoogte met een dakhelling van 55º of de lagere dakhelling als die is voorgeschreven in deze regels.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woonhuizen;
  2. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
 
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het maximum aantal woningen mag niet meer dan vier bedragen met dien verstande dat twee vrijstaande woningen zijn toegestaan en een aaneen gebouwde woning voor maximum twee woningen;
  2. de maximum goothoogte van een woning bedraagt 4 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van een woning bedraagt 8 meter;
  4. de maximale inhoud van een vrijstaande woning bedraagt 750 m3;
  5. de maximale inhoud van een aaneen gebouwde woning bedraagt 550 m3;
  6. een hoofdgebouw mag plat worden afgedekt of van een kap worden voorzien met een dakhelling van niet minder dan 25o en niet meer dan 60o.
  
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij het betreft (hoek-) erkers over maximaal een halve gevelbreedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een vrijstaande woning bedraagt maximaal 150 m2;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de twee aaneen gebouwde woningen bedraagt 75 m2;
  5. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan bedragen dan de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m;
  7. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen;
  8. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen.
 
3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
  5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
 
3.2.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting’ mogen bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van de in de plantoelichting opgenomen notitie “Functieverandering Buitenbrinkweg Schaapsdijk te Ermelo” om te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm, gevelindeling, gevelbreedte en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:
het behoud van de dorpse bebouwingskarakteristiek ter plaatse;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de verkeersveiligheid;
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijken goothoogte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2, onder b, voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 1 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
   
3.5.2 Aan huis gebonden beroep en bedrijf
Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
  1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:
  2. de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
 
  1. de uitstraling van de woning intact blijft;
  2. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. geen detailhandel is toegestaan;
  5. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Afwijking afhankelijke woonruimte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit plan voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor afhankelijke woonruimte.
 
3.6.2 Vereisten afwijking
Afwijking als bedoeld in artikel 3.6.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. de omgevingsvergunning niet meer dan één keer wordt verleend per woning;
  4. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  5. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, met dien verstande dat de maximale voor afhankelijke woonruimte te benutten oppervlakte niet meer dan 85 m2 mag bedragen.
 
Artikel 4 Tuin
 
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor;
tuin, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, water en voorzieningen voor waterhuishouding en erven en gebouwen ten dienste van naastgelegen bestemming;
 
4.2 Bouwregels
Op de voor ‘Tuin’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming en ten dienste van het naastgelegen hoofdgebouw.
 
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van het gebied met de aanduiding ‘bijgebouwen’.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied;
  2. de bouwhoogte van overkappingen, pergola's en soortgelijke constructies bedraagt niet meer dan 3m;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf bedraagt niet meer dan 1m;
  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten en palen bedraagt niet meer dan 8m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3m.
 
Artikel 5 Bos
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal' voor het behoud en ontwikkeling van een geluidswal;
  3. behoud en ontwikkeling van houtopstanden;
  4. behoud van landschaps- en natuurwaarden;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
Artikel 6 Groen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. de versterking en bescherming van groene waarden;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
 
Artikel 7 Verkeer – Verblijfsgebied
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. parkeervoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
 
7.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15m2 per gebouw.
 
7 .2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
9.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
 
9.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
9.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2 is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het bouwvlak.
 
9.5 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
  
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
10.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. schotelantennes;
    3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    5. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.
 
11.2 Afwegingskader
De in artikel 11.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale en/of externe veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Parkeernormen
Bij het gebruiken en/ of bebouwen van gronden moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen over de ontsluiting en bevoorrading, zoals geregeld in de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld op 8 juni 2017) en in het "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld op 8 juni 2017). Wanneer de beleidsregels volgens deze Nota gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt met deze wijziging rekening gehouden. Deze eis in dit artikel geldt als een voorwaardelijke verplichting.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
13.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
 
13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
 
Overgangsrecht gebruik
 
13.1.4 Overgangsbepaling
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.1.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.1.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.1.6 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 13.1.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.1.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
13.1.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
De regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Schaapsdijk”.