| Plan: | Doorsteek Brinklaan |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | wijzigingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.EPE024Brinklaandoo-VWP1 |
De gemeente Epe is voornemens het centrum van Epe te revitaliseren. Eén van de projecten die daarbij horen is het herinrichten van de openbare ruimte tussen het voormalig gemeentehuis en de Hoofdstraat. Het is de wens om dit 'Raadhuisplein' autoluwer te maken en dit meer in te richten als verblijfsgebied met horeca (terrassen). Op deze manier wordt er een centrale pleinruimte gemaakt die het winkelgebied (de 'winkelacht') met elkaar verbindt. Hiervoor is het nodig dat er een nieuwe doorsteek voor het autoverkeer komt tussen de Stationsstraat en Brinklaan, achter het voormalig gemeentehuis langs. Het omzetten van de bestemming naar Verkeer was al middels een wijzigingsbevoegdheid voorzien in het vigerende bestemmingsplan.
Om deze wijzigingsbevoegdheid te effectueren, wordt in voorliggend wijzigingsplan gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen in het centrum van Epe. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Ligging plangebied in het centrum van Epe (bron: Openstreetmap.org)
Binnen het geldende bestemmingsplan heeft het college van Burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wro, de bestemming te wijzigen in 'Verkeer' met inachtneming van de gestelde voorwaarden. Het wijzigingsplan zal voorzien in het mogelijk maken van een doorsteek voor autoverkeer tussen de Brinklaan en Stationsstraat.
Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding.
Toelichting
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
Verbeelding
De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Planregels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het gemeentelijk monument aan de Markt 5 betreft het voormalig gemeentehuis van Epe. Reeds in de jaren '70 is er een nieuw gemeentehuis gerealiseerd, waarna het voormalig gemeentehuis een museale functie kreeg. Tot voor kort was er een museum gevestigd in het pand, maar door de bestemmingswijziging enkele jaren geleden is het mogelijk er een horecafunctie te vestigen. Het is de verwachting dat dit binnenkort gaat gebeuren. De foto's geven een beeld van het pand.
|
|
| voorzijde voormalig gemeentehuis (bron: De Haan Makelaars) | historisch beeld gemeentehuis (bron: De Haan Makelaars) |
Het voormalig gemeentehuis is gevestigd op het punt waar twee straten samenvloeien: de Stationsstraat en de Brinklaan. Het statige pand is gebouwd in 1854, waarna het rond 1900 is voorzien van een extra verdieping. Achter het pand is een woning aanwezig, die op dit moment niet meer bewoond wordt. De markt is het voormalige marktplein van Epe, dat aan de westzijde beëindigd wordt door de Hoofdstraat, de hoofdwinkelstraat van Epe.
Direct ten zuiden van het voormalig gemeentehuis ligt de ingang van de passage van het winkelcentrum Veluwepoort. Ten noorden van het plangebied wordt er een groot bouwplan gerealiseerd, hier ontstaat een nieuw complex (de nieuwe Marktwand) met winkels en appartementen alsook een markthal en ondergrondse parkeergarage. Tevens wordt de openbare ruimte hier heringericht. Het voormalig gemeentehuis komt daarmee centraal te liggen tussen deze twee winkelconcentraties.
Luchtfoto met centraal het voormalig gemeentehuis en daarachter de doorsteek voor langzaam verkeer
Achter het voormalig gemeentehuis is in de huidige situatie een doorsteek voor langzaam verkeer gesitueerd. De voormalige tuin van het pand is enkele jaren geleden verhard en in gebruik genomen als parkeerruimte.
|
|
| Plangebied en doorsteek gezien vanaf Brinklaan | Plangebied en doorsteek gezien vanaf Stationsstraat |
De naastgelegen panden, die aan de andere zijde van de doorsteek liggen, zijn:
Het plangebied waar onderhavig wijzigingsplan betrekking op heeft, betreft de voormalige tuin van het voormalig gemeentehuis. Dit gedeelte is, zoals eerder gemeld, vrijwel volledig verhard. De doorsteek voor langzaam verkeer heeft reeds de verkeersbestemming en valt daarmee buiten het plangebied van dit wijzigingsplan.
