direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Korpersteeg 17
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Korpersteeg 17 is een kwekerij en hoveniersbedrijf aanwezig. Op dit perceel staat tevens een (voormalige) bedrijfswoning en een noodwoning, gevestigd aan respectievelijk Korpersteeg 15 en 15a. De eigenaar van de kwekerij en het hoveniersbedrijf is voornemens om een nieuwe bedrijfswoning te realiseren en het bedrijf planologisch te ‘ontkoppelen’ van de woningen op nummer 15 en 15a. Daarnaast is de wens van de eigenaren om de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a passend te bestemmen conform het huidige gebruik. Aangezien dit voornemen niet past binnen het geldende bestemmingsplan, is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing

De Korpersteeg 17 is gelegen in het westelijke buitengebied van Ermelo. De dorpskern is op circa 1,5 kilometer ten oosten van het perceel gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Ermelo, sectie H, nummers 3396, 3442 en 3443.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0001.jpg"

Ligging in de omgeving

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door de genoemde percelen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Midden-West', vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2009.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch gebied'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'boomkwekerij (bkw)' een boomkwekerij toegestaan. Er is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan. Gebouwen en bouwwerken moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. Voor bedrijfsgebouwen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter, en een maximale inhoudsmaat van 600 m3. Voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter, en een maximale oppervlakte van 85 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd

Binnen het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk om de functiewijziging en nieuwe bedrijfswoning te realiseren. Het bestemmingsplan heeft namelijk geen relevante, toereikende wijzigingsbevoegdheid opgenomen om zowel te kunnen voorzien in de nieuwe bedrijfswoning voor het aanwezige bedrijf als de functiewijziging naar wonen voor de voormalige bedrijfswoning en noodwoning. Derhalve is een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze onderbouwing wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

2.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet niet in 12 of meer woningen. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:

  • initiatieven koesteren als kans;
  • niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten;
  • mogelijkheden zoeken.

Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

  • kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
  • ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
  • daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.

Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.

De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning. Het plangebied krijgt een nieuwe landschappelijke inpassing. Tevens worden er 800 m2 aan sloopmeters ingezet. Hierdoor wordt al een ruimtelijke kwaliteitsverbetering bereikt. Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 31 maart 2021 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.

Wonen

Artikel 2.2 bepaalt over nieuwe woningen het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
    • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Toetsing

Ermelo valt onder de regionale woonagenda 'Samenwerking Noord-Veluwe'

De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werkten in 2018 en 2019 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). In die periode is een regionale woonagenda opgesteld: de Regionale woonagenda 2019-2022. In deze agenda worden de opgaven en uitdagingen bepaald die de partners in de komende periode willen oppakken, waaronder het maken van afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen en het nader in beeld brengen van de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Wel wordt in de woonagenda geconstateerd dat er een oplopend tekort is aan woningen en dat elke doelgroep graag een nieuwe woning wil. De woningbouw blijft fors achter bij de behoefte. Met het onderhavige plan neemt het aanbod aan nieuwe woningen toe, zodat een deel van de (veel grotere) vraag ingevuld kan worden. Het plan is dan ook in overeenstemming met de regionale woonagenda.

Water en Milieu

Op de kaart 'water en milieu' is het plangebied gelegen in een intrekgebied. Artikel 2.38 bepaalt hieronder het volgende:

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet niet in de winning van fossiele energie.

Natuur

Naast toetsing op Natura 2000 gebied vindt separaat een toetsing plaats op het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de voormalige Ecologische hoofdstructuur. Voor het GNN is door de provincie Gelderland een aantal criteria opgesteld waaraan wordt getoetst of een plan invloed heeft op de wezenlijke waarden en kenmerken.Daarnaast zijn Groene Ontwikkelzones (GO) aangewezen. Dat zijn gebieden met andere functies dan natuur die ruimtelijk verweven zijnmet de natuur van het Gelders Natuurnetwerk endaar functioneel mee samenhangen. Het beleidin de GO is gericht op de versterking van die samenhang.

Toetsing

Het plangebied ligt buiten zowel het GNN als en de GO.Voor het GNN geldt in principe geen externe werking. Verder onderzoek of een ontheffing zijn voor het GNN niet nodig.

Natura 2000

Natura 2000 omvat een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebie- den. Alle Europese lidstaten dragen hieraan bij. Natura 2000 is gericht op het behoud van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vormen hiervoor de onderliggende basis. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. In de omgeving is een aantal Natura 2000-gebieden gelegen. Het betreft de Veluwe op ca. 2,3 km en de Veluwertandmeren op ca. 2,2 km afstand van het plangebied.

Toetsing

Gezien de aard van het plan en de ligging t.o.v. de Natura 2000-gebieden zijn met zekerheid geen negatieve effecten van het plan te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen en habitattypen. Tevens is er een stikstofberekening uitgevoerd (zie paragraaf 4.3). Uit deze berekening is gebleken dat de stikstofdepositie nergens dat er geen negatie hoger is dan 0.00 mol/ha/jaar.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Ermelo 2025

De Structuurvisie Ermelo 2025 is vastgesteld op 1 maart 2012 door de gemeenteraad. In de structuurvisie beschrijft de gemeente de ruimtelijke opgaven voor de komende jaren.

De structuurvisie beschrijft het volgende over agrarische bedrijvigheid in het buitengebied:

Een bijzondere groep vormt de agrarische bedrijvigheid. De gemeente wil het agrarisch ondernemerschap ondersteunen, in hoofdbedrijf en nevenactiviteiten. De agrarische sector is erg gereguleerd met regels op het gebied van natuur, milieu, ruimtelijke ordening en bedrijfsvoering. Waar mogelijk wilde gemeente meewerken aan maatwerkoplossingen en een integrale beoordeling van activiteiten (natuur, milieu, maar ook vanuit een vitaal buitengebied en onderhoud landschap). Nieuwe ideeën en oplossingen, zoals een 'plattelandswoning’ met een andere toepassing in ruimtelijke ordening, wil de gemeente inzetten, eventueel als experiment.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe bedrijfswoning voor het aanwezige bedrijf. Hierdoor wordt het tevens mogelijk om de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a buiten de milieuzonering van het bedrijf te situeren, waardoor ook deze woningen passend bestemd kunnen worden.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Ermelo 2025.

