Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Nijkerkerweg 55 - Zeeweg naast 75
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg55-0401
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Bij de gemeente Ermelo is een verzoek ontvangen voor functieverandering op het perceel Nijkerkerweg 55. De aanvrager wil het agrarisch bedrijf beëindigen. Daarom heeft hij verzocht, ter vervanging van de aanwezige agrarische opstallen, vier woningen te mogen realiseren en de bedrijfswoning een woonbestemming te geven. Gezien de hoeveelheid van de te slopen bebouwing, wordt een deel van de sloopmeters ingezet om op het perceel naast de Zeeweg 75 een vrijstaande woning te realiseren. Voor de te realiseren woning aan de Zeeweg, is boscompensatie nodig. Een perceel elders in de gemeente Ermelo, aan de Oude Telgterweg 270, wordt hiervoor ingezet. Het complete verzoek past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om het plan planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging en begrenzing
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie plangebieden:
  • Nijkerkerweg 55, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie H, nummer 2359 en een klein deel van nummer 3551; 
  • Zeeweg, naast 75, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie I, nummer 3302;
  • Oude Telgterweg 270, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie H, een deel van nummer 3675.
Figuur 1: ligging in omgeving
 
De percelen liggen in het landelijk gebied en worden begrensd door agrarische gronden, bos en woningen en/of agrarische bedrijven. De afbeeldingen hierna geven de huidige situatie van de plangebieden weer. 
 
Figuur 2: luchtfoto plangebieden globaal aangegeven met rood kader
1.3 Geldend bestemmingsplan
De plangebieden Nijkerkerweg en Oude Telgterweg liggen in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-West en de Zeeweg in het Reparatieplan Buitengebied Midden-West. Onderstaande afbeelding geeft de bestemming van de diverse plangebieden weer. De realisatie van het plan past niet binnen de bestemmingen. Derhalve is daarvoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
 
Figuur 3: uitsnede plankaarten geldende bestemmingsplannen
1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande en toekomstige situatie wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan de financiële haalbaarheid, de milieutechnische randvoorwaarden en de planologische randvoorwaarden. Daarna wordt in hoofdstuk 5 een toelichting gegeven op de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) “Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig”. Het bijbehorende Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / Amvb Ruimte) is in werking getreden op 17 december 2011. 
 
Deze structuurvisie heeft betrekking op de ruimtelijke hoofdstructuur en het mobiliteitsbeleid voor Nederland. Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van de provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De SVIR gaat niet in op individuele initiatieven waarvan in het onderhavige geval sprake is.
2.1.2 Visie erfgoed en ruimte
In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Deze wijziging verplicht gemeenten om het aspect cultureel erfgoed expliciet mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan.
De boerderij en de opstallen aan de Nijkerkerweg hebben geen cultuurhistorische waarde. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie hebben de ontwikkelingsmogelijkheden van dit bestemmingsplan daarom geen negatieve invloed.
2.2 Provinciaal beleid
2.2.1 Algemene provinciale structuurvisie
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van Structuurvisie gekregen.
Het Streekplan Gelderland 2005 is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.  
2.2.2 Ruimtelijke verordening
In december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten.
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. In artikel 2.2 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied, (...), binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Op grond van artikel 2.3, lid b van de verordening is in afwijking van artikel 2.2 nieuwe bebouwing in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie toegestaan, mits de functieverandering in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader, er sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het gebouwde oppervlak, en er wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Voorliggend plan past binnen het regionale beleidskader, er vindt een substantiële vermindering van bebouwd oppervlak plaats en het geheel wordt landschappelijk ingepast. Voorliggend plan past binnen het provinciaal beleid.
 
