direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Epe, natuurontwikkeling Vossenbroek
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De Stichting Geldersch Landschap & Kasteelen (GLK) is beheerder van ruim 150 natuurgebieden, kastelen en landgoederen in de provincie Gelderland. In het gebied Vossenbroek heeft GLK 92 ha in eigendom, bestaande uit elzenbroekbos en natte graslanden. Door verwerving komt daar 10 ha bij dat nu nog in regulier agrarisch gebruik is. Het voornemen is om deze gronden ook om te vormen naar natuur.

Er heeft een uitruil van gronden plaatsgevonden met het landgoed Emsterhof, dat nu een aaneengesloten eigendom krijgt aan de westzijde van het gebied. Deze gronden worden eveneens omgezet naar natuur. GLK en Emsterhof maken een gezamenlijk inrichtingsplan voor de om te vormen gronden.

Voor de herinrichting van de locaties naar natuur kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking kan worden verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Epe, ten zuiden van de kern Epe.
Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0002.jpg"

Globale ligging plangebied Vossenbroek (bron: openstreetmap)

De percelen liggen ten zuiden van de Heetkampsweg en westen van de Wiemanstraat. Het betreft de volgende percelen:

Perceelsnr  
EPE M 264, 265, 266, 267  
EPE M 246, 281, 282, 284, 286, 3568, 3569  
EPE M, 313, 314, 4182  
EPE M 2965, 2966  
Emsterhof:
EPE M 237, 242, 244, 245, 4191, 4192  

Op onderstaande afbeelding zijn de om te vormen percelen van GLK paars omlijnd, en die van de Emsterhof in oranje. De in blauw aangegeven percelen betreft de andere eigendommen van GLK. De gronden in voorliggend plan sluiten daar op aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0003.png"

Eigendommen Gelders Landschap en Kasteelen met perceelnummer. Het oranje omlijnd gebied aan de westzijde zijn de gronden van landgoed Emsterhof.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een aantal percelen in het natuurgebied Vossenbroek. De kern van natuurgebied Vossenbroek wordt gevormd door het elzenbroekbos, een zeldzaam bostype in deze streek. Het broekbos staat een groot deel van het jaar onder water. Daar omheen liggen natte graslanden met houtsingels en akkers. Op onderstaande luchtfoto is het gebied aangegeven die in eigendom zijn van GLK.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0004.png"

Luchtfoto van het Vossenbroek in beheer bij GLK. Met rood aangegeven zijn de gronden van landgoed Emsterhof.

De gronden in voorliggend plangebied liggen ten westen van de Wiemanstraat en betekenen een uitbreiding van het natuurgebied in westelijke richting. In de huidige situatie zijn de percelen in regulier agrarisch gebruik als grasland of bouwland. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0005.png"

Luchtfoto van het plangebied (bron: google maps)

De gronden in het plangebied maken deel uit van de Emsterenk, het grootste enkencomplex in de gemeente Epe dat zich verder uitstrekt in zuidwestelijke richting. De enk ligt op een daluitspoelingswaaier, die is omgeven door een lager gelegen, natter dal.

Het Vossenbroek is relatief onveranderd ten opzichte van het eind van de 19e eeuw, in tegenstelling tot de rest van de Emsterenk. De 'grote' enk is verdicht door paden en bebouwing en hoofdzakelijk in gebruik als grasland. Opvallend aan de enk in het einde van de 19e eeuw is dat langs de randen (zoals bij het Vossenbroek) met houtwallen omzoomde percelen voorkomen. Bij de andere enkranden zijn de houtwallen doorgaans verdwenen, maar in het Vossenbroek zijn ze er nog.

Een opvallende bewoner van het Vossenbroek is de das, die zijn burcht heeft op de hoge gronden en zijn voedsel zoekt in de natte graslanden. De landschappelijke waarde van het gebied is hoog vanwege de gaafheid en streekeigenheid.

