direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Epe-Zuid, partiële herziening Schietbaanweg 9 Epe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EPE030Schietbaanw9-VBP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de herbouw van de woning aan de Schietbaanweg 9 in Epe op een andere locatie dan waar de huidige woning staat planologisch mogelijk te maken.

Nu herbouw niet op dezelfde locatie plaatsvindt is herbouw op basis van het vigerende bestemmingsplan "Epe - Zuid" niet meer mogelijk. Het gemeentebestuur heeft de gewenste situatie stedenbouwkundig en ruimtelijk beoordeeld en in principe ingestemd met de herbouw.

1.2 Situering plangebied

Het plangebied ligt westelijk van de nieuwbouwbuurt Het Hoge Land, westelijk van de Loper.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE030Schietbaanw9-VBP1_0001.png"

Globale situering plangebied.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het Epe-Zuid, partiële herziening Schietbaanweg 9 toelichting bestaat uit:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0232.EPE030Schietbaanw9-VBP1);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan gelegen gronden en opstallen aangegeven. Op deze verbeelding is tevens de bijbehorende verklaring opgenomen.

In de planregels zijn bouwregels en bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de noodzakelijk onderzoeksaspecten en de beschrijving van de planopzet zijn weergegeven.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van voorliggend wijzigingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plangebied opgenomen. Hierin zal zowel de bestaande als de nieuwe situatie beschreven worden.

In hoofdstuk 3 komt het beleid aan de orde. De milieu- en omgevingsfactoren komen in hoofdstuk 4 aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op het juridische deel van dit plan en de Uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Op dit moment, voorjaar 2018, is de bestaande woning Schietbaanweg 9 te Epe binnen het bestemmingsplan "Epe-Zuid" positief bestemd als 'Wonen' en deels als 'Tuin' Het bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 15 januari 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE030Schietbaanw9-VBP1_0002.png"

Gedeelte uit het bestemmingsplan "Epe-Zuid"

2.2 Toekomstige situatie

De bestaande woning Schietbaanweg 9 wordt herbouwd. Deze locatie wijkt af van de locatie waar de huidige woning staat. Redenen om de locatie van de woning iets te wijzigen zijn:

  • het woongenot wordt verhoogd;
  • er wordt recht gedaan aan de woningen en ook de woonsituatie in de directe omgeving, in het bijzonder wat betreft de woning Schietbaanweg 11. Ruimtelijke conflictsituaties en verslechtering ten opzichte van de huidige situatie wordt op deze manier zoveel mogelijk vermeden;
  • behoud van 2 volwassen eiken;
  • er wordt ruimte gemaakt voor een carport;
  • betere lichtinval in de woning door gedraaid ontwerp;
  • verhoogd rendement door betere situering zonnepanelen;
  • beter aanzicht van de kavel.

Consequentie is wel dat hierdoor de nieuwe woning deels binnen de bestemming 'Tuin'. komt te liggen. De overschrijding is beperkt, maar kan enkel door deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt. Daarnaast is de bouwhoogte van de nieuwbouwwoning meer dan de maximale bouwhoogte van 8 m. Binnen het bestemmingsplan "Epe - Zuid" is een mogelijkheid gegeven tot 10% afwijking. In deze herziening wordt de bouwhoogte aangepast naar 9 m.

In onderstaand afbeelding is de nieuwe situering van de woning opgenomen. De onderste erfgrens grenst aan de Schietbaanweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE030Schietbaanw9-VBP1_0003.png"

Gedeeltelijke nieuwe situering woning.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.16 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt ingegaan op het beleid van rijk en provincie en de gemeente ter zake.

3.2 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het nationale ruimtelijk beleid weer. Het doel van de structuurvisie is om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden.

In de structuurvisie bepaalde het Rijk welke ruimtelijke thema's van nationaal belang zijn. Het gaat om de volgende belangen:

  • a. nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • b. nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • c. nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • d. nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • e. nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • f. nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • g. nationaal belang 7: het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • h. nationaal belang 8:verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • i. nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • j. nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • k. nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • l. nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • m. nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Nationale belangen 4 en 11 zijn van toepassing op dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt op ruime afstand van de. Ecologische Hoofdstructuur. Gelet op de geringe impact en het feit dat het hier gaat om herbouw van een bestaande woning zullen de effecten ten aanzien van de Hoofdstructuur beperkt blijven, danwel nagenoeg te verwaarlozen zijn.

