Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Schietbaanweg 6 Epe
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0232.EPE048Schietbaanw6-OBP1
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.EPE048Schietbaanw6-OBP1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
 
1.2 Plan
het bestemmingsplan 'Schietbaanweg 6 Epe' van de Gemeente Epe.
 
1.3 Verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.0232.EPE048Schietbaanw6-OBP1 
 
1.4 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.5 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.8 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
 
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;
 
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.11 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
 
1.12 bed & breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikt, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.13 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
 
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
 
1.17 Bevi-inrichting:
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.18 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.23 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
 
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.26 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.28 detailhandel in weggebonden artikelen:
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
 
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
 
1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.31 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
1.32 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
 
1.33 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
 
1.34 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.35 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
 
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.37 geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.38 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.39 halfvrijstaande woning:
een woning van het type twee-aan-een-gebouwd;
 
1.40 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.42 horeca(bedrijf):
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op: het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken; het verstrekken van nachtverblijf; het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;
 
1.43 kantoor:
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
 
1.44 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.45 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
 
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.47 natuur(wetenschappelijke) waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
 
1.48 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
 
1.49 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
 
1.50 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
 
1.51 peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. het door of namens burgemeester en wethouders bepaalde peil;
 
1.52 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
 
1.53 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.54 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
 
1.55 twee-aan-een woning
een woning van het type twee aaneen gebouwd;
 
1.56 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
 
1.57 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.58 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.59 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.60 woonwagen:
een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
    
  
2.1 Gebouwen en bouwwerken
  1. de breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
  2. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  3. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  5. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  6. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  7. de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens: vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
 
Bij het meten op de kaart wordt gemeten uit het hart van de op de kaart aangegeven lijn.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
  2. ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen tevens voor bestaande aanbouwen, uitbouwen en gebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
 
met daarbij behorende:
 
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. andere-werken, erven en parkeervoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
Op de voor Tuin aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een aanbouw, uitbouw en/of bijgebouw dient uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen te worden gebouwd;
  2. de goot- en/of bouwhoogte en oppervlakte zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gehandhaafd;
  3. deze gebouwen worden meegerekend bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in 2.2 ondergeschikte bouwdelen.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen.
 
3.2.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid.
 
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, tot het bestaande aantal woningen;
 
met daarbij behorende:
 
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. andere-werken, tuinen en erven.
 
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Hoofdgebouwen in casu woningen
Voor een hoofdgebouw in casu woning gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. tenzij anders is aangeduid mag een hoofdgebouw vrijstaand of half- vrijstaand worden gebouwd;
  3. de breedte van een woning mag niet minder dan 5 m bedragen;
  4. de afstand van een vrijstaande woning en van de vrijstaande zijde van een aaneen gebouwde woning tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
  7. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  8. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, ook in geval van nieuwbouw, gehandhaafd mogen worden.
 
4.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m2 met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van de woning en in het verlengde daarvan gelegen bouwperceel;
    2. in afwijking van vorenstaande mag de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;
  4. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen mogen worden zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gehandhaafd.
 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
 
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. 2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  2. 2.1 onder g en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind tot niet minder dan 0 graden dan wel dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  3. 2.1 onder g en toestaan dat ten behoeve van afwijkende dakvormen de dakhelling wordt verhoogd of verlaagd;
  4. 2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
  5. 2.2 onder c en toestaan dat bij de huisvesting van twee huishoudens in één woning, per huishouden een oppervlakte van 30 m2 is toegestaan en dat deze oppervlakte naar rato kan worden vermeerderd tot ten hoogste 60 m2 bij een woning met een inhoud van 800 m3;
 
4.4.1 Afwegingskader
Een in 4.4 genoemde ontheffing kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 4.1 , wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  2. de recreatieve bewoning van bijgebouwen;
  3. het gebruik van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil- en afvalstoffen, behoudens de opslag die geschiedt in het kader van het normale gebruik.
 
4.5.2 Aan-huis-verbonden beroep
Een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, met dien verstande dat:
  1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nimmer meer bedraagt dan 50 m2;
  2. de uitstraling als woning intact blijft;
  3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  5. geen detailhandel is toegestaan.
 
4.5.3 Ontheffing van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. Artikel 4.1 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens, mits het aantal woningen niet wordt vergroot, de inhoud van de woning niet minder is dan 800 m3 en de uiterlijke verschijningsvorm wordt gehandhaafd.
 
4.5.4 Afwegingskader
Een in 4.5.3 genoemde ontheffing kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid.
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
6.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde Artikel 6.1 indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Ontheffingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  7. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  8. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  9. de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak dient te worden geplaatst op een perceel waar sprake is van een woonfunctie (al dan niet als bedrijfswoning dan wel als recreatiewoning), en wel achter de voorgevelrooilijn van de woning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel
    2. indien het gestelde onder 1 ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs- /recreatie) woning;
    3. de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs- /recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m.
      1. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat
        1. per woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd;
        2. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen bij een aaneengesloten perceeloppervlakte van meer dan 0,5 ha dan wel, bij een aaneengesloten perceeloppervlakte van meer dan 1 ha, niet meer dan 1.200 m2
      2. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat
        1. een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha
        2. de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
        3. de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen
      3. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat:
        1. de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen
      4. voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat
        1. de hoogte niet meer dan 6m mag bedragen;
        2. de afstand tot gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt ten minste 100 m dient te bedragen.
         
7.2 Afwegingskader
Een in Artikel 7.1 genoemde ontheffing kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid;
 
en voor wat betreft de in Artikel 7.1 onder i. vermelde ontheffing:
 
  1. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  2. in aanvulling op het bepaalde onder h, van de natuurlijke waarden van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden waarvoor bovendien geldt dat bos-compensatie aan de orde is;
  3. in aanvulling op het bepaalde onder h en i, van de natuurlijke waarden van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt, waarbij geen sprake mag zijn van mogelijk (significant) negatieve gevolgen;
  4. de archeologische waarden, waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met de bestemming archeologisch waardevol gebied dan wel met de aanduiding archeologisch monument; geldt dat vrijstelling uitsluitend kan worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord;
 
en uitsluitend indien:
  1. de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluid- en lichthinder;
  2. sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan kleurstelling (donker) en materiaalgebruik (zo mogelijk hout) van de omheining alsmede aan de beplantingssoorten (inheems);
  3. sprake is van een goede drainage;
  4. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het milieu.
    
7.3 Bed and breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 en 6.1 van deze regels ten behoeve van het toestaan van bed and breakfast in een (bedrijfs)woning, mits:
  1. de bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  2. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 4;
  3. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning gehandhaafd blijft;
  4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer;
  5. parkeren op eigen terrein plaatsvindt
 
Artikel 8 Overige regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
8.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
8.2.1 Parkeren
De voorwaarden zoals in het bestemmingsplan Parapluplan Parkeren opgenomen zijn van toepassing.
Artikel 9 Algemene procedureregels
9.1 Wijziging
Voor een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent wijziging besluiten.
9.2 Afwijking of nadere eis
Voor een besluit tot afwijken of het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
 
  1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
 
10.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in 10.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%. Voor een besluit tot afwijken geldt de in 9.2 vermelde voorbereidingsprocedure.
10.3 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand en de Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
 
10.3.1 Verbod
  1. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik als bedoeld in 10.3, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. Indien het gebruik als bedoeld in 10.3 na het van kracht worden van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik te hervatten of te laten hervatten.
 
10.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in 10.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.4 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 10.3.1 onder a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
 
10.4.1 Procedure
Voor een besluit tot afwijken geldt de in 9.2 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Schietbaanweg 6 Epe'.