2.2 Toekomstige situatie

De verworven landbouwgronden zijn wat hoger gelegen gronden en daarom niet geschikt als elzenbroekbos. Bij de hoger gelegen gronden zijn de cultuurhistorische waarden belangrijk.

Gezien de ligging op het enkencomplex en het historisch gebruik van dit deel van Vossenbroek streeft GLK naar het natuurtype Kruiden- en faunarijke akker. De omstandigheden van de bodem (enkeerdgrond) en de omvang van het gebied zijn zeer geschikt om dit type te realiseren. Daarbij is de openheid van de enk waardevol en deze dient behouden te blijven.

Op de percelen zal een verschralingsbeleid worden gevoerd. De gronden worden ingezaaid en beheerd als kruiden- en faunarijke akker met (behoud van de) kleine landschapselementen in de vorm van solitaire bomen of boomgroepen. Voorts wordt een actief beheer gevoerd om de enkranden en houtwallen in goede staat te houden.

Landgoed De Emsterhof zet op haar gronden in op het terugbrengen van het meer kleinschalige beekdallandschap aan de rand van de enk en werkt hierbij veel met kleine landschapselementen zoals poelen, hagen, akkerranden en broeihopen. De gronden van De Emsterhof zulllen worden gaan beheerd als kruiden- en faunarijke akker of als kruiden- en faunarijk grasland.

GLK richt zich op de cultuurhistorische openheid van de enk zelf. Het contrast tussen deze twee landschapstypen, met als harde grens de steilrand van de enk op het terrein van De Emsterhof, past bij de overgang van de stuwwal naar het beekdal.

Kruiden- en faunarijke akkers zijn akkers met ijle kruid- of grasachtige vegetaties die zich tussen de verbouwde gewassen bevinden. Tot ruim in de eerste helft van de 20e eeuw behoorden akkers tot een van de rijkste ecosystemen met een sterke regionale identiteit. Door verandering in gewaskeuze en intensivering van teelten (wat gepaard ging met efficiëntere zaadschoning en intensievere, vaak chemische onkruidbestrijding en een sterkere bemesting) is de biodiversiteit sterk achteruit gegaan.

Door in plaats van het reguliere agrarische gebruik de percelen extensiever te beheren, kan de biodiversiteit weer worden vergroot. Het hoofdgewas wordt daarbij ruim gezaaid of gepoot, waardoor er voldoende open plekken (pioniermilieus) aanwezig zijn, waar zich eenjarigen kunnen vestigen. De openheid van de akkergewassen en de daarbinnen voorkomende eenjarigen biedt ideale mogelijkheden voor insecten, muizen en akkervogels.

GLK stelt hierbij voor om enige afwisseling in de gewassen te hanteren (granen, hakvruchten), waarmee de historische percelering kan worden benadrukt en waar verschillende soorten akkerflora van kunnen profiteren. Soorten als de das en andere marterachtigen en vogels zoals geelgors, veldleeuwerik, zomertortel, kwartel en patrijs hebben baat bij een verbeterd voedselaanbod. In de winter is de akker een voedselbron voor overwinterende vogels.

De aanwezigheid van een dassenburcht in het terrein is geen belemmering voor het nastreven van het natuurtype Kruiden- en faunarijke akker. Een inrichting met hogere biodiversiteit tot gevolg kan zelfs zorgen voor een verbetering van het functioneel leefgebied voor deze soort.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000-gebieden worden bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Het Natura 2000-netwerk omvat alle gebieden die eerder zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen bestaan uit twee delen: soortenbescherming en gebiedsbescherming.

In Nederland zijn er 161 Natura 2000-gebieden aangewezen. Al deze gebieden liggen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Dit is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.