2.3.2 Omgevingsvisie Ermelo

De Omgevingsvisie Ermelo ligt sinds 8 juli 2021 als ontwerp ter inzage. De omgevingsvisie is de opvolger van de structuurvisie. De omgevingsvisie geeft de ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen van Ermelo op hoofdlijnen. Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Buitengebied west'. De relevante opgaven die rondom het plangebied benoemd zijn, zijn als volgt:

  • Doorgaande groensstructuur behouden en versterken.
  • Werken aan een verbetering van het landschap. Een voorbeeld is het versterken van groen rondom buurtschappen en erfbeplanting.
  • Zicht op het landschap behouden.

Onderhavig plan zal zorgen voor het behoud en versterking van de groensstructuur. In paragraaf 3.2 is beschreven dat er onder andere nieuwe beplanting aangelegd zal worden. Hoewel onderhavig plan voorziet in een nieuwe woning, zal dit plan geen (verdere) afbreuk doen aan het zicht op het landschap. Door de relatief hoge perceelsrandbeplanting is het zicht op het landschap namelijk al beperkt.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het ontwerp van de Omgevingsvisie Ermelo.

2.3.3 Structuurvisie Functieverandering

De Structuurvisie Functieverandering is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 oktober 2012. Hierin beschrijft de gemeente haar visie over het agrarische landschap en functieverandering. Specifiek over functieverandering naar wonen beschrijft deze structuurvisie het volgende:

Voor vrijstaande woningen geldt een minimale sloopopgave van 800 m2. Bij een sloopopgave van 1.500 m2 wordt de mogelijkheid gegeven om twee vrijstaande woningen te realiseren in de gebieden Enkdorpen/Kampenlandschap en Jong Heideontginningenlandschap. Voor alle functieveranderingen naar nieuw te bouwen vrijstaande woningen geldt het basispakket plus. Tevens geldt bij de sloop vanaf 800 m2 dat er 1 nieuwe vrijstaande woning van maximaal 750 m3 gebouwd mag worden. Het basispakket plus houdt in dat minstens één van onderstaande elementen terug moet komen in het ontwerp:

  • Natuurherstel: Realisatie van natuurwaarden (herstel houtsingels, aanplant bos, herstel oude waterlopen), onderbouwd met een ecologisch rapport.
  • Recreatieve voorzieningen: Realisatie van een recreatief (openbaar) gebied: bijv. klompen- of kerkenpad, wandel- fiets- of paardenroute met voldoende kwaliteit; een opzichzelfstaande voorziening of een voorziening die aansluit op een reeds bestaande voorziening.
  • Zorg en recreatie: Bij realisatie van dagrecreatieve voorzieningen en zorgfuncties.
  • Goedkope woningbouw: Betaalbare woningen in het buitengebied moeten gestimuleerd worden. Vandaar dat de extra bebouwingsmogelijkheden ook openstaan indien alle nieuw te bouwen woningen betaalbaar blijven. Betaalbare woningen hebben een maximale verkoopprijs van C 200.000,00 V.O.N.

Toetsing

Door de toepassing van het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om de nieuwe beoogde bedrijfswoning te realiseren. Hoewel het aanwezige bedrijf niet stopt met haar bedrijfsvoering, wordt de toepassing anders ingevuld. De voormalige bedrijfswoning aan de Korpersteeg 15 zal haar functie wijzigen naar wonen. De vereiste 800 m2 aan sloopmeters zullen elders gekocht worden, en vervolgens zullen deze ingezet worden om de beoogde nieuwe bedrijfswoning te realiseren. Hierdoor wordt al een kwaliteitsverbetering bereikt. De benodigde sloopmeters zijn afkomstig van de locatie Buitenbrinkweg 40 en 40a. Op onderstaande afbeelding zijn alle voormalige bedrijfs- en bijgebouwen van deze locatie weergeven. Op gebouw D, L en M na zijn alle gebouwen gesloopt.

Om te voldoen aan het basispakket plus, zal natuurherstel plaatsvinden. Zo wordt er een aanzienlijke bijdrage geleverd aan groen- en natuurinclusief bouwen (zie paragraaf 2.9 en 3.2). Door de nieuwe landschappelijke inpassing en de aanleg van nieuwe solitaire bomen zal de beek herkenbaarder en zichtbaarder worden.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de structuurvisie functieveranderingsbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0003.jpg"

Voormalige bijgebouwen Buitenbrinkweg 40-40a

2.4 Buurtplan Horst en Telgt

Het Buurtplan Horst en Telgt is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 april 2016. Het westelijk buitengebied van Ermelo met de buurtschappen Horst en Telgt is een bijzonder en aantrekkelijk gebied om te wonen, te werken en te recreëren. In het gebied gaan deze functies momenteel samen. Herbezinning is echter wel nodig met betrekking tot onder andere het wonen na functieverandering en de grootte van bedrijvigheid in het gebied. Met een blik op de toekomst willen zowel de buurtvereniging als de gemeente de ruimtelijke kwaliteit en (be)leefbaarheid van het buitengebied behouden en versterken. In dit Buurtplan wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan woningbouw in het gebied en hoe dit kan worden vormgegeven in het kader van functieverandering. Tevens wordt belang toegekend aan het vergroten van de verkeersveiligheid, alsmede het versterken van de toeristische-recreatieve functie van de buurtschappen.

Het plangebied ligt in het zogenaamde ‘afwegingsgebied ontwikkelingen’. Hierin zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Op de visiekaart is dit gebied weergegeven als afwegingsgebied voor toekomstige ontwikkelingen. Binnen dit afwegingsgebied is onder andere ruimte voor nieuwe woonclusters. Ook functieverandering van bestaande (agrarische) bedrijven is hier toegestaan. De realisatie van een bedrijfswoning past hierin. Deze ontwikkeling past binnen de beleidslijn van de structuurvisie Buurtplan Horst en Telgt

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met het Buurtplan Horst en Telgt.

