direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Eekterveld IV
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.VAA033EekterveldIV-VBP1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Eekterveld IV' met identificatienummer NL.IMRO.0232.VAA033EekterveldIV-VBP1 van de gemeente Epe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;

1.5 ABC-goederen

auto's, boten en caravans, waaronder ook motoren, aanhangwagens en trailers

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.8 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 beperkt kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub b;

1.11 bestaand
  • met betrekking tot bebouwing:
    Legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bijgebouw

al dan niet aangebouwd gebouw of een gedeelte van een gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van begane grond en met uitsluiting van onderbouw of zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 detailhandel in dagelijkse goederen

detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelprodukten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksprodukten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden);

1.26 detailhandel perifeer

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans, waaronder ook motoren, aanhangwagens en trailers), agri-detailhandel, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen, natuursteen, haarden/kachels, keukens en sanitair, woninginrichting, kampeerartikelen en vergelijkbare artikelen, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.28 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.29 doelgericht bezochte, grootschalige detailhandel

detailhandel, met een omvang van tenminste 1.000 m² bvo in de volgende productgroepen die door consumenten doelgericht worden gekocht: tuinartikelen, tuinmeubelen, kampeerartikelen, rijwiel/brommer, zonwering, hengelsport, surfsport, golfsport, paardensport en jachtsport;

1.30 duurzame energieopwekking

het opwekken van energie door middel van zon en/of wind;

1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder daaronder niet begrepen;

1.33 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan intensief recreatief medegebruik en gemotoriseerde sporten;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 gelders natuurnetwerk

Gelders Natuurnetwerk (GNN)is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur en bevat ook zoekgebieden voor nieuwe natuur.

1.36 groene ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) bevat terreinen met een andere bestemming dan Bos of Natuur, die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN en de samenhang tussen de natuurgebieden moeten bevorderen.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.38 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten;

1.39 intensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en dat een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking heeft, zoals paintball, boerengolf en een maïsdoolhof;

1.40 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.41 kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub l;

1.42 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.43 leisure

Vrijetijdsvoorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld fitness- en sportscholen en kinderspeelhallen; 

1.44 lichtmast

paal, waaraan een of meerdere lampen zijn bevestigd ten behoeve van het verlichten van openbare en/of particuliere ruimte;

1.45 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaal culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 natuurlijke waarde

aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;

1.47 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.48 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsfunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.49 ondergeschikte horeca activiteiten

horeca als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horecafunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.50 ondergeschikte nevenactiviteit

de nevenactiviteit is qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.51 parkeernormen gemeente Epe

de normen en richtlijnen uit de CROW publicatie 317 ' Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of, als deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, de opvolger(s) daarvan.

1.52 peil
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein;
1.53 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.54 reserveringszone

Zone ten behoeve van functies die essentieel zijn voor het duurzaam functioneren van Eekterveld IV. Voorbeelden zijn een hublocatie, oplaadstation voor e-bikes, electrische auto’s en ander voertuigen en koude-warmtepompen.

1.55 risicovol bedrijf

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen;

1.56 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.58 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.59 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.60 waterkwaliteit

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en het grondwater;

1.61 zeer kwetsbaar object

Objecten waarin zich personen bevinden die in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, kinderdagverblijven, basisscholen, begeleid wonen met 24-uurszorg en bejaardenhuizen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren of ondersteuningsconsctructie;

2.3 dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren of ondersteuningsconstructie, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, tenzij anders is aangegeven in de regels;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, zonnepanelen, gevelopeningen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, bliksemspitsen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;

2.8 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van kantoren of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a genoemde bedrijvigheid, tot een oppervlak van 50% van de totale brutovloeroppervlakte van het bedrijf, met een maximum van 3.000 m2 per bedrijf;
  • c. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarbij maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak als zodanig mag worden gebruikt;
  • d. ondergeschikte en aan het bedrijf verbonden horeca-activiteiten in de vorm van een bedrijfskantine;
  • e. duurzame energieopwekking al of niet op het dakvlak van gebouwen en overkappingen;
  • f. ontsluitingswegen en calamiteitenroutes voor hulpdiensten;

met de daarbij horende:

  • g. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen;
  • h. erven, terreinen en (vrachtwagen-)parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. wegen, straten en paden
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • e. de gevels van gebouwen paralel aan de gevellijn dienen te liggen;
  • f. de afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • g. 40% van de voorgevel van de gebouwen dienen in de gevellijn te liggen met een minimale bouwhoogte van 4 meter;
  • h. laaddeuren (overheaddeuren en dockdeuren) georiënteerd zijn op de bedrijfsweg en liggen tenminste 3 meter achter de gevellijn of in de zij-of achtergevels.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van masten en antennes mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van silo's, kranen, liften en afzuiginstallaties mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.2.3 Reclame-uitingen

Voor bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen aan de gevel van bedrijfsgebouwen geldt dat:

  • a. de reclame-uiting in de bebouwing is geïntegreerd;
  • b. de reclame-uiting wordt gerealiseerd door middel van 3D belettering welke blind bevestigd wordt op de gevel;
  • c. reclame-uitingen in de vorm van lichtbakken , vlaggen, banners en banieren of reclameborden niet zijn toegestaan;
  • d. de reclame-uiting niet boven de daklijn mogen uitsteken.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
3.4 Voorwaardelijke verplichting inrichtingsplan voor natuur

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen zoals bedoeld in artikel 3.2.1 wordt uitsluitend verleend, indien de natuur conform het Inrichtings- en beheerplan is ontwikkeld, uiterlijk het plantseizoen na ingebruikname van de bedrijven is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.

3.5 Afwijken van de bouwregels
3.5.1 bouwhoogte en afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder f voor het verkleinen van de afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. 3.2.1 onder h voor het verkleinen van de afstand van de laaddeuren tot de gevellijn;
  • c. 3.2.2 onder a en b voor het verhogen van de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot:
    • 1. maximaal 4 m voor terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 25 m voor antennes;
    • 3. maximaal 12 m voor lichtmasten;
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 a tot en met c wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering of een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. dit geen bezwaar is uit het oogpunt van de brandveiligheid en de brand- en rampenbestrijding;
    • 4. specifiek in gevallen als bedoeld onder 3.5.1 onder c geen ernstige verstoring van het stedenbouwkundige en/of landschappelijke beeld optreedt;
    • 5. verkeerskundig geen bezwaar / verkeersveiligheid niet in geding;
    • 6. milieutechnisch geen bezwaar.
3.5.2 Reclame-uitingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a en b voor bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen aan de gevel van bedrijfsgebouwen met een afwijkende vorm, maar alleen nadat de welstandscommissie hierover een positief advies heeft gegeven.

3.6 Specifieke gebruiksregels
3.6.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 3.1; hieronder wordt ook verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken als afhaalpunt, al dan niet met showroom, voor internetverkoop;
  • b. bedrijvigheid in een hogere milieucategorie dan volgens artikel 3.1 onder a is toegestaan;
  • c. risicovolle bedrijven;
  • d. zendinstallaties LG, MG (SBI-2008: 61-B1);
  • e. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag hoger dan 6 m, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en de afstand van de opslag tot de perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
3.7 Afwijken van de gebruiksregels
3.7.1 Detailhandel en horeca

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.6.1 onder a en voor de uitoefening van detailhandel in dagelijkse goederen tot maximaal 100 m2 van het bedrijfsvloeroppervlak;
  • b. 3.1 voor de uitoefening van onzelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit tot een maximale oppervlakte van 150 m2;
  • c. voor het kunnen verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen onevenredige verstoring plaatsvinden van de plaatselijke of regionale voorzieningenstructuur en een al bestaande verstoring mag niet worden vergroot;
    • 2. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast optreden;
    • 3. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvinden.
3.7.2 Vestigen risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.6.1 onder c en de vestiging van een risicovolbedrijf onder de volgende voorwaarden toestaan:

  • a. het betreft de verplaatsing van een bestaand risicovol bedrijf van elders uit de gemeente;
  • b. de PR 10-6 contouren moeten binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle bedrijven blijven, met uitzondering van gevallen waarin de PR 10-6 contour door het treffen van bronmaatregelen tot het technisch haalbare niveau is gereduceerd en binnen de bestemmingen Groen, Natuur en/of Verkeer blijft;
  • c. voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied of veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande bron geldt dat dit is toegestaan mits de toename van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid kan worden verantwoord;
  • d. het invloedsgebied van een nieuwe risicobron van belang voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over gronden met de bestemming 'wonen' vallen;
  • e. verbetering ten opzichte van huidige locatie met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en veiligheid.
3.7.3 Hogere milieucategorie
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' vermeld zijn in één hogere categorie dan de toegelaten categorieën, mits de bedrijven naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 1 genoemde toegelaten bedrijven.
3.7.4 Bedrijven die niet op de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen

De vestiging van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermeld zijn, maar naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 3.1 genoemde toegelaten bedrijven, is toegestaan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplanting;
  • b. wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. duurzame energieopwekking, oplaadstations, parkeervoorzieningen of andere aanvullende voorzieningen ten behoeve van het duurzaam functioneren van het bedrijventerrein, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - reserveringszone';
  • g. wadi's voor het bergen van water;

met de daarbij horende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • i. andere werken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - reserveringszone' mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels, houtwallen en bosstroken), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
  • b. de waterhuishouding, waaronder sloten, sprengen en beken, alsmede waterstaatkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  • d. wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden.
5.2 Bouwregels

Op de voor Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
  • b. sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein;
  • c. het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-)vliegsport.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en beplanting;

met de daarbij horende:

  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • f. andere werken en watervoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 8,5 m;

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven in de regels en mits de ondergrondse bebouwing niet dieper wordt gerealiseerd dan 3,5 m onder peil.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 overige zone - gelders natuur netwerk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone - gelders natuur netwerk zijn de gronden tevens bestemd voor versterken, bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

9.2 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone - groene ontwikkelingszone zijn de gronden tevens bestemd voor versterken, bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘overige zone – gelders natuur netwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’ geheel of gedeeltelijk komen te vervallen, als deze gebieden niet langer meer als zodanig zijn aangewezen in Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:

  • a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten, dit evenwel met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven oppervlaktes en de inhoudsmaten van bebouwing;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen, met uitzondering van de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation, die niet meer dan 15 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • d. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijke alarmeringsnet, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad. Bij de plaatsing van masten binnen een laagvliegroute worden de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen en/of de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit gehoord;
  • e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan.
10.2 Beoordelingscriteria

Een in 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, als:

  • a. de wijziging betrekking heeft op de verplaatsing van de bestemming Verkeer maximaal 10 m gemeten uit het hart van de bestemming;
  • b. dit ter plaatse noodzakelijk is voor realisering van verkeerskundige maatregelen die de verkeersveiligheid en/of doorstroming bevorderen;
  • c. de oppervlakte van de aanliggende bestemmingen die in deze wijziging betrokken is, gelijk blijft gelijk of op redelijke wijze wordt gecompenseerd;
  • d. kan worden voldaan aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernormen rest bebouwde kom
  • 1. een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 (Nota Parkeernormen).
  • 2. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 1 bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.3 Afwijken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 en artikel 12.2 indien:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
    • 2. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken danwel nadere eisen stellen ten opzichte van het geldende gemeentelijke beleid met betrekking tot maatvoering van parkeerplaatsen ten behoeve van lagere danwel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit. Hierbij gelden de normen op basis van de (meest actuele versie van de) Nota parkeernormen.
12.4 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 13.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in lid 13.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in lid 13.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Eekterveld IV'.