Planspecifiek

Het Vossenbroek maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Op circa 3 km ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Veluwe. Vanaf de Veluwe lopen een aantal west-oost gerichte beken die ook tot Natura 2000 behoren, zoals de Klaarbeek op ca. 425 meter ten noorden van het plangebied. De onderstaande afbeelding toont het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0006.jpg"

Ligging plangebied ten opzichten van Natura 2000 gebieden (bron: Natura2000)

In de toekomstige situatie wordt er een aangepast, extensief beheerd gevoerd op de gronden in het plangebied. De bemesting neemt af en er worden minder rijbewegingen gemaakt met landbouwmachines. Daarmee neemt de stikstofemissie af. Er worden geen ruimtelijke ingrepen gedaan, zoals bouwen. Gezien de aard van het toekomstige gebruik en de afstand tot het Natura 2000-gebied worden er geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied verwacht.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Algemeen

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is in februari 2022 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

3.2.2 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.
3.2.3 Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Gelders Natuurnetwerk

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Binnen het GNN wil de provincie Gelderland een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden bereiken. Hiermee wordt de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur beschermd, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. De provincie wil de bestaande natuur in het Gelders natuurnetwerk beschermen en de samenhang versterken door natuurgebieden in het Gelders natuurnetwerk uit te breiden en verbindingszones aan te leggen in de Groene ontwikkelingszone.

Planspecifiek

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0007.png"

Ligging plangebied in het Gelders Natuurnetwerk (bron: gldanders.planoview.nl)

Het plangebied ligt binnen het Gelders Natuurnetwerk in het deelgebied 'Wissel - Emst' (deelgebied 108). Als kernkwaliteiten van 'Wissel - Emst' zijn benoemd:

  • Kwelzone op de flank van de Veluwe met alle gradiënten en natuurwaarden die daarbij horen
  • Onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe
  • Wisselse Poort: ecologische verbinding Veluwe – IJsselvallei
  • Ecologische verbinding Oost-Veluwe – IJssel langs de Grift voor kamsalamander en windel; de Grift verbindt de beken met elkaar en met de IJssel;
  • Leefgebied das
  • Leefgebied steenuil
  • Sprengen- en bekencomplexen (HEN-water)
  • Parel Vossenbroek: broekbos van 13 ha
  • Cultuurhistorische waarden van o.m. nederzettingen, oude ontginningen (enken) en boerderijen
  • Kleinschalig landschap met veel opgaande landschapselementen
  • Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir

De ontwikkelingsdoelen in en rond het plangebied voor natuur en landschap GNN zijn:

  • Ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden
  • Ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën
  • Ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen
  • Ontwikkeling van het kleinschalig landschap langs de voet van de Veluwe; houtsingels, beken en (schrale) graslanden
3.2.4 Natuurbeheerplan

De gronden in het plangebied zijn in het Natuurbeheerplan van de provincie Gelderland aangemerkt als 'nog om te vormen naar natuur' (code N00.01) en 'inrichting nieuwe natuur' (code N00.02). Gronden met een intensief agrarisch verleden die een natuurbestemming krijgen, hebben meestal niet van de ene op de andere dag natuurwaarden. Hiervoor is eerst een omvormingsbeheer (bijv. verschraling) nodig. Om deze gronden met een natuurbestemming toch op de (ambitie)kaart te kunnen zetten, zijn bovengenoemde beheertypes opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0008.png"

Uitsnede uit het Natuurbeheerplan

Legenda  
N00.01   Nog om te vormen naar natuur  
N00.02   Inrichting nieuwe natuur  
N10.02   Vochtig hooiland  
N12.02   Kruiden- en faunarijk grasland  
N14.02   Hoog- en laagveenbos  
N15.02   Dennen-, eiken- en beukenbos  
L01.16   Bossingel  