2.5 Beleidsnotitie noodwoningen

In 2013 is de Beleidsnotitie Noodwoningen herzien. Na de oorlog, in de tijd van de wederopbouw en de grote woningnood die toen heerste, zijn onder andere schuren, recreatiewoningen en bakhuisjes omgebouwd tot én in gebruik genomen als (nood)woningen. Ook in de jaren daarna zijn verschillende van dergelijke opstallen omgebouwd én in gebruik genomen als (nood)woning. In de zeventiger jaren zijn al deze (nood)woningen geregistreerd en vastgelegd in een zogenaamd noodwoningenregister. In de jaren tachtig is dit register nog een keer geactualiseerd. Toentertijd zijn er ongeveer 120 (nood)woningen geregistreerd. Behalve de geregistreerde (nood)woningen, zijn er in de afgelopen tientallen jaren ook andere opstallen in gebruik genomen als woning. In de zin van deze notitie wordt onder het begrip noodwoning het volgende verstaan: Opstallen (geen reguliere woningen zijnde) die worden bewoond én waarvan de bewoning al is begonnen voordat het geldende bestemmingsplan van kracht is geworden.

De noodwoning aan de Korpersteeg 15a wordt bewoond. In 1976 is de opstal als noodwoning in gebruik genomen. De noodwoning valt onder het bestemmingsplan ' Buitengebied 1983' en ligt daar binnen het bouwblok met een agrarische bestemming. Zodoende valt de noodwoning onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan. Daardoor voldoet de noodwoning aan de definitie van noodwoning zoals gesteld in de 'Beleidsnotitie noodwoningen' van de gemeente Ermelo. De noodwoning dient dus beoordeeld te worden aan de hand van deze notitie.

De noodwoning bevindt zich binnen een milieucirkel van het hoveniersbedrijf aan de Korpersteeg 17 en kan daardoor, volgens de notitie, niet positief (met woonbestemming) bestemd worden. Daardoor blijft de noodwoning onder het overgangsrecht vallen. Dat wil zeggen dat bewoning mag worden voortgezet totdat de bewoning voor langere tijd wordt beëindigd. Echter, in paragraaf 4.1.3 is onderbouwd dat er wel sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Derhalve kan de woning wel positief bestemd worden met een woonbestemming.

2.6 Ontwikkelperspectief Horst & Telgt

Het college van burgemeester en wethouders heeft samen met buurtvereniging Horst & Telgt een ontwikkelingsperspectief gemaakt. Dit is een vervolg op het buurtplan uit 2015. Het geeft duidelijkheid in de haalbaarheid van kleine ontwikkelingen in dit gebied. De gemeenteraad stelde het ontwikkelingsperspectief op 3 maart 2021 vast. Op de visiekaart is het plangebied in het Weidse Kampenlandschap gelegen. Dit deelgebied wordt gekenmerkt door de grote openheid en de lange zichtlijnen. Het landschap en de verkaveling kennen geen eenduidige kavelstructuur. De hier te vinden agrarische bebouwing en het buitenaf wonen staan op een wisselende maar vaak ruime afstand van elkaar, gescheiden door agrarisch land. De oriëntatie van de bebouwing volgt vaak de lokale landschappelijke richting van de kavels of de richting van het lint. De bebouwing is vaak direct vanaf het lint ontsloten. In dit deelgebied komen geregeld lange opritten naar de verder van het lint gelegen bebouwing voor. Specifieke gebiedsregels ten behoeve van het behouden en versterken van de landschappelijke regels zijn als volgt benoemd:

  • Geef de opritten vorm als lanen en maak deze onderdeel van de recreatieve wandelstructuur.
  • Per ontwikkeling wordt er gekeken of natuurwaarden kunnen worden toegevoegd.
  • Bij de aanwezigheid van een beek:
  • Versterk de landschappelijke en de recreatieve kwaliteit van de oude beek
  • Maak de beken beter zichtbaar door toevoeging van solitaire bomen of kleine boomgroepen
  • Ontwikkel recreatieve wandelpaden
  • Voeg natuurvriendelijke oevers toe
  • Vergroot de biodiversiteit door natuurlijk beheer

Voor bebouwing zijn de volgende regels benoemd:

  • Kapvorm en richting: vrij
  • Afmeting bebouwing: wisselend
  • Oriëntatie: hoofdzakelijke op het lint gericht, maar volg de lokale landschappelijke structuur
  • Rooilijn: geen
  • Afstand ten opzichte van andere bebouwing: wisselend, ruim

Onderhavig plan voorziet in een natuurlijke poel. Ook zorgt de nieuwe landschappelijke inpassing voor nieuwe natuurwaarden, waaronder nieuwe, solitaire bomen. Voor de bebouwing zijn geen specifieke regels benoemd, enkel dat de oriëntatie gericht moet zijn op het lint. De nieuwe woning zal georiënteerd worden op het lint.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het ontwikkelperspectief.

2.7 Verordening sociale woningbouw

De verordening sociale woningbouw gemeente Ermelo 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 maart 2019. In de Verordening sociale woningbouw gemeente Ermelo 2019 is vastgelegd dat de instandhoudingstermijn voor sociale huur, sociale koop en midden huurwoningen tenminste 10 jaar bedraagt. Ook is in de verordening bepaald voor welke doelgroepen deze woningsegmenten bedoeld zijn. Aan het al dan niet realiseren van voldoende sociale huur- en koopwoningen is in de verordening een vereveningsfonds gekoppeld.

In 2021 is het afwegingskader voor woningbouw in de gemeente Ermelo gewijzigd. Met deze wijziging is het mogelijk om af te wijken van de verordening sociale woningbouw bij plannen tot en met 3 woningen en functieveranderingen die vallen onder de structuurvisie functieverandering.

Onderhavig plan valt onder de structuurvisie functieverandering. Tevens wordt er maar één nieuwe woning gerealiseerd. Daarmee hoeft niet voldaan te worden aan de verordening sociale woningbouw.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de verordening sociale woningbouw.

2.8 Landschapsontwikkelingsplan

Het buitengebied van Ermelo en Putten heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied ten gevolge van verschillende processen en concrete ontwikkelingen die hun weerslag hebben op het landschap. De dynamiek biedt tevens kansen voor behoud van landschappelijke kwaliteiten en landschapsontwikkeling. De gemeente Ermelo wil het LOP gebruiken als input voor de nieuwe structuurvisie Ermelo. Het doel van de opstelling van het LOP is om in overleg met alle betrokkenen - bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties - tot een uitvoeringsgericht plan te komen voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap.