Daarnaast is nationaal belang 13 van toepassing. In dit het bestemmingsplan worden alle belangen zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplan- procedure te reageren op deze afweging.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent:

  • a. eerst kijken of er vraag (actuele regionale behoefte) is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling;
  • b. vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt
  • c. mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Bij toetsing aan de ladder kan worden vastgesteld dat het voorgenomen plan voor herbouw van de woning past binnen de ladder van duurzame verstedelijking. Het bouwplan leidt immers tot nieuwbouw op vrijwel dezelfde plek als waar de huidige woning nu staat. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt het Rijk regels aan een bestemmingsplan. Het gaat om regels die voorzien in de behartiging van Rijksbelangen, zoals het kustfundament en de grote rivieren en andere grote infrastructurele voorzieningen. Deze regels zijn hier niet van toepassing.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. Na de vaststelling van de visie in 2014 hebben nog een aantal actualisatierondes plaatsgevonden wat geresulteerd heeft in een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland (januari 2018).

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. Een duurzame economische structuur;
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Vastgesteld kan worden dat door herbouw van de woning de beide hoofddoelen niet in het geding zijn. De kwaliteit van de bebouwde omgeving zal toenemen. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling, zonder noemenswaardige effecten op de landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorie ter plaatse.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Voor de provincie Gelderland is in 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De verordening is diverse malen geactualiseerd. Recent nog in januari 2018. Het plangebied valt buiten de actualisatie

3.4 Regionaal beleid

Samen met de gemeenten Heerde en Voorst is het landschapsontwikkelingsplan (LOP) Van Veluwe tot IJssel opgesteld. Met het LOP willen de gemeenten in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en op ontwikkeling van landschappelijke samenhang. Onder autonome ontwikkeling wordt in dit LOP de geleidelijke verandering van het landschap verstaan. Het landschap reageert vaak traag op veranderingen in gebruik. Deze veranderingen in gebruik zijn uiteindelijk wel de motor achter veranderingen in het landschap. Tevens willen de drie gemeenten verdere 'verstening' beperken en de karakteristieke kenmerken van het landschap verder ontwikkelen. Het LOP beoogt zo het inbrengen van het landschapsbelang in alle ruimtelijke veranderingsprojecten.

3.5 Gemeentelijk beleid

De voorgenomen plan om te komen tot "herbouw" en gedeeltelijke "verplaatsing" van de woning Schietbaanweg 9 te Epe is dermate specifiek dat dit bouwvoornemen niet te rangschikken is onder ruimtelijk relevante beleidsplannen van de gemeente Epe.

Uiteraard moet het bouwvoornemen ruimtelijk beoordeeld worden en er is geconcludeerd, dat er geen ruimtelijke bezwaren bestaan tegen het bouwvoornemen.

Structuurplan Epe

Het structuurplan is een uitwerking van de Toekomstvisie Epe 2010. In het plan staan in hoofdlijnen de gewenste sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-economische ontwikkelingen voor de gemeente Epe. Het plan doet uitspraken over waar gebouwd kan worden voor de bewoners en bedrijven.

Aangezien het hier gaat om herbouw van een woning, kan worden vastgesteld dat dit niet conflicteert met de hoofdlijnen uit dit structuurplan.

Woonagenda 2016-2021

Op 13 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Epe de Woonagenda 2016-2021 vastgesteld. De Woonagenda is een uitwerking van de Woonvisie 2013 en beschrijft concreet waarop de inzet van de gemeente de komende vier jaar gericht is. De Woonagenda:

  • 1. doet uitspraken over de voorraad sociale huurwoningen in de gemeente Epe;
  • 2. neemt als uitgangspunt dat de taakstelling voor het huisvesten van statushouders gehaald wordt en dat daarvoor extra inzet nodig is;
  • 3. gaat in op het wonen voor ouderen en legt daarbij de nadruk op langer zelfstandig wonen;
  • 4. geeft richting aan de huisvesting van jongeren/starters en kleine huishoudens, inclusief statushouders en wil kamerbewoning actief faciliteren;
  • 5. legt het aantal nieuw te bouwen woningen voor de periode 2015-2024 vast op 820 woningen, waardoor extra mogelijkheden ontstaan voor nieuwe woningbouwinitiatieven;
  • 6. geeft de kaders aan voor nieuw te bouwen woningen, dit is verder uitgewerkt in het beleid ‘Nieuwe kaders woningbouwinitiatieven 2016’;
  • 7. merkt leefbaarheid in de wijken als een belangrijk onderdeel van het woonbeleid aan;
  • 8. ziet duurzaamheid als een belangrijk uitgangspunt voor de toekomst en doet daarover een aantal specifieke uitspraken;
  • 9. is de leidraad voor het opstellen van de prestatieafspraken met woningcorporaties.