2.2.3 KWP
De woningbehoefte per regio wordt als indicatieve taakstelling door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd die niet in het KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders. Iedere vijf jaar wordt een nieuw Kwalitatief Woonprogramma vastgesteld en tussentijds wordt bezien of bijstelling wenselijk is aan de hand van eventuele nieuwe gegevens. Voorts wordt flexibiliteit bevorderd door de mogelijkheid die gemeenten hebben om meer plancapaciteit voor woningbouw in ontwikkeling te hebben dan dat er woningen zouden moeten worden opgeleverd. Een overmaat aan plancapaciteit van 20-30% van de KWP afspraak wordt door de provincie Gelderland aangemoedigd.
Voorliggend plan past binnen de afspraken gemaakt in het kader van het KWP.
2.2.4 Omgevingsvisie
Op 9 juli 2014 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staat de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De regio Noord-Veluwe staat voor de volgende opgave:
  • economische ontwikkeling is de motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector;
  • behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen;
  • verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap;
  • ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.
De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstand en transformatie. De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken.
Met voorliggend plan wordt leegstaande bebouwing gesloopt en daarvoor in de plaats komt nieuwe bebouwing. Deze nieuwe bebouwing bestaat uit woningen en bijgebouwen en heeft minder oppervlakte dan de voormalig agrarische bebouwing. Het perceel Nijkerkerweg 55 wordt landschappelijk ingepast. Hier vindt een kwaliteitsverbetering plaats. Gezien het grote aantal meters dat wordt gesloopt, wordt aan de Zeeweg ook een vrijstaande woning gerealiseerd. Voorliggend plan, voldoet aan de omgevingsvisie.
2.2.5 Boscompensatie
Als een plek waar nu bos- of natuurgebied ligt, nodig is voor andere functies betekent dit dat wat verdwijnt weer moet worden hersteld. In de richtlijn compensatie natuur en bos (1998) van de provincie Gelderland is dit beleid uitgewerkt. De initiatiefnemer moet ervoor zorgen dat compensatie ook daadwerkelijk plaatsvindt. Tevens moet een kwaliteitstoeslag worden betaald. Afhankelijk van de vervangingswaarde is deze toeslag 20, 30 of 40 procent.
Voor de realisatie van de woning aan de Zeeweg, verdwijnt een deel bosbestemming. De vervangingswaarde van dit bos zorgt voor een kwaliteitstoeslag van 30%. Dit betekent dat 130% van de oppervlakte van de woonbestemming in bos moet worden gecompenseerd. Deze compensatie wordt gevonden in de bosaanplant op het perceel Oude Telgterweg 270. Met voorliggend plan wordt voldaan aan de boswet.
2.3 Regionaal beleid
2.3.1 Streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe
De Regio Noord-Veluwe, waar de gemeente Ermelo onderdeel van uitmaakt, heeft de "Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe" opgesteld. De streekplanuitwerking is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten. In de Streekplanuitwerking worden spelregels gegeven voor functieveranderingsgevallen. Afhankelijk van het gebied waarin een perceel ligt, de omvang van de te slopen bebouwing en de gewenste vervolgfunctie worden regels gegeven waaraan de functieverandering moet voldoen.
Bij functieverandering naar wonen geldt dat minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden gesloopt. Maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd is maatwerk.
  
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan dit regionale beleid. Er wordt meer dan 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen  gesloopt. Minder dan 50% van de gesloopte oppervlakte wordt teruggebouwd voor vier woningen aan de Nijkerkerweg 55 en 1 woning op het perceel naast de Zeeweg 75.  
2.4 Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie gemeente Ermelo 2025
De Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 met als ondertitel 'Ontwikkeling vanuit identiteit' is vastgesteld op 1 maart 2012. De structuurvisie bevat een nieuw ruimtelijk perspectief met een integrale ontwikkelingsvisie voor Ermelo. Het toekomstperspectief is in de structuurvisie uitgewerkt naar de verschillende speerpunten zoals omgeving, zorg en recreatie en toerisme.
Ermelo heeft een veelkleurig en divers buitengebied. De veelheid aan functies en gebruik zijn een kwaliteit en zorgen voor een levendig en aantrekkelijk buitengebied. In sommige gevallen zitten functies elkaar in de weg. Agrarische bedrijven hebben milieuruimte nodig, recreatieve functies hebben een aantrekkelijke omgeving nodig zonder lelijke bebouwing en vervallen schuren. Ermelo wil ruimte bieden aan verdere dynamiek en kwaliteitsverbetering. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in het landschap en daadwerkelijk het buitengebied versterken.
 