Het voormalig gemeentehuis ligt aan de Markt, dat in de Structuurvisie Epe Centrum een centrale rol heeft in de herstructurering van het centrum van Epe. Het plein wordt heringericht tot een horecaplein, waar veel ruimte is voor winkelpubliek en terrassen. Het horecaplein vormt daarmee de spil in de routing voor het winkelpubliek in het dorp en wordt nadrukkelijk een verblijfsgebied. Het voormalig gemeentehuis krijgt op dit plein een prominente plek. Het pand heeft reeds een horecabestemming.
Om het voormalig gemeentehuis meer bij het horecaplein te betrekken is het nodig dat er een nieuwe doorsteek voor autoverkeer komt achter het pand langs. Hierdoor komt het pand direct aan het horecaplein te liggen en rijden er geen auto's meer tussen het gebouw en het plein door. Ook wordt de toegankelijkheid van het zuidelijk gelegen winkelcentrum Veluwepoort sterk verbeterd.
Voorlopig ontwerp openbare ruimte
Op bijgevoegde afbeelding is het voorlopig ontwerp van de openbare ruimte te zien. Op de tekening is de doorsteek voor autoverkeer te zien, die in een vloeiende beweging van Brinklaan naar Stationsstraat loopt. De Stationsstraat ten noorden van het plangebied blijft toegankelijk voor auto's (bevoorrading winkels). De ruimte ten zuiden van het voormalig gemeentehuis wordt geheel autovrij.
Het bestaande bijgebouw achter de voormalige woning bij het voormalig gemeentehuis zal worden gesloopt. Er wordt een aanbouw gerealiseerd (berging ten behoeve van de nieuwe horecafunctie) aan de gevel die gericht is op de doorsteek. Vanwege de horecafunctie die deze aanbouw moet krijgen, wordt deze buiten het plangebied van dit wijzigingsplan gehouden.
Onderhavig wijzigingsplan maakt het mogelijk dat een horecabestemming gewijzigd wordt in een verkeersbestemming. Het vigerend bestemmingsplan (zie paragraaf 3.2) voorzag met een wijzigingsbevoegdheid reeds in deze ontwikkeling. Het vigerend bestemmingsplan is bij het opstellen ervan al getoetst aan het vigerend Rijksbeleid en provinciaal beleid. Het Rijksbeleid en provinciaal beleid staan uitvoering van het initiatief niet in de weg.
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Centrum Epe", vastgesteld op 20 juni 2013. Bijgevoegd is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan ter hoogte van het plangebied.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Op de verbeelding is te zien dat het plangebied de bestemming 'Horeca' heeft, zonder bouwvlak, met een nadere aanduiding 'gemengd'. Naast horeca zijn de gronden ook bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, cultuur en zakelijke dienstverlening. Verder is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'. Onderhavig wijzigingsplan legt deze wijziging planologisch-juridisch vast. Het plangebied volgt dan ook exact de begrenzing van het 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' zoals dat in het vigerend bestemmingsplan is aangegeven. Verder is te zien dat er in het plangebied en de omgeving een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' ligt, waarmee regels worden gesteld ter bescherming van het archeologisch bodemarchief.
Overig beleid
Ruimtelijk structuurplan
Het Ruimtelijk structuurplan schetst het ruimtelijk ontwikkelingskader voor de gemeente Epe voor 10 jaar. Het vormt hiermee de 'ruimtelijke vertaalslag' van de 'Toekomstvisie Epe 2010', die de Raad op 20 maart 2003 heeft vastgesteld. Het structuurplan geeft een visie op de ontwikkeling van de woonkernen en het landelijk gebied.