Het bestemmingsplan sluit aan bij de Woonvisie en Woonagenda. Het aantal woningen neemt niet toe door herbouw.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is in het kader van de milieuaspecten nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied overlast zouden kunnen veroorzaken dan wel invloed hebben op de herbouw van de woning

De volgende aspecten zijn (of worden) nagegaan:

      • archeologie;
      • de eventuele bodemverontreiniging;
      • ecologie;
      • externe veiligheid;
      • geluidhinder;
      • luchtkwaliteit;
      • water.

4.2 Archeologie

Het Europees verdrag inzake bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.

Het beleidskader beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente Epe heeft een bijzonder rijk verleden. Hier is de gemeente trots op en wil zich dan ook inzetten de historische waarden te behouden en waar mogelijk te benutten. De gemeente Epe gaat zich de komende jaren inspannen om het cultuurhistorisch erfgoed op de kaart te zetten. Om hier inhoud en vorm aan te geven heeft de gemeente een cultuurhistorisch beleidskader met een uitvoeringsprogramma opgesteld.

Het cultuurhistorisch beleidskader beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. Met het cultuurhistorisch beleidskader is cultuurhistorie ook de komende jaren verankerd in het beleid van onze gemeente en zijn burgers er van verzekerd dat de historie de aandacht krijgt die het verdient.

Onderdeel van het cultuurhistorisch beleidskader is de archeologische verwachtingswaardenkaart. In het bijbehorende beleid is per gebied aangegeven welk beleid er geldt ten aanzien van onderzoeksplicht. Voor gebieden zonder of met een lage verwachtingswaarde geldt dat er geen regels gelden respectievelijk dat archeologische begeleiding gewenst is.

Ingevolge dit verdrag is het dan ook noodzakelijk om te bezien of in het plangebied sprake is van te verwachten oudheidkundige waarden.

De Archeologische Waardenkaart geeft aan dat er een lage verwachtingswaarde is. Beleidsmatig is afgesproken dat er geen nader onderzoek nodig is. Er zijn geen belemmeringen te verwachten voor de bouw van woning in het plangebied, bezien vanuit het aspect archeologie.

4.3 Bodem

Het is wettelijk (via de bouwverordening) geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Onderzocht moet dus worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek. Ook als de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging is daarmee de geschiktheid voldoende aangetoond. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning een actueel onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Als blijkt dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd. Hiernaast geldt dat de gemeente Epe bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Epe heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Door Boluwa is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie. Het onderzoek dateert van 5 maart 2012. Zie Bijlage 3. Vanaf het moment van onderzoek tot op heden hebben geen belemmerde activiteiten op de locatie plaatsgevonden.

Conclusie bodemonderzoek

Op grond van het bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

In de bovengrond van MM1 is een licht (>achtergrondwaarde) verhoogd gehalte PAK (10-VROM) aangetoond.

De lichte verhoging van Pak kan te maken hebben met menselijke activiteiten op de locatie. De gemeten gehalten zijn niet ongewoon voor plaatsen waar mensen wonen en/of werken. Vroeger was het heel gewoon om de asla in de tuin te legen of vuurtje te stoken om afval te verbranden.

In de bovengrond van MM2 is een sterk (>interventiewaarde) verhoogd gehalte arseen aangetoond. Het aangetroffen sterk verhoogde gehalte arseen is waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. Zware metalen kunnen van nature in de bodem aanwezig zijn.

In de ondergrond van MM3 is een licht (>achtergrondwaarde) verhoogd gehalte arseen aangetoond. Het aangetroffen licht verhoogde gehalte arseen is waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. Zware metalen kunnen van nature in de bodem aanwezig zijn.

In het grondwater zijn licht (>streefwaarde) verhoogde gehalten arseen en barium aangetoond.

De aangetroffen licht verhoogde gehalten arseen en barium zijn waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. Zware metalen kunnen van nature in de ondergrond aanwezig zijn. In de loop der jaren zijn deze metalen uitgespoeld naar het grondwater.

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven mogelijk milieuhygiënische belemmeringen voor de bouwplannen op het perceel.

Toetsing van de onderzoekshypothese

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de hypothese, dat er wordt uitgegaan van een onverdachte locatie verworpen.