Specifieke aandacht is nodig voor de agrarische sector. Deze zal de komende jaren aan sterke verandering onderhevig zijn. Ruimte voor volwaardige agrarische bedrijven, mogelijkheden voor neveninkomsten en omschakeling naar wonen en andere vormen van werken (functieverandering), zijn hierbij de trefwoorden. De gemeente wil het agrarisch ondernemerschap ondersteunen, in hoofdbedrijf en nevenactiviteiten. De agrarische sector is erg gereguleerd met regels op het gebied van natuur, milieu, ruimtelijke ordening en bedrijfsvoering. Waar mogelijk wil de gemeente meewerken aan maatwerkoplossingen en een integrale beoordeling van activiteiten (natuur, milieu, maar ook vanuit een vitaal buitengebied en onderhoud landschap).
 
Tegelijkertijd komen agrarische gebouwen vrij en zullen resterende bedrijven groter worden. De gemeente kan de agrarische sector ondersteunen door het toekennen van bouwblokken die op maat zijn gesneden (specifiek vanwege bedrijfsvoering en inpassing), innovatie, energieopwekking, herordening grond / vrijwillige kavelruil, samenwerking tussen bedrijven en verbreding inkomsten en educatie. Om de te verwachten dynamiek in het buitengebied in goede banen te leiden zal de gemeente kaders stellen voor ontwikkeling. Daartoe dienen onder andere het gemeentelijk beleid inzake functieverandering.
 
De functieverandering naar woningbouw aan de Nijkerkerweg 55 en de Zeeweg past in het beleidskader zoals geschetst in de structuurvisie Ermelo 2025.
2.4.2 Structuurvisie functieverandering
Op 25 oktober 2012 is de Structuurvisie Functieverandering in werking getreden. Deze Structuurvisie bevat een aanscherping van het regionale en provinciale structuurvisiebeleid. Dit beleid is van toepassing op alle aanvragen die na 29 februari 2012 zijn ontvangen door de gemeente.
De aanvraag voor functieverandering aan de Nijkerkerweg 55 is op 9 april 2013 ontvangen en wordt daarom getoetst aan de Structuurvisie Functieverandering.
 
In de Structuurvisie is een staffeling opgenomen in terugbouwmogelijkheden. Tot 500 m2 sloopopgave is functieverandering niet van toepassing. De gedachte achter deze regeling volgt uit de regionale beleidsvisie: het toestaan van woningbouw in het buitengebied is een uitzondering op de regel. Daardoor wordt een ontsteningsbijdrage gevraagd van minimaal 500 m2, met uitzondering van percelen in de EHS waar een minimale sloopopgave van 350 m2 geldt. Vervolgens worden mogelijkheden geboden voor sloopopgaven van minimaal 1.000 m2. Plannen met meer dan 1.500 m2 vallen buiten het beleid, in die zin dat het beleid maatwerk biedt. 
 
Initiatiefnemer heeft aangegeven dat hij 1.414 m2 aan te slopen bebouwing heeft in te leveren. Er mag 45% van de totale sloopopgave worden herbouwd in maximaal vier rijwoningen, inclusief bijgebouwen, in combinatie met het basispakket plus. Dit houdt in dat de ruimtelijke kwaliteit verder moet worden versterkt (een extra vereveningsbijdrage). Naast de gewone landschappelijke inpassing wordt een boomgaard en een recreatieve voorziening aangelegd. 
 
Uit de planvorming volgt dat initiatiefnemer sloopmeters overhoudt: men komt niet aan de 45% limiet.
 
Vervolgens heeft de initiatiefnemer het bosperceel Zeeweg naast 75 aangedragen als plan waar aanvullende meters noodzakelijk zijn. Hij stelt, namens de eigenaar, voor om 244 m2 sloopmeters van Nijkerkerweg 55 en 356 m² van de Telgterweg 240 mee te nemen naar Zeeweg naast 75 en 200 m² aan te kopen uit de gemeentelijke sloopbank. Op de locatie zelf zijn geen sloopmeters aanwezig. De overgebleven sloopmeters van de Telgterweg 240 worden ingezet voor een nader te bepalen plan.
 