Toekomstvisie 2010
In de Toekomstvisie 2010 zijn enkele onderwerpen benoemd. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn met name de volgende onderwerpen van belang:
Uitsnede Structuurplan Epe
In het structuurplan is ook de visie op de kern Epe uitgewerkt. Voor het centrum bestaat de wens om deze te versterken. Versterking bestaat uit het opwaarderen van de buitenruimte en het versterken van de parken in het centrum. Daarnaast dient het gemeentehuis te worden geïntegreerd met het centrum. Verder wordt het winkelcentrum Marktwand gerevitaliseerd waarbij ruimte ontstaat voor een groter bouwvolume. Dit biedt tevens ruimte voor nieuwe woonfuncties voor jongeren en senioren.
Structuurvisie Centrum Epe
Het hiervoor beschreven structuurplan is voor het centrum van Epe verder uitgewerkt in de Structuurvisie Centrum Epe. De structuurvisie bestaat uit twee delen, deel A en deel B. In deel A wordt de ambitie en de hoofdlijnen op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het centrumgebied beschreven. Dit is vertaald in een structuurvisiekaart. Daarnaast wordt in dit deel de beoogde projecten en de financiële haalbaarheid beschreven. Deel B gaat verder in op deelonderwerpen, zoals groen en verkeer.
In de structuurvisie is een koers uitgezet voor de komende jaren van het centrum van Epe. Binnen de structuurvisie is de centrale ambitie 'groen - gezellig - gastvrij' opgenomen.
Groen: omdat Epe een groen dorp is. Niet alleen de omgeving maar ook de kern zelf. De gemeente streeft dan ook naar kwalitatief hoogwaardig groen.
Gezellig: vanwege het dorpse karakter van de kern. Plekken en pleinen wisselen elkaar af en de bebouwing heeft een schaalgrootte die past bij een dorp. Het streven is om dit karakter te behouden en waar mogelijk te verbeteren.
Gastvrij: het centrum is als een huiskamer voor de Epenaren waar de toeristen welkom zijn. Het moet bezoekers dan ook naar de zin worden gemaakt; een goede bereikbaarheid, parkeermogelijkheden en voldoende voorzieningen horen daarbij.
Om deze ambitie waar te maken zijn voor de uitwerking vier uitgangspunten geformuleerd.
1. Optimaal aanbod van voorzieningen voor Epe en omgeving
2. Versterken van de woonfunctie: de juiste woning op de juiste plek
3. Verder versterken van de ruimtelijke kwaliteit
4. Verder optimaliseren van de bereikbaarheid en het verblijfsklimaat
1. De kwaliteit en het aantal winkels is goed te noemen. Er is echter nog ruimte voor uitbreiding van niet-dagelijkse goederen. Daarnaast is uitbreiding van het horeca-aanbod in de vorm van hotels gewenst. Ook is verplaatsing van de horeca naar het concentratiegebied aan de Markt wenselijk.
2. De woonfunctie in het centrum mag meer divers. Daarom wordt ingezet op de bouw van appartementen voor starters en woningen in het hogere prijssegment. Hierdoor ontstaat er meer diversiteit. De woningbouw richt zich specifiek op herstructureringslocaties.
3. Het kernwinkelgebied, de winkelacht, is een sterke winkelstructuur. Deze kan nog versterkt worden de realisatie van een horecaconcentratiegebied aan de zuidzijde van de Markt, het verder versterken van de Markt als weekmarkt en voor evenementen. Ook moeten de parken meer betrokken worden bij de groene structuur van het centrum. Ten slotte kan ook de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing in het centrum verbeterd worden. Vooral de Marktwand komt daarvoor in aanmerking.
4. Het centrum is zowel per fiets als met de auto goed te bereiken. Toch kan de parkeerstructuur en routing beter. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen is nog voldoende, maar dient op peil te blijven bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. De auto hoeft verder niet overal even dominant aanwezig te zijn, dit geldt vooral voor de winkelacht. Het verblijfsklimaat kan nog verder worden versterkt door de groenstructuur in het gebied meer te betrekken bij andere structuren (pleinen en lanen).
