Plan: | Bestemmingsplan Unilocatie, Wachtelenbergweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.EPE012Unilocatie-VBP1 |
Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Ten behoeve van het voorgenomen plan zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd.
Noorden
In de periode mei-juni 2009 is een verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek noordenuitgevoerd ter plaatse van de locatie van een geplande sporthal aan de Wachtelenbergweg te Epe. De sporthal is echter nooit gebouwd. Het onderzoek kan echter wel worden gebruikt ten behoeve van dit bestemmingsplan. Er zijn op de onderzoekslocatie geen bouwwerkzaamheden voorzien in dit bestemmingsplan.
Aanleiding
De aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen realisering van een sporthal en de herinrichting van het onderzoeksgebied.
Doel
Het doel van het onderhavige onderzoek is het vastleggen van de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit.
Beschikbare gegevens
Uit het door de gemeente Epe uitgevoerde historisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de Wachtelenbergweg (ter hoogte van de huisnrs. 17 en 42) geen bodemverontreiniging wordt verwacht.
Het bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5740, waarbij de strategie voor een grootschalig onverdachte (ONV-GR) locatie is gehanteerd.
Zintuiglijke waarnemingen
Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem tot circa 0,5 m –mv. uit matig grof, matig humeus zand bestaat. Plaatselijk, boringen 009 en 011, is tot circa 1,2 m –mv. humeus zand aangetroffen. Hieronder bestaat de bodem tot de maximaal geboorde diepte van 5,0 m -mv. uit matig fijn en matig grof zand. Zeer waarschijnlijk heeft ter plaatse van de boringen 009 en 011 (grasveld sportclub) grondverbetering plaatsgevonden.
Ter plaatse van de parkeerplaatsen is een halfverharding van grind en gebroken puin met een dikte van circa 0,1 meter aanwezig. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn geen directe vormen van bodemverontreiniging (olie-waterreactie e.d.) en visueel geen asbestverdachte materialen aan het maaiveld en in het opgeboorde materiaal waargenomen.
Grond
In de bovengrondmengmonsters MM01 en MM02 zijn licht verhoogde gehalten aan PCB’s aangetoond. Bovengrondmengmonster MM01 bevat tevens een licht verhoogd gehalte aan minerale olie. In de ondergrondmengmonsters MM03 en MM04 zijn, getoetst conform AS3000, licht verhoogde gehalten aan PCB’s1 gemeten.
Grondwater
Het grondwater uit peilbuis 005 bevat licht verhoogde concentraties aan barium, zink en, getoetst conform AS3000, dichloorethenen1. Het grondwater uit de peilbuizen 012 (2,5-3,5 m –mv.) en 022 (3,8-4,8 m –mv.) bevatten, getoetst conform AS3000, licht verhoogde concentraties aan dichloorethenen1. (1 Ten gevolge van de invoering van AS3000 zijn de rapportagegrenzen van enkele componenten in de grond hoger dan de Achtergrondwaarden die voor deze componenten in het Besluit Bodemkwaliteit zijn vastgesteld, en voor grondwater hoger dan de streefwaarden die voor deze componenten in de Circulaire Bodemsanering 2009 zijn vastgesteld. Bij de toetsing van analyseresultaten resulteert dit ten onrechte in een overschrijding van de achtergrond- cq. streefwaarde zonder dat dit op basis van het gehalte of de werkelijke concentratie het geval zou zijn. Er wordt niet verwacht dat sprake is van een verontreiniging met genoemd component.)
Toetsing hypothese
De vooraf gestelde hypothese ‘grootschalig onverdachte’ locatie wordt verworpen, vanwege de aangetoonde licht verhoogde gehalten en concentraties aan genoemde componenten. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek omdat geen gehalten en concentraties boven de betreffende tussen-/interventiewaarde(n) zijn aangetoond.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit geeft geen belemmering voor de geplande realisering van een sporthal en herinrichting van de onderzoekslocatie. De realisatie van de sporthal is afgeblazen maar de herinrichting van het gebied wordt uitgevoerd zoals gepland.
Indien grond van de locatie wordt afgevoerd volstaat het onderhavige onderzoek niet en dient formeel een onderzoek conform Besluit Bodemkwaliteit te worden uitgevoerd.
Zuiden
In november 2011 is een verkennend bodemonderzoek Verkennend bodemonderzoek zuiden uitgevoerd voor het zuidelijke deel van het plangebied. Hieronder worden de resultaten samengevat en een conclusie gegeven.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging.
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig humeus, zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand en is plaatselijk zwak grindig. Zowel de boven- als de ondergrond is bovendien plaatselijk zwak tot matig humeus. Tijdens de veldwerkzaamheden is op één locatie een puinverharding (± 0,15 cm dik) aangetroffen. In het opgeboorde materiaal zijn géén asbestverdachte materialen aangetroffen. Verder is op twee plaatsen in de boven- of ondergrond puin en/of baksteen aangetroffen. Tijdens het veldwerk zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
De matig puinhoudende bovengrond is licht verontreinigd met koper, lood en zink. De zwak baksteenhoudende ondergrond is licht verontreinigd met lood. De lichte verontreiniging met metalen zijn hoogstwaarschijnlijk gerelateerd aan de zintuiglijke bijmengingen. Zowel in de zintuiglijk schone boven- als ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium, cadmium, zink, xylenen en tetrachlooretheen.
Toetsing hypothese
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen.
Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw alsmede de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Conclusie gehele plangebied
Uit de milieuhygienische analyse van de bodem blijkt dat de resultaten niet leiden tot beperkingen voor het voorgenomen initiatief. Daarom wordt geconcludeerd dat de bodem geen belemmeringen veroorzaakt voor de realisatie van dit initiatief.