Het perceel aan de Zeeweg naast 75 betreft een klein bos met in het midden een open plek. Om hier een vrijstaande woning te kunnen realiseren, zal de bestemming 'Bos' gedeeltelijk gewijzigd moeten worden in de bestemming 'Wonen'. Om deze wijziging mogelijk te maken is boscompensatie nodig, welke plaatsvindt op het perceel aan de Oude Telgterweg 270.
Hoofdstuk 3 Bestaande en toekomstige situatie plangebied
 
3.1 Bestaande situatie plangebied
Het perceel Nijkerkerweg 55 ligt in het buitengebied van de gemeente Ermelo in het jonge broekontginningen landschap. Het perceel Nijkerkerweg 55 ligt hoger dan het omringend landschap en aan de zuidzijde wordt het erf begrensd door een oude steilrand met onderaan een rij elzen.
Door het verdwijnen van veel oude (broek)bosjes is het landschap veel opener geworden. Maar er zijn nog waardevolle landschappelijke structuren in het landschap aanwezig en door verdere ontwikkelingen zijn nieuwe groenstructuren ontstaan. De kleinschalige erven in de omgeving zijn vrijwel allemaal landschappelijk ingepast. In de directe omgeving van het plangebied is sprake van functiemenging. Er liggen zowel (agrarische) bedrijven als burgerwoningen in de directe nabijheid. 
Het perceel aan de Zeeweg naast 75 ligt in het enkdorpen-kampenlandschap. Dit landschap kenmerkt zich door houtwallen, besloten openheid en de dichte randen van opgaand groen.
De Oude Telgterweg 270 is in het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) aangeduid als kampenlandschap. In het kampenlandschap wordt gestreefd naar behoud en versterking. De ruimtelijke kwaliteit kan worden verbeterd door het versterken van de kleinschaligheid door herstel, behoud en versterking van houtwallen, lanen en onregelmatige bospercelen in mozaïekpatroon van onregelmatige kavelvormen. De aanleg van een klein bosperceel aan de Oude Telgterweg geeft dan ook uitvoering aan het beleid als opgenomen in het LOP.
3.2 Toekomstige situatie plangebied
Nijkerkerweg 55
Voor de functieverandering worden de bestaande agrarische opstallen op het perceel Nijkerkerweg 55 gesloopt. Dit is ongeveer 1414 m2 aan opstallen. Het agrarische bedrijf wordt beëindigd.
In ruil hiervoor wordt een woongebouw gerealiseerd bestaande uit vier kwadrantwoningen, waarbij de twee naar het zuiden gerichte woningen groter zijn (met inpandige bergingen) en bij het dure segment behoren. Daarnaast worden bij de zuidelijke woningen bijgebouwen gerealiseerd voor eventueel werken aan huis. De bebouwing staat onderling in relatie en vormt een geheel ensemble op het erf. Het nieuwe woongebouw is achter de bestaande boerderij geplaatst. De bestaande boerderij blijft het hoofdgebouw van het erf.
Het erf krijgt een groene inrichting. Aan de westzijde van het erf wordt een grondwal van circa 2,5 meter hoog met beplanting gerealiseerd. Binnen deze grondwal wordt een boomgaard aangelegd. De noordzijde wordt tevens gesloten ingericht. Zo zijn beide zijden goed afgeschermd naar grootschalige bouwprojecten/activiteiten van naastgelegen paardenhouderij en de kampeerboerderij. Aan de zuid en oostzijde van het erf wordt een half transparante afronding gerealiseerd ten behoeve van de zichten naar het landschap. Langs de inrit en aan beide zijden van de entree wordt een bomenrij geplaatst. Zie bijlage 1 voor het inrichtingsplan.  
 