Met betrekking tot de gevolgde onderzoeksstrategie wordt gesteld dat op basis van de beschikbare gegevens, de strategie voldoende van opzet is geweest om de toetsing te verrichten.

Aanbeveling

Volgens het toetsingskader uit de circulaire bodemsanering 2009, gedateerd van april 2009, dient op de betreffende locatie een nader onderzoek plaats te vinden, aangezien het gehalte arseen in de bovengrond van MM2 zich boven het gemiddelde van 1/2 (S+I) bevindt.

Echter gezien het feit dat het gehalte arseen hoogstwaarschijnlijk een natuurlijke oorsprong heeft (zie bijlage 3 boorstaten) en de bodemkwaliteitscriteria, zoals opgesteld door het RIVM (rapport 71/701053 (zie bijlage7)), waarin wordt aangegeven dat er geen humane risico's zijn voor wat betreft arseen indien deze gehalten niet hoger zijn als 321 mg/kg ds, (voor wonen met tuin) kan ons inziens nader onderzoek naar het gehalte arseen achterwege blijven.

Hergebruik van eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond op het eigen terrein is zonder meer toegestaan. Eventueel vrijkomende grond mag echter tegenwoordig niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van he Besluit Bodem Kwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing. Voor meer informatie hierover kunt u zich wenden tot de afdeling milieu van de gemeente Epe.

Conclusie:

Conclusie op het onderdeel bodem is dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. Er dient bij grondwerkzaamheden rekening te worden gehouden met bovengenoemde aanbeveling.

4.4 Ecologie

4.4.1 Inleiding

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische hoofdstructuur).

Natura 2000

Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).

Het plangebied ligt binnen een straal van 1 kilometer van het Natura 2000-gebied "Veluwe". Dit bestemmingsplan voorziet ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan in een beperkte ontwikkeling. Met deze beperkte wijziging en de afstand tot de Veluwe mag er van uitgegaan worden, dat er geen sprake is van een te verwachten significant negatief effect op Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur)

Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de NNN/EHS doorgaans alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep is 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.

Aangezien het om een vervangende woning gaat wordt ervan uitgegaan dat geen sprake is van een verslechtering van de landschappelijke kwaliteiten. Bovendien is het plangebied buiten het Natuurbeheerplan 2018.

Soortbescherming

De Wet natuurbescherming beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Op 4 april 2018 is door EcoGroen een quickscan soortenbescherming uitgevoerd op het perceel (Bijlage 1). Specifiek gericht op de woning en de eventuele waarde hiervan als verblijfplaats voor beschermde gebouwbewonende soorten zoals vleermuizen en huismussen. De conclusies en het advies naar aanleiding van de quickscan zijn integraal opgenomen in deze toelichting.

Het gaat hierbij om de volgende conclusies en advies:

  • In de te slopen woning zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Om gebruik van vaste verblijfplaatsen te bepalen dienen dan in de periode half mei tot en met september vier nachtelijke bezoeken te worden gebracht.
  • Er zijn geen broedvogels met jaarrond beschermde nesten aanwezig in het plangebied. Wel dient rekening te worden gehouden met algemene broedvogels. Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of de bomen te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Vaste verblijfplaatsen van overige beschermde soorten en soortgroepen zijn niet te verwachten in het plangebied.

Op basis van de quickscan is aanvullend onderzoek gedaan naar de eventuele aanwezigheid van vleermuizen door Otto Groen Advies. Het advies is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Op basis van het onderzoek zijn de volgende conclusies aangegeven:

  • Uit onderzoek blijkt de recreatiewoning en directe omgeving geen belang vertegenwoordigt voor vleermuizen. Hiervoor hoeft geen compensatie/mitigatieplan* te worden opgesteld;
  • Op de locatie worden geen negatieve effecten verwacht op foerageergebied mits tijdens daglicht wordt gewerkt;
  • Met de nieuwe inrichting moet rekening worden gehouden met kunstmatige lichtbronnen om lichtverstoring te voorkomen. Werk met amberkleurige verlichting en maak de verlichting dynamisch. Te allen tijde moet de verlichting naar beneden gericht zijn.
  • De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de staat van instandhouding van vleermuizen;
  • Voor de geplande werkzaamheden hoeft geen ontheffing worden aangevraagd.

Op basis van de onderzoeken kan worden vastgesteld dat er geen belemmeringen zijn voor genoemde ontwikkeling op grond van ecologie.