In de structuurvisie zijn de vier bovengenoemde uitgangspunten uitgewerkt in gebiedsgericht beleid (ten aanzien van kernwinkelgebied, pleinruimtes, aanloopstraten, centrum dorps, centrum halfstedelijk, parken en verkeer en parkeren) waarbij verschillende projecten aan de orde zijn. Er is sprake van sturende projecten en autonome projecten. Deze laatste projecten zijn autonome ontwikkelingen die veelal door externe partijen worden opgepakt. De sturende projecten zijn de aanjagers voor het tot stand komen van het gewenste beeld zoals in de structuurvisie wordt geschetst. Voor het gebiedsgericht beleid en de projecten wordt verwezen naar de structuurvisie. De structuurvisiekaart is in de volgende figuur weergegeven.
Structuurvisie Centrum Epe
In de structuurvisie worden verschillende aanpassingen en verbeteringen in de openbare ruimte voorgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inrichting van het Marktplein voor het gemeentehuis en de parken. De herinrichting van de openbare ruimte op de plaats waar de Brinklaan en de Stationsstraat samenkomen op de Markt, is één van de sturende projecten in de structuurvisie. Op dit Raadhuisplein ontmoeten de verschillende voetgangersstromen in het centrum elkaar. De aantrekkelijke en toegankelijke openbare ruimte en de horeca geven de consument de gelegenheid te ontspannen. Tussen fraaie wanden en onder historische leilindes moet deze centrale plaats een 'rustpunt' vormen binnen de winkelacht. Een dergelijke locatie leidt in veel gevallen tot verlenging van de bezoekduur en is een aanjager van herhalingsbezoek door Epenaren en door bezoekers van buitenaf.
De gemeente zet in op een beheerste versterking van de horecafunctie van het Raadhuisplein door versterking en concentratie van het aanbod. De aantrekkingskracht van de plek is daarbij gebaat bij ruimte voor terrassen. Het voormalige gemeentehuis komt in aanmerking voor vestiging van een hoogwaardige horecagelegenheid met daarbij mogelijkheden voor een aanvullend aanbod aan maatschappelijke, culturele of zakelijke voorzieningen.
Vanwege het grote aantal voetgangers en fietsers kan er 's zomers geen sprake zijn van doorgaand autoverkeer op het Raadhuisplein. Alleen gerichte bezoekers van de parkeerplaatsen achter de Veluwepoort kunnen van een route over het plein gebruikmaken. In de relatief rustige wintermaanden is het zuidelijke deel van de Hoofdstraat wel bereikbaar voor bestemmingsverkeer. Het verkeer, dat van de Stationsstraat naar de Brinklaan via het Raadhuisplein rijdt, heeft een route, bij voorkeur, achter het voormalig gemeentehuis langs.
Het voormalig gemeentehuis en de grote bomen zijn sfeerbepalend en vormen het vertrekpunt voor de ontwikkeling van het plein tot de huiskamer van Epe, daarom heeft dit plein de werknaam 'Raadhuisplein' gekregen. Door de inrichting en de bestrating van het plein tot voorbij het voormalige gemeentehuis te laten doorlopen, komt het gebouw meer op het plein te staan, zodat er één geheel ontstaat.
De inrichting van de openbare ruimte wordt afgestemd op de functie als 'hart' van Epe. Als centraal plein is de inrichting dan op verblijf gericht met een vriendelijke uitstraling en een uitnodigend karakter. Bij de inrichting is daarbij aandacht voor detaillering en warmte in materiaalgebruik en kleurstelling. Het plein is autoluw met ruim baan voor voetgangers, waarvoor het plein dient als rustpunt. De aanwezigheid van een rustpunt, ter afwisseling van de drukkere activiteiten in het centrum (winkelen, cultuurbezoek en dergelijke), leidt naar verwachting tot verlenging van de bezoekduur.