Op hoofdlijnen bestaat de visie uit het behoud en versterking van de kernkwaliteiten van de 4 hoofdzones. Op het Landschapsontwikkelingsplan is het plangebied gelegen in de hoofdzone II: Flank van het Veluwemassief. Hierover is het volgende beschreven:

De flank is grotendeels ‘agrarisch werklandschap’ dat is opgebouwd uit een mozaïek van verschillende landschapstypen. Op de flank zijn gebieden te vinden met veel ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de dorpsranden, gebieden met verblijfsrecreatie en landbouw- ontwikkelingsgebieden. Ook zijn er gebieden met weinig ontwikkelingen, zoals de landgoederenzone Gerven – Hell - Oldenaller (de ‘waardevolle ruimtelijke eenheden’ uit het kwaliteitsbeeld). In de gebieden met veel ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar de versterking dan wel aanleg van een landschappelijk raamwerk om de ruimtelijke ontwikkelingen in te bedden. Het raamwerk bestaat uit bouwstenen (landschapselementen zoals lanen) die passen bij het landschapstype. Ook bij kleinschalige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het niveau van erven, geldt dat de bouwstenen (eigenschappen) van de verschillende landschapstypen worden benut. In het gebied Horst en Telgt wordt gestreefd naar versterking van het contrast tussen de besloten dekzandruggen met bebouwing en het open landschap daartussen.

Specifiek over beken langs de Veluwevlank is benoemd dat beken niet of amper zichtbaar zijn in het landschap en veelal het karakter van een normale sloot hebben. Het doel is dan ook om de herkenbaarheid en zichtbaarheid van de beken in het landschap te versterken, waaronder door de aanleg van natuurlijke poelen en het realiseren van duurzame inheemse beplanting langs beken. Onderhavig plan zorgt voor een natuurlijke poel en de aanleg van nieuwe, solitaire bomen langs de beek.

De overige genoemde kernkwaliteiten komen niet specifiek in het plangebied voor. Onderhavig plan zal hier geen afbreuk aan doen.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het landschapsontwikkelingsplan.

2.9 Groen- en natuurinclusief bouwen

Het groen in, op en aan gebouwen is van groot belang voor de leefbaarheid en voor het ecologisch functioneren van Ermelo. Daarnaast gaat het om een veel bredere opgave om meer groen in de woonomgeving toe te passen. Het behoud en ontwikkelen van groen is van groot belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten en voor de biodiversiteit in Ermelo, voor een prettige leefomgeving, voor mogelijkheden voor natuurbeleving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering. Het begrip “groen- en natuurinclusief bouwen” wordt dus breed uitgelegd.

Bij projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer en/of ontwikkelaar is (bijv. bij tenderen), en bij wijzigingen van bestemmingsplannen wordt een verplicht puntensysteem gehanteerd hanteren. Naast woningbouwprojecten geldt dit puntensysteem ook voor andere projecten bijv. aanleg infrastructuur en bouw van andere gebouwen dan woningbouw. De essentie van het puntensysteem is dat de initiatiefnemer maatregelen neemt waarbij elke maatregel 1, 2 of 3 punten waard is. Afhankelijk van de omvang van het bouwproject wordt een verplicht aantal punten voorgeschreven.

Stappenplan

Stap 1 – bepalen omvang project

De eerste stap is het bepalen van de omvang van het project. Hoe groter de omvang, hoe meer maatregelen worden gevraagd. De projecten worden als volgt ingedeeld:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2.

Stap 2 – het verplichte aantal te behalen punten:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2, 5 punten.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2, 11 punten.
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2, 16 punten.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2, 26 punten.

Toetsing

Hoewel onderhavig plan voorziet in een functiewijziging van een oppervlakte groter dan 10.000 m2, voorziet onderhavig plan niet nieuwe functies of gebouwen, op de beoogde nieuwe bedrijfswoning na. Toch worden er relatief veel maatregelen genomen, die zorgen voor een totaal aantal punten van 19. In paragraaf 3.2 is visueel weergeven welke maatregelen er genomen worden.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het beleid voor groen- en natuurinclusief bouwen.

2.10 Woonvisie Ermelo 2030

Sinds de laatste woonvisie uit 2015 zijn er veel ontwikkelingen geweest op de woningmarkt. Zo is de druk op de woningmarkt flink toegenomen en zijn de huizenprijzen gestegen. Hierdoor hebben veel huishoudens en met name starters en de ouderen moeite om geschikte en passende woonruimte te vinden. Om in te spelen op de veranderingen heeft het college een nieuwe woonvisie opgesteld.

Exclusief staat voor de woonomgeving die de gemeente Ermelo bieden; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil de gemeente toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat de gemeente zich gaat inspannen voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om de visie te realiseren zet de gemeente in op drie strategische woonopgaven:

  • Samen investeren in toekomstbestendige buurten en buurtschappen;
  • Woningbouwprogramma in balans;
  • Passend en betaalbaar wonen voor iedereen.

Nieuwbouw, herstructurering en transformatie zet de gemeente de komende jaren in voor alle doelgroepen. De gemeente heeft hierbij een programmering van nieuwbouwwoningen voor ogen waarin een goede balans is tussen de behoefte van de korte termijn en de lange termijn. Ook stimuleren ze bij elke nieuwbouwaanvraag de inzet op groen- en natuurinclusief bouwen. In Ermelo streeft de gemeente naar een woningvoorraad die zoveel mogelijk past bij de woonwensen, inkomens, levensfase en huishoudenssamenstelling van onze inwoners. Er is keuze voor iedereen, mede door een passend en betaalbaar woningaanbod. Hierbij zetten ze onder andere in op het vergroten van het aantal sociale huurwoningen.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in slechts één nieuwe bedrijfswoning. Dit sluit aan bij de wens van de initiatiefnemers, om bij hun bedrijf te kunnen wonen. Daarnaast wordt ingezet op groen- en natuurinclusief bouwen.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de woonvisie.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

Hieronder wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.

Omgeving

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern van Ermelo. Het landschap is voornamelijk te typeren als kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Ten westen van het plangebied ligt het Nuldernauw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0004.png"

Luchtfoto omgeving plangebied

Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Korpersteeg. Dit is een lokale weg die in het westen aansluit op de Zeeweg en in het oosten op de Oude Nijkerkerweg. Zowel ten noorden als ten oosten van het plangebied zijn enkele agrarische bouwpercelen aanwezig. Op circa 600 meter ten oosten van het plangebied is de grens van de bebouwde kom van Ermelo gelegen.