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. De percelen zijn als N00.01 en N00.02 zijn op de ambitiekaart van de provincie aangeduid en komt derhalve in aanmerking voor functieverandering naar en inrichting tot nieuwe natuur. De gronden zullen worden omgevormd naar kruiden- en faunarijke akkers met kleine landschapselementen in de vorm van solitaire bomen of boomgroepen. Daarnaast is het beheer er op gericht om de aanwezige enkranden en houtwallen in goede staat te houden. Op de gronden van Landgoed De Emsterhof is het plan om de percelen in te richten en te beheren als N12.02 en N12.05. Door het natuurgerichte, extensieve beheer zal de biodiversiteit toenemen en het terrein ecologisch interessanter worden. Dit is ten gunste van niet alleen akkerflora, maar ook voor insecten, akkervogels en andere (zoog)diersoorten waaronder de das. De das is een alleseter is en een voorkeur heeft voor kleinschalig akker- en weidelandschap met verspreide bosjes en houtwallen. Met de voorgenomen natuurontwikkeling wordt uitvoering gegeven aan het beleid tot realisatie van het Natuurnetwerk.

Het plan geeft uitvoering aan het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Epe

De Omgevingsvisie Epe is op 09 december 2021 vastgesteld door de raad. Dit is een integrale, strategische visie waarin de ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving zijn vastgelegd. De visie is het resultaat van een uitgebreid participatieproces. Er staan vier opgaven centraal:

  • een duurzame toekomst
  • gezondheid, zorg en welzijn
  • goed wonen
  • ondernemen

Het plangebied ligt op de Veluweflank, een divers en aantrekkelijk gebied waar veel opgaven samenkomen. Hier ligt een doelstelling om intensieve agrarische bedrijfsvoering substantieel te verminderen, om de stikstofdepositie op de nabijgelegen Veluwe te verminderen. Daarnaast moet ook de verdroging worden aangepakt door het water langer vast te houden. Agrarische bedrijven krijgen de ruimte om zich in de breedte te ontwikkelen: naast agrarisch vooral ook recreatie en toerisme. De omgevingsvisie richt zich in dit gebied vooral op de randen van de natuurgebieden: hier is gekozen voor een strategie van zonering en stapgewijze extensivering: geen uitbreidingsmogelijkheden voor agrariërs, alleen natuurinclusieve veranderingen. Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en ensembles worden beschermd.

 

Planspecifiek

Voorliggend plan gericht op het omzetten van agrarische gronden naar natuur, in een gebied grenzend aan het bestaande natuurgebied Vossenbroek. Dit sluit precies aan op de strategie uit de Omgevingsvisie die is gericht op extensivering van agrarisch gebruik aan de randen van natuurgebieden.

Het plan past in de Omgevingsvisie Epe.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel

De gemeenten Epe, Heerde en Voorst hebben in januari 2010 het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van Veluwe tot IJssel vastgesteld. Dit plan bevat een regionale visie op het behoud van een mooi en aantrekkelijk landschap. Doel is om met het LOP de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en de ontwikkeling van landschappelijke samenhang en het ontwikkelen van karakteristieke kenmerken. Bij ontwikkelingen dient het LOP als toetsingskader.

Op de landschapsvormkaart en de kaart waardevolle open gebieden zijn de kernkwaliteiten van het landschap inzichtelijk gemaakt en gewaardeerd. Het plangebied valt binnen 'Dekzandruggen en oude bouwlanden'.

Op de flank van de Veluwe liggen hogere zandgronden, met daarop veel kernen en oude bouwlanden. De dekzandruggen liggen over het algemeen in een dwarsrichting (oost-west) op de Veluwe en zijn tamelijk langgerekt. De oude gronden van de Veluweflank bestaan uit relatief grote eenheden, die al vroeg bewoond zijn geraakt. Voorbeelden van relatief grote dekzandgebieden zijn die rond Epe, Vaassen, Emst, Oene, en Heerde. De kleinere dekzandruggen zijn herkenbaar aan de dwars op de Veluwe lopende wegen, bebouwing en beplanting langs de randen.