Figuur 4: inrichtingsplan Nijkerkerweg 55
 
Zeeweg naast 75
Het perceel aan de Zeeweg betreft een klein bos met in het midden een open plek. Op deze open plek wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. Rond de woning ligt een woonbestemming van ongeveer 700 m2. Het overige deel van het perceel behoud de bosbestemming, zodat de waarden van het bos niet worden aangetast. Het betreft een open plek in besloten bosschage.
 
  
Oude Telgterweg 270
De boscompensatie die moet plaatsvinden naar aanleiding van de woning aan de Zeeweg naast 75, zal worden aangeplant op het perceel Oude Telgterweg 270. Deze strook bos komt langs de noordoostzijde van het perceel. Hiermee ligt deze het dichtst langs bestaande stroken bosschage/bomenrijen. De aanleg van een klein bosperceel op deze locatie geeft uitvoering aan het beleid als opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan.
 
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en de ruimtelijke ordening.
 
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema’s bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en water, archeologie, natuur en verkeer en vervoer.
4.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder zijn dan 5 jaar. Uitzondering hierop zijn plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. 
 
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 16 januari 2014, opgesteld door PJ Milieu BV en opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek voor de Nijkerkerweg 55 weergegeven. Hieruit blijkt dat op een enkele locatie een licht verhoogd gehalte minerale olie is aangetoond. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Historisch is voor het hele terrein een niet-ernstig geval van bodemverontreiniging met zink aangetroffen. Voor het overige zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. Een sanering van de zink-verontreiniging is niet spoedeisend. Op en in de bodem is asbest aangetroffen en aangetoond. Uit nader onderzoek blijkt dat dit geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het plan.
 
In de rapportage d.d. 27 september 2007, opgesteld door Tritium Advies B.V. en opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek voor de Zeeweg weergegeven. Het onderzoek is ouder dan 5 jaar, maar gezien het gebruik van het perceel (bos), hoeft dit onderzoek niet te worden geactualiseerd. Dit onderzoek is uitgevoerd op een groter gebied dan waar de woonbestemming komt.  Uit dit onderzoek blijkt dat in het noordelijk deel van het perceel een lichte verontreiniging is met PAK en EOX. Dit is echter een dermate kleine verontreiniging, dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de woning.
 
De vastgestelde milieuhygiënisch bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan. 
4.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen: 
  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Ermelo de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks milieubelastende activititeiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddelde moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dezelfde richtafstanden.
 
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
Milieucategorie
Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1
10 m
0 m
2
30 m
10 m
3.1
50 m
30 m
3.2
100 m
50 m
4.1
200 m
100 m
4.2
300 m
200 m
5.1
500 m
300 m
5.2
700 m
500 m
5.3
1.000 m
700 m
6
1.500 m
1.00 m
 
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’, kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandcriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen. Onderzocht worden zowel de feitelijk invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
 
De Nijkerkerweg 55 ligt in een landelijk gebied met verspreid liggende woningen en (agrarische) bedrijvigheid. Er kan derhalve geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Dit plan betreft alleen milieugevoelige functies. Er is hier dus alleen sprake van inwaartse zonering.
De nieuwe woningen liggen ver genoeg van omliggende bedrijven. Voor de nieuw te bouwen woningen kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Omliggende bedrijven vormen geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. 
4.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. De locaties waar de woningen komen zijn gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt wegverkeerslawaai beschouwd.
 
Wegverkeerslawaai: Geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo’n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53dB (Lden, inclusief afstrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
 
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen voor het perceel Nijkerkerweg 55 zijn de Nijkerkerweg en de Oude Telgterweg. Voor zowel de Nijkerweg als de Oude Telgterweg doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. In de rapportage d.d. 26 november 2013 opgesteld door Adviesburo van der Boom en opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de Nijkerkerweg en de Oude Telgterweg berekend. Hieruit blijkt dat zowel van de Nijkerkerweg als de Oude Telgterweg de geluidsbelasting op de woningen onder de 48 dB blijft.  Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB.
 