Op het perceel is een voormalige bedrijfswoning aanwezig, waarvan het huidige gebruik reguliere bewoning betreft. Deze woning is in de zuidelijke hoek van het plangebied gevestigd. Ten westen van deze woning is een noodwoning aanwezig. Ten noorden van deze woningen is het bedrijfsgebouw van de kwekerij en het hoveniersbedrijf aanwezig. Ten noordoosten van het bedrijfsgebouw is een groenafvalopslag aanwezig. Rondom de bebouwing is een verhard erf aanwezig. Voor het overige is het plangebied voornamelijk ingericht ten behoeve en dienste van het aanwezige bedrijf. Langs de noordzijde is een beukenhaag aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0005.jpg"

Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0006.jpg"

Noordwestzijde van het plangebied, bezien vanaf de Korpersteeg

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0007.jpg"

Inrit van het aanwezige bedrijf

3.2 Nieuwe situatie

Jaren geleden is de bedrijfswoning aan de Korpersteeg 15 afgesplitst van het aanwezige bedrijf. Zowel deze voormalige bedrijfswoning als de noodwoning aan de Korpersteeg 15a zijn gelegen binnen een agrarische bestemming. Hierdoor zijn beide woningen onverkoopbaar. Tevens kennen beide woningen geen agrarisch gebruik.

Het voornemen is dan ook om zowel het bedrijf als de woningen zelfstandig en passend te bestemmen. Hiervoor wordt het functieveranderingsbeleid toegepast. De gronden behorende bij de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a wijzigen de agrarische functie naar een woonbestemming. Met het toepassen van het functieveranderingsbeleid is het ook mogelijk om een nieuwe vrijstaande woning te realiseren, mits minimaal 800 m2 aan sloopmeters ingezet wordt. De eigenaar van het hoveniersbedrijf wenst om deze vrijstaande woning in te zetten als nieuwe bedrijfswoning. Dit maakt het mogelijk om het noodzakelijke toezicht op de bedrijfslocatie te kunnen houden, en de werkzaamheden die met enige regelmatig buiten de reguliere werktijden noodzakelijk zijn doelmatig uit te voeren. De benodigde sloopmeters zal de initiatiefnemer van een andere locatie betrekken, namelijk van de locatie Buitenbrinkweg 40 en 40a in Ermelo. In totaal zijn er 837 sloopmeters van deze locatie geregistreerd. De sloop van de opstallen op deze locatie is dan ook reeds gerealiseerd.

In de nieuwe situatie zal er geen sprake meer zijn van een kwekerij, maar uitsluitend het hoveniersbedrijf. Opslag van groenafval vindt plaats ten noordoosten van het bedrijfsgebouw, nummer 17. Opslag en stalling van materieel vindt plaats in het bedrijfsgebouw. Voor het overige zullen er geen geen bedrijfsactiviteiten op het perceel plaatsvinden. Een hoveniersbedrijf is immers een bedrijf dat op locatie werkt.

De beoogde nieuwe bedrijfswoning zal ten noordwesten van het bedrijfsgebouw gesitueerd worden, op 15 meter afstand vanaf de Korpersteeg. De woning zal voorzien worden van een terras aan de zuidwestzijde. Tegen de woning wordt een garage aangebouwd. Rondom de nieuwe woning wordt een tuin met gazon en beplanting aangelegd, behorende bij de woning.

In het kader van duurzaamheid zal de nieuwe woning (moeten) voldoen aan de eisen uit het bouwbesluit. Dit houdt in dat er gebruik gemaakt zal worden van zonnepanelen en een warmtepomp. De woning wordt niet aangesloten op aardgas.

De nieuwe woning zal gebouwd worden in landelijke stijl met eenvoudige bouwmassa’s en veel natuurlijke materialen in gedekte kleurstellingen. Op de afbeeldingen hieronder zijn sfeerimpressies weergeven.

Landschappelijke inpassing

Het plangebied bevindt zich op de flank van het Veluwemassief in het oud broekontginningenlandschap, vlakbij het kampenlandschap. Het broekontginningenlandschap kenmerkt zich onder andere door: bebouwing verspreid langs wegen, erfbeplanting, houtwallen, lange rechte percelen en een open / halfopen gebied. Daarnaast laten de historische kaarten rond 1915 zien dat het hele gebied bos was. Dit duidt meer op het kampenlandschap dan op het broekontginningenlandschap. Verder naar het heden verdwijnt het bos en komen er houtsingels (of niets) voor in de plaats.

Het plangebied aan de Korpersteeg 15, 15a en 17 heeft meer weg van het kampenlandschap dan van het oud broekontginningenlandschap. Het perceel heeft bijvoorbeeld geen rechte lange kavels. Daarnaast is de Korpersteeg geen lange rechte weg, maar kronkelt de weg. Erven zijn een belangrijk onderdeel van de landschappelijke kwaliteit van een gebied. Een (ver)nieuw(d) erf dient daarom zorgvuldig ingepast te worden. Gezien het feit dat er aan de indeling van de erven van de nummers 15 en 15a niets veranderd wordt deze met de landschappelijke inpassing buiten beschouwing gelaten.

Het plangebied ligt in een overgangszone van broekontginningenlandschap naar een kampenlandschap. Daarom is gezocht naar een passende inrichting tussen beide landschapstypes. Het landschappelijke inrichtingsplan is gebaseerd op het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Ermelo – Putten. Allereerst oogt het perceel als één erf met één ontsluiting. Het perceel wordt aan de noord- en oostzijde ingepast door middel van een houtsingel/struweel. Deze bestaat uit inheemse soorten als eik, es, els en ruwe berk. Voor de nieuwe bedrijfswoning bevindt zich een hoogstam fruitboomgaard met daaromheen een inheemse knip- en scheerhaag. Overeenkomstig de richtlijnen van het LOP zijn er op het erf solitaire bomen te vinden. Dit kan een eik, beuk, kastanje, linde of noot zijn.

Parkeren wordt uit het zicht gedaan door de parkeerplaats te omzomen met een inheemse knip- en scheerheg. Gezien de activiteiten (hoveniersbedrijf) van de initiatiefnemer zal het rest-, groen- en puinafval wat meekomt van een klus tijdelijk opgeslagen worden achter de houtsingel. Dit gebeurt enkel op deze locatie zodat het niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Aan de noordwestzijde van het perceel is een poel gesitueerd welke een enorm voordeel biedt voor de biodiversiteit. Verder zorgt het open zicht over het bloemrijk grasland naar de achterliggende gronden ervoor dat er een verbinding gemaakt wordt met het landschap.