Kenmerken van de oude bouwlanden zijn de bolle ligging, grote open percelen met randbeplanting (houtwallen), laanbeplanting en steilranden. De overgang naar de lagere gebieden is over het algemeen vrij scherp. Het aangrenzende deel van het Vossenbroek, aan de oostkant van het plangebied, wordt gerekend tot de 'hooilanden'. Deze gebieden zijn van oorsprong zeer nat, omdat het water hier stagneerde.

Het landschapsbeleid voor de oude bouwlanden en dekzandruggen is gericht op het behoud van de openheid. De overgang van de oude bouwlanden naar laag gelegen gebieden kan op de randen landschappelijk worden versterkt door ze aan te planten.

Planspecifiek

Het plangebied betreft agrarische percelen die worden omzoomd door bos of beplanting. Op diverse plaatsen zijn nog kavelgrensbeplantingen aanwezig. De omvorming naar kruiden- en faunarijke akker past in het beeld dat in het Landschapsontwikkelingsplan wordt geschetst, met een scherpe grens tussen de open akkers en de lager gelegen gebieden met het elzenbroekbos.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe', vastgesteld door de raad op 23 maart 2017 en deels onherroepelijk in werking. Daarnaast geldt ook het 'Parapluplan Parkeren', vastgesteld door de raad op 8 november 2018. Navolgende afbeelding toont de actuele planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0009.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' (bron: ruimtelijkeplannen)

De gronden in het plangebied hebben de enkelbestemming 'Agrarisch'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6'.

Tevens zijn er gebiedsaanduidingen opgenomen: 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur', 'overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden', 'overige zone - gelders natuurnetwerk' en 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.

Artikel 3.8.1 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe bevat een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' om te kunnen zetten naar de bestemming 'Natuur'.

3.8.1 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Natuur' met dien verstande dat:

  • a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel de eigenaar en/of gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • b. de wijziging in overeenstemming is met het landschapstype zoals is opgenomen in artikel 43.4;
  • c. de wijziging niet leidt tot:
      • een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
      • negatieve effecten op de waterhuishouding, mits burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies hebben aangevraagd aan de waterbeheerder.

Afweging

De terreinen zijn verworven door GLK in het kader van realisering van het GNN. In hoofdstuk 2 en 3 is beschreven hoe de toekomstige inrichting past in het gebied en uitvoering geeft aan het Natuurbeheerplan van de provincie Gelderland. De natuurontwikkeling leidt niet tot aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen of negatieve effecten op de waterhuishouding, hier wordt in hoofdstuk 4 nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische grond naar natuur. Een bodemonderzoek is in dit geval niet nodig. Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Gelet op de toekomstige functie zal de het initiatief bijdrage aan een (beperkte) verbetering van de luchtkwaliteit, omdat het land niet meer bewerkt zal worden met landbouwmachines. Geconcludeerd kan worden dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Met voorliggend plan wordt niet in een geluidgevoelige functie voorzien, en het heeft ook geen akoestisch gevolgen voor omliggende functies.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. Dit vormt geen belemmering voor activiteiten van omliggende bedrijven of functies. Anderzijds heeft de functie natuur geen milieueffect op de omgeving.

Het plan is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het omzetten van agrarische gronden naar natuur. De gronden worden niet gebruikt als verblijfslocatie voor personen en zijn daarmee geen (beperkt) kwetsbaar object in het kader van externe veiligheid Het is ook geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.

Het plan is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:

  • Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
  • Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
  • Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan;
  • Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;

Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Het grondwatersysteem bevindt zich tussen het Veluwemassief en de IJssel. Neerslag zijgt in op het hoge en droge deel van de Veluwe en treedt in de vorm van kwel weer uit in de lager gelegen gebieden. De diepere kwel is afkomstig van het Veluwemassief en is gedurende lange tijd onderweg. De kwaliteit van dit water is dan ook bijzonder goed. De meer lokale kwel is afkomstig uit de dekzandruggen (pseudo-eskers). Het water in het gebied is veelal ijzerrijk.

De vele aanwezige beken en sprengebeken stromen van west naar oost door het gebied. Ze zijn belangrijk voor de afwatering van het gebied.