De relevante wegen voor het perceel aan de Zeeweg zijn de Zeeweg en de Slagsteeg. In de rapportage d.d. 10 september 2007 opgesteld door SAB en opgenomen in bijlage 5 is de geluidbelasting ten gevolge van deze wegen berekend. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel van de Zeeweg als van de Slagsteeg de geluidbelasting op de woning onder de 48 dB ligt omdat deze verder dan 45 meter van de wegas wordt geplaatst.
 
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
4.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijven van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is “niet in betekenende mate” als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijnstof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 nieuwe woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
 
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, “in betekenende mate” projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijnstof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
 
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het “toepasbaarheidsbeginsel”).
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
 
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de bouw van vijf woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
4.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
 
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een
ontwikkeling een toename van het groepsrisico mogelijk maakt, geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
 
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
 
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van risico’s vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten Wet Basisnet.
 
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
  
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van de plangebieden bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
 
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van de plangebieden bevinden zich geen water-, spoor-, en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
 
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van de plangebieden bevindt zich geen buisleiding waardoor significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
 
Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.2 Waterhuishouding
In de 'Watertoetsprocedure voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe, zijn postzegelplannen gedefinieerd als: (partiële) herzieningen en vrijstellingen ex artikel 19 WRO binnen en buitenstedelijk gebied, welke betrekking hebben op minder dan 10 woningen of de introductie van minder dan 1.500 m2 extra verhard oppervlak. Op deze algemene normering is een aantal uitzonderingen opgenomen.  
 
Algemeen
De plangebieden liggen in buitenstedelijk gebied. De plangebieden bevinden zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
 
Grondwater
Het plangebied heeft grondwatertrap VII (bron: Atlas Gelderland). Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door de diepe ligging zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Hemelwater zal binnen de plangebieden worden geïnfiltreerd. Er zullen geen uitlogende bouwmaterialen worden toegepast, derhalve is hier sprake van afvoer van schoon hemelwater van daken, dus wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.       
   
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van de Nijkerkerweg 55 komt geen oppervlaktewater voor. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Nabij de nieuwe woonbestemming aan de Zeeweg ligt een sloot/beek. Hier zal niet op geloosd worden. Dit plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.    
      
Natuur
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.        
 
DWA en RWA
Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.       
   
Procedures
Door de planvorming neemt het verhard oppervlak met minder dan 1.500 m2 toe. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan een landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden. Het plan zal wel in het kader van vooroverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
4.3 Natuurwaarden
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
 
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
 
a.     Algemene soorten
Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
 
b.     Overige soorten
De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.

c.    Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
1.     er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
2.     er is geen alternatief; en
3.     doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
 
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
 
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd. Dit is geregeld met de boscompensatie volgens de Boswet en de provinciale richtlijn.
   
Onderzoeksresultaten
Ten behoeve van de planontwikkeling aan de Nijkerkerweg 55 heeft Schreuder - Adviseurs een Natuurtoets uitgevoerd naar beschermde flora en fauna d.d. 22 november 2013. Deze quickscan is in bijlage 6 bij de toelichting terug te vinden.
Op basis van deze quickscan blijkt dat op het perceel Nijkerkerweg 55 geen beschermde soorten gevonden of te verwachten zijn, behoudens broedende vogels in het broedseizoen.
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen kan geconcludeerd worden dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. De in de omgeving aanwezige Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op respectievelijk ruim 1.400 meter en 2.000 meter afstand. De bestaande agrarische activiteiten worden vervangen door bewoning, waardoor een verlaging van de stikstofemissie optreedt. In relatie tot de ingreep en het gebruik zijn daarmee geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en kan externe werking worden uitgesloten.
De ingreep vindt plaats buiten de begrenzing van de EHS. Op basis van de ligging van het perceel ten opzichte van de EHS mag aangenomen worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied Veluwe of Veluwerandmeren. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek wordt niet nodig geacht.
 
Voor de woningbouw aan de Zeeweg heeft Groenewold een natuurtoets uitgevoerd (bijlage 7) d.d. 21 juli 2014. Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied foeragerende vleermuizen geconstateerd. De realisatie van de woning zal geen invloed hebben op de foerageermogelijkheden van de vleermuizen. Wel wordt geadviseerd om hier met de inrichting rekening mee te houden met de verlichting. Verder wordt de algemene zorgplicht aangegeven en moeten de werkzaamheden zoveel mogelijk plaatsvinden buiten het broedseizoen.
 