In het basispakket plus van de Structuurvisie functieverandering wordt gevraagd naar elementen om te voldoen aan het basispakket plus. Met dit landschappelijke inrichtingsplan wordt ruim voldaan aan de vereisten van natuurherstel. De oorspronkelijke houtsingels (1915-1950) worden in ere hersteld. Aan de eisen van het basispakket wordt ruimschoots voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0008.jpg"

Inrichtingsplan nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0009.jpg"

Sfeerimpressies nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0010.jpg"

Nieuwe situatie Buitenbrinkweg 40-40a

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.

4.1.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven voor de bewoning van de aanwezige bedrijfswoning en voor het aannemersbedrijf. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen is door PJ Milieu BV een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft alleen betrekking op de locatie war de nieuwbouw plaatsvindt. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'verdachte locatie' voor het bodemonderzoek stand houdt. In het grondwater zijn enkele parameters licht verhoogd aangetoond. Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'verdachte locatie' voor het asbest in puinonderzoek stand houdt. Op het maaiveld en in de sleuven 12 en 13 is asbest aangetroffen. In sleuf 12 overschrijdt het gehalte de maximale samenstellingswaarde.

Het verontreinigde pad (circa 30 m2 met een dikte van circa 0,3 meter) betreft een asbestweg als bedoeld in het besluit asbestwegen. Het melden van het voorhanden hebben van een dergelijke weg is verplicht. Een spoedige sanering is conform de regeling asbestwegen noodzakelijk omdat de vereiste afdekking niet aanwezig is.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodem- of asbest in puinonderzoek te adviseren. Voorafgaande aan (sanerings)werkzaamheden, ter plaatse van het puinpad, dient een saneringsplan te zijn ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. De werkzaamheden dienen conform de geldende voorschriften door erkende partijen te worden uitgevoerd.

4.1.3 Bedrijven en milieuzoneringen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Hoewel onderhavig plan voorziet in een nieuwe bedrijfswoning voor het aanwezige bedrijf, verandert er aan de bedrijfsvoering en het bedrijfsgebouw niets met onderhavig plan. Verder voorziet onderhavig plan in een functiewijzing waarbij planologisch nieuwe milieugevoelige functies toegevoegd worden: de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a. Daarom is alleen sprake van inwaartse zonering.

Het aanwezige bedrijf binnen het plangebied, het hoveniersbedrijf, is de dichtstbijzijnde milieubelastende functie. Hiervoor geldt milieucategorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. De dichtstbijzijnde woningen zijn de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a. Deze woningen liggen binnen 30 meter vanaf het bedrijfsgebouw aan de Korpersteeg 17. Aan deze afstand wordt dus niet voldaan.

Voor onderhavig plan is door Groenewold een memo opgesteld in het kader van de richtafstanden, met name voor het geluidsaspect van het aanwezige bedrijf. Deze memo is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. In deze memo is een rekenmodel opgesteld voor het laden en lossen van een vrachtwagen in de dagperiode (achteruit rijdend met signalering). Verder het laden/lossen van een twee busjes met aanhanger op het achterterrein (pompkar, dagperiode) en vertrek van 2 busjes voor 7 uur (nacht). Ook de incidentele bronnen zijn in het model opgenomen (gebruik tractor, knippen heg oprit en bladblazer oprit). Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege alle bronnen (regulier en incidenteel) is zonder afscherming berekend op LAr;Lt= 46 en 21 dB(A) in resp. dag- en nachtperiode. Zonder de incidentele bronnen is dit ca. 31 dB(A) in de dag. De maximale niveaus zijn resp. 68 en 55 dB(A). Daarmee is voldoende aangetoond dat het plan niet leidt tot onevenredige belemmeringen voor het bedrijf en dat ter plaatse van de woningen Korpersteeg 15 en 15a sprake is van een goed woon- en leefklimaat m.b.t. het aspect bedrijfsgeluid.

Aan de Korpersteeg 11 en 13 is voor zover bekend geen bedrijf aanwezig. Wel is er planologisch een agrarisch bedrijf toegestaan. Tevens is hier een boomkwekerij toegestaan. Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) komt hiermee het best overeen. Hiervoor geldt milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 30 meter voor de aspecten stof en geluid. Voor het geuraspect volgt de aan te houden vaste afstand van 50 meter uit de Wet geurhinder en veehouderij. De Korpersteeg 11 en 13 liggen op meer dan 50 meter tot aan de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a. Er wordt dus aan de vaste en richtafstanden voldaan.

Aan de Korpersteeg 12 is een vleesverwerkend bedrijf in de vorm van een poelier aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. Dit bedrijf ligt op meer dan 150 meter tot aan de woningen binnen het plangebied. Er wordt dus aan de richtafstand voldaan.

Ten noorden van het plangebied is een hout- en plaatmaterialenhandel aanwezig, aan de Kawoepersteeg 33. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 meter. Dit bedrijf is op meer dan 250 meter vanaf de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a gelegen.

Overige milieubelastende functies bevinden zich op ruimere afstand. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van het initiatief niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Korpersteeg. Daarom is door adviesbureau Groenewold een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

De geluidbelasting vanwege de Korpersteeg is in de nieuwe situatie maximaal Lden = 48 dB op de noordgevel van de nieuwe bedrijfswoning (incl. aftrek 5 dB, GES score Goed). Op de noodwoning 15a is de geluidbelasting Lden = 36 dB of lager. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB. De karakteristieke geluidwering van de gevels moet voldoen aan de minimumeis uit het Bouwbesluit van GA;k = 20 dB.