Met voorliggend plan wordt niet voorzien in nieuwe bebouwing of extra verharding. Het waterverbergend vermogen neemt niet af. Er hoeft geen compensatie van waterberging plaats te vinden.

Voor het plan is de digitale watertoets ingevuld, zie bijlage 1. Hieruit komt naar voren dat de normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen, omdat door het noordelijke deel van het plangebied een A-watergang met beschermingszone loopt. Onderhavig bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze watergang. Er vinden geen ruimtelijk ingrepen plaats, de gronden worden alleen op een andere, meer extensieve wijze, beheerd. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.

Het plan is uitvoerbaar vanuit het aspect water

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt op circa 3 km ten westen van het plangebied. Vanaf de Veluwe lopen een aantal west-oost gerichte beken die ook tot Natura 2000 behoren, zoals de Klaarbeek op ca. 425 meter ten noorden van het plangebied. De te ontwikkelen percelen liggen wel in het Gelders Natuurnetwerk en dragen bij aan de realisering van het GNN. De voorgenomen natuurontwikkeling draagt bij aan de versterking van de ecologische waarde van het gebied Vossenbroek (zie ook paragraaf 3.2).

Gelet op de aard van het plan (natuurbeheer) en de afstand kan het optreden van negatieve effecten worden uitgesloten. Het plan leidt niet tot een toename van stikstofdepositie. Er worden in het kader van de natuurontwikkeling geen specifieke inrichtingsmaatregelen getroffen (zoals afgraven, herinrichting, aanleg van (wandel)paden of ingrepen in de waterhuishouding). Er is dus geen sprake van een aanlegfase. In de toekomstige situatie zal het terrein beheerd gaan worden als een kruiden- en faunarijke akker. Ook met deze natuurbestemming blijft er sprake van landbouwkundig gebruik, maar dit gebruik is minder intensief dan bij regulier agrarisch beheer. De gebruiksactiviteiten blijven in beginsel gelijk, maar met minder werkgangen. Dus nog steeds grond voorbereiden, inzaaien en oogsten, maar geen bemesting en geen onkruidbestrijding. Per saldo wordt op het land minder vaak met machines gewerkt en bovendien met lichtere machines. De stikstofemissie (en daarmee ook de depositie) neemt af. Met de bestemming Natuur wordt het extensieve beheer geborgd voor de toekomst.

Soortenbescherming

De omzetting naar natuur, het voorgenomen verschralingsbeheer en beheer als kruiden- en faunarijke akker zal bijdragen aan de versterking van flora en fauna en verbetering van de biodiversiteit. Vanuit ecologische overweging is het een verbetering. De verbetering zal met name gelden voor de soortgroepen vaatplanten (vestiging van bedreigde soorten van akkers wordt mogelijk), zoogdieren (extra beschuttingsmogelijkheden), insecten (vergroot voedselaanbod door de stimulaties van kruiden in akkers) en vogels (voedsel en schuilmogelijkheden).

Van nadelige invloed op beschermde soorten is geen sprake. Een beschermde soort die voorkomt in de omgeving is de das. Voor de das is verstoring alleen een overtreding van Wet natuurbescherming als de soort daardoor zijn burcht moet verlaten. Daarnaast is uiteraard het wegnemen van de dassenburcht een overtreding. Als beheer geëxtensiveerd wordt zal er geen verstoring of wegnemen van de dassenburcht plaatsvinden. Risico op overtreding van de Wet natuurbescherming is aanwezig als er nieuwe werkzaamheden uitgevoerd gaan worden, werkzaamheden geïntensiveerd worden of als de gehele functie van het perceel wijzigt (bijvoorbeeld landbouw naar water, of landbouw naar wonen). Omdat in de toekomst vergelijkbare werkzaamheden worden uitgevoerd als in de huidige situatie, enkel de intensiteit van de werkzaamheden neemt af, leidt dit niet tot verstoring. Daarnaast zal, in de toekomstige situatie, vanwege minder intensief beheer de kwaliteit van het gebied toenemen voor beschermde soorten zoals de das.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Onderhavige percelen gaan deel uitmaken van het natuurgebied Vossenbroek. Er worden geen nieuwe paden of parkeervoorzieningen aangelegd. Het gebied is beleefbaar vanaf de openbare weg.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Het plangebied maakt deel uit van de Emsterenk. Gezien de ligging op het enkencomplex en het historisch gebruik van dit deel van Vossenbroek is het natuurtype Kruiden- en faunarijke akker een passende invulling. De openheid en de percelering van de enk zijn waardevol. Deze blijven met dit gebruik in stand. Door afwisseling in de gewassen te hanteren (granen, hakvruchten) wordt de historische percelering benadrukt.