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
 
4.4 Cultuurhistorie
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart heeft het perceel Nijkerkerweg 55 een hoge archeologische verwachting. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek bij een bodemverstoring van dieper dan 0,30m en groter dan 100 m2 uitgevoerd moet worden.
 
Figuur 5: Archeologische verwachting Nijkerkerweg 55
 
Uit onderzoek (bijlage 8) blijkt dat het plangebied is geroerd. Eventueel aanwezige archeologische resten zijn daardoor niet meer te verwachten.
 
Afbeelding 6: Archeologische verwachting Zeeweg
 
Het perceel Zeeweg nabij nummer 75 heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.Voor dit perceel is door BAAC een archeologisch onderzoek uitgevoerd in oktober 2007, zie bijlage 9. Tijdens het onderzoek zijn ten noorden een fragment vuursteen en houtskool aangetroffen. Verder hebben de delen ten noorden en ten zuiden van de woonbestemming een hoge verwachtingswaarde vanwege de bodemopbouw. Mocht de bodem hier verstoord worden, dan moet vervolg onderzoek worden uitgevoerd. Voorliggend plan behelst geen bodemverstoring op deze locatie. Een vervolg onderzoek is op dit moment dan ook niet nodig.
 
Archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.5 Verkeer en vervoer
Met voorliggend plan wordt een agrarisch bedrijf beëindigd en daarvoor in de plaats komen vier woningen aan de Nijkerkerweg 55 en één woning aan de Zeeweg naast 75. Voor woningen geldt een gemiddelde van zes motorvoertuigbewegingen per dag. Dit betekent dat de nieuwe woningen aan de Nijkerkerweg zorgen voor 24 motorvoertuigbewegingen per dag en aan de Zeeweg voor zes motorvoertuigbewegingen.
Over het algemeen hebben (agrarische) bedrijven meer motorvoertuigbewegingen per dag dan een woning door verkeersbewegingen die worden veroorzaakt door medewerkers en bezoekers. Ook is de intensiteit minder, nu er bij woningen minder sprake is van vervoersbewegingen met vrachtauto's en tractoren.
Per saldo zal het aantal motorvoertuigbewegingen in de nieuwe situatie ter plaatse van de Nijkerkerweg 55 niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Problemen op de Nijkerkerweg worden daarom niet verwacht. Aan de Zeeweg zal het aantal toenemen met ongeveer zes bewegingen. De zal niet zorgen voor problemen op de Zeeweg en omgeving.
 
Parkeren
De wijze waarop de parkeerbehoefte moet worden aangetoond, is vastgelegd in de Parkeernota van de gemeente Ermelo. In totaal worden planologisch vijf woningen mogelijk gemaakt. Een woning heeft een geprognosticeerde behoefte aan twee parkeerplaatsen per woning. De totale parkeerbehoefte bedraagt hierdoor tien extra parkeerplaatsen.
Binnen het plangebied worden tien parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan aan de Nijkerkerweg vier overkapt in combinatie met bergingen. Daarnaast is op beide percelen ruimte genoeg om aan de gemeentelijke parkeernorm te kunnen voldoen.
4.6 Financieel-economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van een particulier. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. De ontwikkeling bevat bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het kostenverhaal, de locatie-eisen en de fasering is vastgelegd in een overeenkomst die voor vaststelling van het bestemmingsplan is gesloten. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten en belangen op een andere wijze verzekerd.
De gemeente Ermelo is met de initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst aangegaan. Hierin is een planschade-overeenkomst opgenomen, wordt het kostenverhaal geregeld en worden eisen gesteld aan de locatie en fasering. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
5.1 Inleiding
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
5.2 Inleidende regels
In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden.
5.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten vijf bestemmingen.
 