Wegverkeerslawaai staat de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregelen of effect, per saldo verbetert, of;
  • het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden voor zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Onderhavig plan voorziet in de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning en een functiewijziging. De nieuwe situatie leidt niet of slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

Met behulp van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM is de luchtkwaliteit in beeld gebracht om te bepalen of ter plaatse van het nieuwe gebouw sprake is van een goed verblijfsklimaat. Op de kaart van 2020 blijkt dat voor fijnstof PM2,5 een concentratie is van <10 µg/m3. Op de kaart voor 2030 is dat ook <10 µg/m3. Voor fijnstof PM10 in 2020 is de concentratie <18 µg/m3 en voor 2030 blijft dat gelijk. Voor stikstofoxide (NOX) was de concentratie in 2020 10-15 µg/m3. Voor 2030 is dat <10 µg/m3. Hiermee wordt (ruimschoots) aan de grenswaarden voldaan en is duidelijk dat de luchtkwaliteit in de toekomst zal verbeteren en niet zal verslechteren. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0011.jpg"

Uitsnede risicokaart

Op bovenstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) te zien. Ten zuiden van het plangebied is een veehouderij aanwezig waar gevaarlijke stoffen opgeslagen worden. Ten noordoosten van het plangebied zijn twee bungalowparken aanwezig waar ook gevaarlijke stoffen opgeslagen worden. Het plangebied ligt ruim buiten deze risicocontouren. Ten westen van het plangebied zijn nog twee gasleidingen aanwezig. Ook hier is het plangebied op ruime afstand gelegen. Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Uit artikel 7.2 Wet milieubeheer volgt dat de m.e.r.-plicht voor een belangrijk deel is geregeld in het Besluit m.e.r.

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bijhet Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2022 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo is het plangebied gelegen binnen een gebied met een hoge verwachting. Hiervoor geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 30 centimeter beneden maaiveld een archeologisch onderzoek verplicht is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPKorpersteeg17-0401_0012.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Ermelo

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe bedrijfswoning met aangebouwde garage. Aangezien dit nieuwe gebouw groter dan 100 m2 wordt, is volgens het beleid een archeologisch onderzoek nodig.

Echter is de regioarcheoloog om advies gevraagd. Dit advies is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. In dit advies is het volgende geconcludeerd:

"Het gebruik van de planlocatie als kwekerij (sinds ca 2000) is niet bevorderlijk voor de eventueel in de bodem aanwezige archeologische waarden. De functie van hakhout heeft eenzelfde negatieve invloed. Het planten en rooien van het hakhout ging gepaard met bodem-verstoringen. Hetzelfde geldt voor de ontginning van de grond en het kweken van struiken/heesters. De bodem is waarschijnlijk zodanig al geroerd, dat de kans op het voorkomen van intacte archeologische waarden nihil is. Daarom adviseer ik hier geen archeologisch onderzoek."

Een archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk voor dit bestemmingsplan.

Op het perceel zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook ligt het perceel niet binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht. Met de nieuwe landschappelijke inpassing, zoals beschreven in paragraaf 3.2, wordt aangesloten op de aanwezige waarden en karakteristieken van de omgeving.

4.3 Ecologie

Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie. In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen. De soortenbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en Andere soorten (art. 3.10). Hierin worden ook rust- en voortplantingsverblijfplaatsen en het functioneel leefgebied beschermd. Bij negatieve effecten op soorten in de specifieke soortenbescherming geldt een ontheffingsplicht. Naast de specifieke soortenbescherming kent Nederland ook gebiedsbescherming, waarbij bepaalde gebieden extra bescherming genieten. Het gaat hier hoofdzakelijk om Natura 2000- gebieden en het Natuurnetwerk Nederland en de Groene contour. In deze gebieden mogen in principe geen werkzaamheden binnen de grenzen uitgevoerd worden.

Voor onderhavig plan is door adviesbureau Groenewold een quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten besproken.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van vleermuizen, marters, uilen en eventuele jaarrond beschermde nesten van vogels. Deze zijn niet aanwezig en met zekerheid uit te sluiten. Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Gelderland). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht. Een ontheffing Wnb soorten is niet nodig.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in het buitengebied van Ermelo. De Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op resp. 2.3 en 2.2 km afstand. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. De stikstofdepositie in zowel de gebruiks- als de aanlegfase is berekend met Aerius en is nergens hoger dan 0.00 mol/ha/jaar. Nader onderzoek of een vergunning Wnb gebieden is hiermee niet nodig.

4.4 Kabels en leidingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt een verplichting om voor een zone van enkele meters aan weerszijden van gasleidingen met een werkdruk van 16 bar of meer en voor brandstofleidingen een beschermende regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Naast deze leidingen kunnen ook andere kabels en leidingen planologisch relevant zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen.

Binnen het perceel en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Verkeer en parkeren

De gemeente Ermelo heeft een nieuw parkeerbeleid vastgesteld op 30 juni 2016, het Parkeerbeleidsplan Ermelo. Op basis daarvan is een Nota Parkeernormen opgesteld. Voorheen kon de juridische verankering van parkeernormen worden geborgd via de bouwverordening. Door wijzigingen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de juridische borging van dit parkeerbeleid nu te gebeuren via het bestemmingsplan. Om deze reden is voor het gehele grondgebied van de gemeente Ermelo een partiële herziening opgesteld, die aanvullend geldt op de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2017.

In de Nota Parkeernormen Ermelo zijn de parkeernormen benoemd per functie. Onderhavig plan voorziet in een bedrijfsfunctie en daarnaast twee woonfuncties. Gezien de ligging in het buitengebied volgen de aan de houden parkeernormen voor het buitengebied.

De bedrijfsfunctie betreft een hoveniersbedrijf. Een hovenier werkt op locatie, en zal dus niet de hele dag bij het bedrijf aanwezig zijn. Daarom volgen de aan te houden parkeernormen voor een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. De parkeernorm hiervoor bedraagt 2,4 per 100 m2 bvo. Het aanwezige bedrijf heeft een bedrijfsgebouw met een bvo van circa 330 m2. De parkeernorm komt hiermee neer op afgerond 8 parkeerplaatsen. Verder krijgt het bedrijf een bedrijfswoning. Voor een vrijstaand koophuis is de parkeernorm 2,4. In totaal moet de bedrijfsfunctie dus kunnen voorzien in afgerond 10 parkeerplaatsen. Op het terrein is voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien. Op de inrichtingstekening in paragraaf 3.2 zijn dan ook 10 parkeerplaatsen ingetekend.

Voor de overige twee woningen, aan de Korpersteeg 15 en 15a, geldt ook een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per woning. Ook op deze percelen is voldoende ruimte om in deze behoefte te voorzien.

Wat betreft de verkeersgeneratie voorziet onderhavig plan alleen in een nieuwe bedrijfswoning. Op basis van CROW-publicatie 381 is een inschatting van de toename in de verkeersgeneratie te maken. Voor een vrijstaand koophuis in het buitengebied is het maximale kengetal 8,6. Naar verwachting zal de verkeersgeneratie dus met afgerond 9 verkeersbewegingen per etmaal toenemen door de komst van de bedrijfswoning. Dit aantal is gemakkelijk op te vangen in het heersende verkeersbeeld van de Korpersteeg.