Conclusie gemeentelijk beleid
De doorsteek voor autoverkeer achter het voormalig gemeentehuis tussen de Brinklaan en Stationsstraat, wordt al genoemd in de Structuurvisie Centrum Epe. Het zorgt ervoor dat het raadhuisplein als een autoluwe openbare ruimte kan functioneren. De doorsteek is al middels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Het initiatief is daarmee passend binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente Epe.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In onderhavig initiatief gaat het om het mogelijk maken van een doorsteek voor wegverkeer tussen de Brinklaan en Stationsstraat, waar eerst enkel langzaam verkeer gebruikt van kon maken. In het vigerende bestemmingsplan Centrum Epe is het initiatief reeds voorzien en getoetst op de uitvoerbaarheid. In onderhavige situatie verandert er qua milieu-aspecten enkel iets voor wat betreft het aspect geluid. Voor wat betreft bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, milieuzonering en externe veiligheid, wordt verwezen naar het moederplan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Het beoogde initiatief voorziet in het mogelijk maken van een doorsteek voor wegverkeer op een locatie waar eerst alleen langzaam verkeer mogelijk was. De naastgelegen panden zijn reeds gesitueerd aan de wegen waar dit verkeer al gebruik van maakte. Beide straten (zowel de Brinklaan als de Stationsstraat) maken onderdeel uit van een 30 km/u zone.
Ten aanzien van de bestaande situatie is het de verwachting dat het verkeer op de bestaande straten zal afnemen. Door de realisatie van ondergrondse parkeerplaatsen bij de Marktwand, welke ontsloten worden via de Parkweg, wordt in de toekomst een groter deel van het autoverkeer afgewikkeld via de routering Stationsstraat-Parkweg en hoeft dan niet meer langs het plangebied te rijden. De Brinklaan is in de huidige situatie gedeeltelijk éénrichtingsverkeer richting de Stationsstraat. In de toekomstige situatie zal dit éénrichtingsverkeer worden omgedraaid. Ook voor de doorsteek geldt er straks éénrichtingsverkeer. Ruimtelijk gezien verandert hiermee de situatie niet, zowel in de huidige als toekomstige situatie zal voornamelijk bestemmingsverkeer gebruik blijven maken van de Brinklaan.
Gezien deze nieuwe situatie zal de geluidsbelasting op de naast de doorsteek gelegen woningen (Brinklaan 1 en Stationsstraat 4-8) niet hoger zijn dan in de bestaande situatie het geval was. Hiermee is het wijzigingsplan uitvoerbaar op het gebied van geluid.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Planspecifiek
Voor dit wijzigingsplan geldt dat er een verkeersbestemming wordt mogelijk gemaakt op een terrein dat in de bestaande situatie reeds verhard is. Dit betekent dat de hoeveelheid verharding niet toeneemt.
De herinrichting van de openbare ruimte wordt nog nader uitgewerkt. In het kader hiervan wordt ook het gemeentelijk riool gewijzigd. In dit kader worden afdoende maatregelen genomen om de waterafvoer te regelen. Hiermee is het wijzigingsplan uitvoerbaar op het gebied van water.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Onderhavig wijzigingsplan maakt een doorsteek voor autoverkeer mogelijk tussen Brinklaan en Stationsstraat. Hierdoor is het mogelijk dat het raadhuisplein tussen het voormalig gemeentehuis en de Hoofdstraat autoluwer wordt en er zo meer plaats komt voor het winkelpubliek en horecabezoekers.