De gronden ter plaatse van de inrit en ten zuiden van de woningen krijgen de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3). Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om gebouwen op te richten. Bijbehorende bouwwerken, zoals een erfafscheiding, zijn wel toegestaan. 
 
Rond de woning aan de Zeeweg naast 75 ligt de bestemming Bos (artikel 4). Hieroverheen ligt de dubbelbestemming Waarde-Archeologie Hoog (artikel 8). Daarmee worden de twee plaatsen waar mogelijk archeologische resten liggen beschermd.
 
Ter plaatse van de boomgaard ligt de bestemming Groen (artikel 5). Hier zijn gebouwen niet toegestaan.
 
Aan de Nijkerkerweg, bij de opgang van de inrit ligt de bestemming 'Tuin' (artikel 6) behorende bij de woning aan de Nijkerkerweg 57a. Binnen deze bestemming is het oprichten van gebouwen niet toegestaan. Wel is het binnen deze bestemming mogelijk om in-/uitritten te realiseren.
 
De woonpercelen krijgen de bestemming 'Wonen' (artikel 7). De situering van de woningen wordt vastgelegd door middel van een bouwblok. Met een aanduiding is het type woningen aangegeven.
5.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In artikel 8 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. Ter verduidelijking hiervan wordt in artikel 9 een aantal activiteiten expliciet genoemd. Daarnaast omvat dit artikel een regeling voor aan huis verbonden beroepen. In artikel 10 zijn algemene afwijkingsregels opgenomen en in de Overige regels in artikel 11 is bepaald dat de voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet met een aantal uitzonderingen van toepassing blijven.
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 12). Ten slotte bevat het plan een slotregel (artikel 13).
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak en overleg
Voor dit plan heeft geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Door de initiatiefnemer zijn omwonenden goed op de hoogte gesteld van de plannen.
 
In het kader van vooroverleg wordt het plan gezonden naar het Waterschap Veluwe en de provincie Gelderland. Het plan is niet van betekenis voor de buurgemeenten. Toezending blijft daarom aan die bestuursorganen achterwege. Met de omgevingsvisie, heeft het plan geen provinciaal belang meer.
Het waterschap heeft aangegeven dat het plan akkoord is.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 november tot en met 17 december 2014 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn vier zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn beoordeeld in bijgevoegde Nota van zienswijzen. Eén van de zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het plan. Verder hebben naar aanleiding van de informatieavond d.d. 18 november 2014 gesprekken plaatsgevonden tussen de eigenaar van bosperceel Zeeweg naast 75, haar adviseur en omwonenden. Dit heeft geleid tot een schriftelijke verklaring van de eigenaar aan de omwonenden, waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling gegeven zal worden aan de bouwplannen op het perceel. In de verklaring wordt onder andere aangegeven dat naar aanleiding van verschillende overleggen die hebben plaatsgevonden, de positie van de woning enigszins wordt gewijzigd ten opzichte van het gepubliceerde ontwerpbestemmingsplan, waarbij de minimale afstand van 45 meter vanaf de Zeeweg in acht wordt genomen. Gemeente Ermelo is verzocht deze wijziging te verwerken, hetgeen heeft geleid tot een aanpassing van de verbeelding.
 
Het plan is op de volgende wijze aangepast:
  1. Het plangebied bij Nijkerkerweg 55 is verkleind. Het agrarisch deel is er af gehaald;
  2. Het bouwblok en woonbestemming aan de Zeeweg naast 75 is op verzoek een paar meter naar voren opgeschoven, zodat deze minimaal 45 meter uit de as van de Zeeweg ligt;
  3. De verbeelding op het perceel Zeeweg naast 75 was aan de oostzijde niet geheel juist overgenomen ten op zichte van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Midden-West. Dit is conform dat bestemmingsplan aangepast;
  4. In de regels is een maximale inhoudsmaat voor vrijstaande woningen opgenomen van 750 m3;
  5. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het bouwplan aan de Nijkerkerweg 55 een paar centimeter op te schuiven indien in het veld blijkt dat dit nodig is;
  6. In de toelichting is de toepassing van het gemeentelijk beleid voor de locaties uitgebreider onderbouwd.