4.5 Externe veiligheid

In oktober 2013 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld door de gemeenteraad van Epe. Uitgangspunt van deze visie is dat nieuwe risicobronnen (mits verplaatsing betreft van huidige risicobronnen) alleen nog zijn toegestaan op de bedrijventerreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen, kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de bedrijventerreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Op grond van de risicokaart (www.risicokaart.nl) wordt het volgende geconstateerd.

Inrichtingen:

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het BEVI een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling;

Transportroutes:

Het plangebied ligt niet binnen de risicocontour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen;

Buisleidingen:

Het plangebied is niet gelegen binnen een risicocontour van een transportleiding.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij de opstelling van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterrein, wegen en spoorwegen geregeld. Het plangebied is niet gelegen binnen zones van een spoorweg en industrieterrein.

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van agrarische bedrijven en/of andere bedrijfsactiviteiten.

Noordelijk van het plangebied, is de Schietbaanweg (een zandpad) aanwezig. De snelheid op deze zandweg en de intensiteit van deze weg zijn zodanig dat beleidsmatig besloten is dat geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

Verder kan worden opgemerkt dat de nieuwbouw van dermate kwaliteit dat een verbetering zal optreden van het binnenniveau ten opzichte van de huidige woning.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat de voorgenomen bouw van de woning plaats kan vinden omdat geen wederzijdse beïnvloeding (hinder) zal optreden.

4.7 Luchtkwaliteit

 Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, niet leiden tot het overschrijden van de aangegeven grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een aangegeven grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • 1. woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • 2. infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • 3. kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan betreft slechts de (her-)bouw van één woningen en daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

Het is sinds 2003 verplicht om bij ruimtelijke plannen en besluiten een beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets is een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium afspraken maken over de toepassing en uitvoering van het waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid. Het waterschap is het eerste aanspreekpunt in het watertoets proces, waarbij het waterschap rekening houdt met het provinciale grondwaterbeleid.

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' wettelijk verankerd. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. In de gemeente Epe is het waterschap Vallei en Veluwe verantwoordelijk voor het waterbeheer.

Beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21).

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe

In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

Gemeentelijk Waterplan

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van water, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Epe op 30 juni 2011, is vastgelegd in het Waterplan Epe. Het Waterplan Epe bundelt het bestaande beleid. De bundeling heeft geresulteerd in vier doelstellingen voor de periode tot en met 2015:

  • 1. herstel van beken en sprengen;
  • 2. scheiden van schoon (regen)water en vuil (riool)water;
  • 3. water gebruiken om energie op te wekken;
  • 4. meer samenwerking.

De doelstellingen vloeien voort uit de hoofddoelstelling om een gezond en veerkrachtig watersysteem voor de gemeente te krijgen. Het Waterplan Epe vormt het overkoepelend beleid waarbinnen de gemeente Epe, het Waterschap Vallei en Veluwe en Vitens samenwerken om dit te bereiken.

Digitale Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Beoordeling

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Aandachtspunten

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte

van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.

Gebiedsspecifieke aandachtspunten

Grondwaterfluctuatiezone

Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. Meer informatie over de grondwaterfluctuatiezone kunt u vinden op de website van de Provincie Gelderland.

Tot slot

Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Informatie over een watervergunning kunt u vinden op de website van het waterschap. In het kader van het voorontwerp dient het bestemmingsplan naar het waterschap te worden gestuurd.

Conclusie

Vanuit het aspect water zijn geen belemmeringen te verwachten voor het bouwplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het juridische plan heeft betrekking op het kadastrale sectie U perceel 8831 van de gemeente Epe.

Het bouwvlak met de bestemming 'Wonen' wordt zodanig gesitueerd, dat de her te bouwen woning precies past in het bouwvlak.

De bestemming 'Tuin' regelt de niet te bebouwen plandeel.

Op de verbeelding is verder de maximale goothoogte en bouwhoogte aangegeven.

Hoofdstuk 6 UItvoerbaarheid van het plan

6.1 Uitvoerbaarheid van het plan

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, ondermeer als het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief, waarbij sprake is van de bouw van een woning, waarbij sprake is van "verplaatsing" en "herbouw".

De kosten van de bouwactiviteiten worden door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente Epe zal de planologische procedure voeren. Verder zal er een overeenkomst worden opgesteld, tussen gemeente en initiatiefnemer waarin de noodzakelijke aspecten worden vastgelegd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg

Het ontwerp Epe-Zuid, partiële herziening Schietbaanweg 9 Epe heeft met ingang van 12 juli 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Het bestemmingsplan is mede op basis hiervan ongewijzigd vastgesteld.