Ten aanzien van de bestaande situatie is het de verwachting dat het verkeer op de bestaande straten zal afnemen. Door de realisatie van ondergrondse parkeerplaatsen bij de Marktwand, welke ontsloten worden via de Parkweg, wordt in de toekomst een groter deel van het autoverkeer afgewikkeld via de routering Stationsstraat-Parkweg en hoeft dan niet meer langs het plangebied te rijden. De Brinklaan is in de huidige situatie gedeeltelijk éénrichtingsverkeer richting de Stationsstraat. In de toekomstige situatie zal dit éénrichtingsverkeer worden omgedraaid. Ook voor de doorsteek geldt er straks éénrichtingsverkeer. Ruimtelijk gezien verandert hiermee de situatie niet, zowel in de huidige als toekomstige situatie zal voornamelijk bestemmingsverkeer gebruik blijven maken van de Brinklaan. De doorsteek wordt zo ingericht dat er een vloeiende doorstroming ontstaat. Het wijzigingsplan is daarmee uitvoerbaar voor wat betreft het aspect verkeer.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
In onderhavige plan maakt het mogelijk dat een deel van de gronden worden heringericht ten behoeve van een nieuwe doorsteek voor autoverkeer. Aangezien het plangebied midden in het centrum van Epe is gelegen, zijn er, ook gezien de aard van het initiatief, geen effecten te verwachten op de buiten het dorp gelegen natuurgebieden. Om de doorsteek te realiseren worden er geen houtopstanden verwijderd. Het terrein is in de bestaande situatie vrijwel geheel verhard en er is geen beplanting aanwezig. Er worden daarmee ook geen ecologische waarden aangetast door dit plan. Wel zal moeten worden voldaan aan de zorgplicht bij het verrichten van de werkzaamheden. Het wijzigingsplan is hiermee uitvoerbaar op het gebied van ecologie.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
Planspecifiek
Onderhavig wijzigingsplan maakt het mogelijk dat een deel van de horecabestemming wordt omgezet naar verkeer. Het grootste deel van de doorsteek was reeds een route voor langzaam verkeer. Door het herinrichten van de openbare ruimte komt het historische voormalige raadhuis (gemeentelijk monument) centraal te staan en komt het als geheel beter tot zijn recht. Onderhavig plan doet daarmee recht aan de cultuurhistorische waarden in het gebied.
Om de nieuwe doorsteek te realiseren, zal de bodem in lichte mate worden geroerd. Bij de uitvoering van het inrichtingsplan zullen tegelijkertijd ook de archeologische waarden worden onderzocht en in kaart worden gebracht. Hiertoe wordt de vigerende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ook opgenomen in onderhavig wijzigingsplan. Verwacht wordt dit de uitvoerbaarheid niet in het geding brengt. Het plan is daarmee uitvoerbaar op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
Het herinrichten van de openbare ruimte en de bijbehorende plankosten zijn voor rekening van de gemeente. De gronden waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft, zijn reeds in eigendom van de gemeente. Het wijzigingsplan is hiermee economisch uitvoerbaar.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Voorliggend wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Het onderhavig wijzigingsplan vormt geen nieuw plan maar treedt in de plaats van (een deel van) het vigerende bestemmingsplan. Het maakt derhalve deel uit van het bestemmingsplan "Centrum Epe".
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Op dit wijzigingsplan is de Wro van toepassing en gelden daarom ten aanzien van de te volgen procedure de onderstaande regels. Op een ontwerp - wijzigingsplan is, ingevolge de artikel 3.9a, Wro, de Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Het ontwerp - wijzigingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage en is digitaal raadpleegbaar via RO-Online (www.ruimtelijkeplannen.nl). Gedurende de periode van ter inzage legging kunnen belanghebbenden zienswijzen indienen bij burgemeester en wethouders.
Binnen acht weken na afloop van de zienswijzentermijn, nemen burgemeester en wethouders een besluit omtrent de wijziging. De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van de wijziging geschiedt langs elektronische weg. Tegen een besluit omtrent vaststelling staat rechtsreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn om beroep in te dienen vangt aan met ingang van de dag dat het vaststellingsbesluit ter inzage is gelegd.
Onderhavig wijzigingsplan effectueert de wijzigingsbevoegdheid die reeds in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid, die het realiseren van de doorsteek tussen Stationsstraat en Brinklaan mogelijk maakt, volgt uit de Structuurvisie Centrum Epe. In het kader van de procedure van deze structuurvisie is reeds inspraak gevoerd over het initiatief. Daarom is besloten geen inspraakmoment te organiseren, maar het wijzigingsplan direct als ontwerp ter visie te leggen.
Wel is het plan in het kader van het vooroverleg naar Rijkswaterstaat Oost-Nederland gestuurd, zij heeft echter aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van woensdag 4 maart 2015 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.