Archeologie

Met voorliggend plan worden geen bodemingrepen verricht. Een nader onderzoek naar de archeologische waarden kan daarmee achterwege blijven.

In 2021 is een nieuwe archeologische beleidskaart voor de gemeente Epe gemaakt. De dubbelbestemmingen voor de bescherming van de archeologische waarden in voorliggend plan zijn gebaseerd op deze nieuwe beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG100VossenbroekNO-OWP1_0010.png"

Uitsnede Beleidskaart Archeologie gemeente Epe, 2021

Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Deze wijziging van het bestemmingsplan voorziet niet in bouwmogelijkheden binnen het plangebied. De kosten voor het omvormen en beheren van de agrarische percelen naar natuur zijn geheel voor rekening van de Stichting Het Geldersch Landschap en Kasteelen, waarvoor zij subsidie heeft aangevraagd bij de provincie Gelderland. De gemeente draagt financieel op geen enkele wijze bij aan de realisatie van dit initiatief. De plankosten zijn verhaald door het in rekening brengen van de leges. Het kostenverhaal is daarmee verzekerd.

In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden gesteld dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. De planlocaties zijn binnen het GNN gelegen en de meeste omringende gronden zijn al in eigendom van GLK of andere natuurbeherende organisaties en personen. Niettemin is er een planschadeovereenkomst afgesloten. Deze kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

De opzet van voorliggend wijzigingsplan is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe', vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1). Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Natuur'. De overeenkomstige regels zijn van toepassing en overgenomen in dit plan.

In 2021 is een nieuwe archeologische beleidskaart voor de gemeente Epe gemaakt. De dubbelbestemmingen voor de bescherming van de archeologische waarden in voorliggend plan zijn gebaseerd op deze nieuwe beleidskaart. De volgende dubbelbestemmingen zijn opgenomen:

  • 'Waarde - Archeologie 3';
  • 'Waarde - Archeologie 4';
  • 'Waarde - Archeologie 5';
  • 'Waarde - Archeologie 6';

en de gebiedsaanduidingen:

  • 'overige zone - beschermingszone natte landnatuur';
  • 'overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden';
  • 'overige zone - gelders natuurnetwerk';
  • 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

In dit plan is geen sprake van bovenlokale belangen. Het waterschap Vallei en Veluwe is via de digitale watertoets op de hoogte worden gesteld van dit plan.

Inspraak

In het kader van voorliggend plan zijn gesprekken gevoerd met de eigenaar van landgoed Emsterhof, waarmee ook een uitwisseling van gronden heeft plaatsgevonden. Deze eigenaar is positief over het plan, want ook op Emsterhof is men bezig met natuurvriendelijk beheer.

In plaats van het huidige bouwland worden de gronden van GLK straks beheerd als graanakker, dit heeft geen gevolgen voor aangrenzende agrarische gronden. Eigenaren van de aangrenzende gronden zijn in het voortraject daarom niet actief geïnformeerd. De omgeving wordt over de bestemmingswijziging geïnformeerd via de lokale media.

Procedure

Het ontwerpwijzigingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het wijzigingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het wijzigingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.