4.6 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Het resultaat van de digitale watertoets is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen essentiële waterbelangen worden geraakt en er liggen geen belangrijke oppervlaktewateren of waterkeringen binnen het plangebied. Op basis daarvan geeft het waterschap een positief wateradvies.

De keur van het waterschap Vallei en Veluwe stelt dat bij een toename van meer dan 1500 m2 van het verhard oppervlak binnen de bebouwde kom er waterberging ter compensatie gerealiseerd dient te worden. Met de beoogde nieuwe bedrijfswoning wordt die ondergrens niet overschreden. Derhalve hoeft er geen compenserende waterberging plaats te vinden.

Het hemelwater dat op de nieuwe woning valt, zal via een hemelwaterafvoer opgevangen worden en afgevoerd worden naar de omliggende gronden, aldaar het de bodem kan infiltreren. De nieuwe bedrijfswoning zal aangesloten worden op de gemeentelijke vuilwaterriolering.

In het plangebied liggen een of meerdere wateren met een zeer hoge ecologische waarde. Dit zijn de zogenaamde HEN en SED wateren. Met deze functietoekenning, wil de Provincie Gelderland die ecologische waarde beschermen en eventuele negatieve beïnvloeding terugdringen. Onderhavig plan zal niets veranderen aan de watergangen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.

Voor de regels van dit plan zijn de relevante regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Midden-West' als basis gebruikt en geactualiseerd.

Het plangebied krijgt grotendeels een bedrijfs- en tuinbestemming. Voor het aanwezige bedrijf wordt de aanduiding 'hovenier' aan de bedrijfsbestemming toegevoegd. Hiermee worden deze gronden in hoofdzaak bestemd voor het aanwezige hoveniersbedrijf. Het hoofdgebouw en bijgebouwen zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak. Middels de tuinbestemming wordt voorzien in de tuin behorende bij de woning.

De gronden behorende bij de woningen aan de Korpersteeg 15 en 15a krijgen de bestemming 'Wonen'. Met deze bestemming krijgen deze woningen een passende bestemming conform het huidige gebruik. Ook hier geldt dat hoofd- en bijgebouwen alleen toegestaan zijn binnen het bouwvlak. De woning aan de Korpersteeg 15a krijgt tevens de aanduiding 'kleine woning'.

Verder krijgt het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - H'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

Buitengebied Midden-West

Voor de regels van dit plan is, waar mogelijk, aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Midden-West.

5.2 Bestemmingen

De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.2.1 Agrarisch

Een klein strookje aan de oostzijde van het plangebied blijft de agrarische bestemming behouden. Hiermee blijven deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarisch grondgebruik. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen erf- of terreinafscheidingen zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

5.2.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan een deel van het plangebied. Binnen deze bestemming is een hoveniersbedrijf toegestaan. Tevens is wonen in een bedrijfswoning toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk 6 en 10 meter. Tevens geldt een maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 330 m2. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Bij de bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 85 m2 bedragen. Tevens geldt voor de bijgebouwen een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter.

5.2.3 Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de omliggende gronden buiten de bedrijfsbestemming. Deze gronden dienen dan ook als tuin behorende bij de bedrijfswoning. Binnen deze bestemming zijn bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning toegestaan. Hiervoor geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter.

5.2.4 Wonen

De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de woning aan de Korpersteeg 15 en 15a. Binnen deze bestemming zijn hoofdgebouwen alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1. Er geldt een maximale inhoudsmaat van 600 m3 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. Bij de woning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 85 m2 bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'kleine woning' mag de inhoud van een woning maximaal 400 m3 bedragen, en de oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 40 m2. Tevens geldt voor de bijgebouwen een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter.

Binnen deze bestemming zijn een aantal afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Bij omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de bouwregels, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, al dan niet ten behoeve van mantelzorg, en het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen. Aan deze afwijkingsbevoegdheden zitten wel voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn benoemd in de regels.

5.2.5 Waarde - Archeologie H

Aangezien het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft, is de bestemming 'Waarde - Archeologie H' opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor bouwwerken groter dan 100 m2 en waarbij de grond dieper dan 0,3 m geroerd wordt, is een omgevingsvergunning nodig.

5.3 Algemene regels

Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:

Algemene bouwregels

Hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Deze worden daarmee niet onder het overgangsrecht geplaatst.

Algemene gebruiksregels

Binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.

Algemene afwijkingsregels:

  • het met 10% afwijken van in het -plan aangegeven maten en percentages;
  • het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximaal oppervlak van 30 m² en een hoogte van 3 meter;
  • het onder voorwaarden uitoefenen van een bed and breakfast;
  • het onder voorwaarden vestigen van een bedrijf aan huis.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Gelderland, de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Verder zijn met dit plan geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Rijksoverheid is daarom achterwege gebleven.

Uit de reacties van zowel de provincie, veiligheidsregio als het waterschap volgen geen aanleidingen om het plan aan te passen.

6.1.2 Voorontwerp

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een zeer beperkt grondgebied. Daarnaast heeft de initiatiefnemer vooraf de omwonenden geïnformeerd over het planvoornemen. Doordat de buurt actief is geïnformeerd over het plan, hoeft het plan niet ter inzage te worden gelegd in het kader van de inspraak.

Communicatie met omwonenden

De initiatiefnemer heeft tussen 11-15 oktober 2021 alle buurtbewoners binnen een straal van 150 meter persoonlijk geïnformeerd. Het betreft de bewoners van de woningen aan de Korpersteeg 11, 12, 15, 15a, 21, 24, 24a. Uiteindelijk is met alle geïnformeerde buurtbewoners overeenstemming bereikt. Er zijn geen bezwaren tegen dit plan. De bewoners van de Korpersteeg 12 hebben gevraagd aandacht te besteden voor de zichtlijnen vanuit hun woning. De zichtlijnen zullen nagenoeg intact blijven. Het bouwvlak is relatief strak om de bebouwing en nieuwe woning gelegd. De nieuwe woning zal er niet toe leiden dat de zichtlijnen van de Korpersteeg 12 ingeperkt worden.

6.1.3 Ontwerp

Met ingang van an 9 juni 2022 tot en met 21 juli 2022 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.