Plan: | Weteringdijk 36A, Vaassen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG082Weterdk36AVsn-VWP1 |
Op het perceel Weteringdijk 36A in de gemeente Epe is een agrarische bedrijfswoning aanwezig, horende bij een voormalig agrarisch bedrijf, waarop nog steeds een agrarische bedrijfsbestemming rust. De meeste voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn inmiddels gesaneerd, wel is de voormalige agrarische bedrijfswoning nog aanwezig. De eigenaar van het perceel heeft het voornemen hier een burgerwoning van te maken. Onder het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Epe kan de bestemming Agrarisch omgezet worden naar Wonen als aan bepaalde eisen wordt voldaan. Dit wijzigingsplan voorziet daarin.
Het plangebied ligt ongeveer 2,5 kilometer ten noordoosten van Vaassen, in het buitengebied van de gemeente Epe. In het plangebied is een agrarische bedrijfswoning aanwezig. Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden.
Op onderstaande afbeelding is de luchtfoto met daarop het plangebied weergegeven.
Luchtfoto met plangebied (rood omlijnd)
De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied weergegeven. Daarbij is ook het vigerende bestemmingsplan weergegeven. In hoofdstuk 3 is het plan getoetst aan de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid welke in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en de conclusies van de onderzoeken die rondom het voorliggende initiatief zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt in het agrarisch gebied van de gemeente Epe. In het plangebied is een agrarische bedrijfswoning aanwezig met een inhoud van circa 510 m3. De bomenrij aan de zuidzijde van het erf betreft een historische structuur. Op de historische kaarten van voor 1900 is deze groenstructuur al aanwezig. Het erf zelf verschijnt vanaf 1933 op de historische kaart. Om het plangebied heen liggen verschillende agrarische gronden, maar er zijn ook woon- en bedrijfsbestemmingen aanwezig. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de locatie.
Uitzicht op de agrarische bedrijfwoning vanaf de weg, bron: Google Streetview
Het plangebied ligt in het landschapstype hooilanden. De hooilanden liggen veelal onderaan de stuwwal, op de overgang naar de veel vlakkere vallei. Dit zijn gebieden waar het water stagneerde (vanuit de beekdalen en door kwel), waardoor hier sprake is van zeer natte omstandigheden. Het zijn open landen met plaatselijk enkele boerderijen. Bovenstaande foto sluit aan op deze beschrijving; het landschapstype lijkt hier redelijk intact te zijn.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld op 23 maart 2017. In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Agrarisch.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede van het bestemmingsplan met plangebied (rood omlijnd)
De initiatiefnemer heeft het voornemen om van de agrarische bedrijfswoning een woning te maken. Daarnaast heeft de initiatiefnemer het voornemen om de inhoud van de woning uit te breiden naar 750 m3, wat maximaal is toegestaan onder het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Epe. Hierbij blijft de historische groenstructuur, gelegen aan de zuidzijde van het erf, behouden. Het voormalige agrarische bouwvlak wordt in de nieuwe situatie verkleind, wat in de toekomstige situatie alleen een compact erf mogelijk maakt. Dit past binnen de kernkwaliteiten va het landschapstype Hooilanden (openheid met incidentele bebouwing).
In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat het plan voldoet aan de voorwaarden welke in de wijzigingsbevoegdheid worden weergegeven. De voorwaarden om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken zijn opgesomd in artikel 45.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe. De voorwaarden luiden als volgt:
Het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.
In Hoofdstuk 4 zijn de verschillende randvoorwaarden beschreven waaraan het plan moet voldoen. Hiermee is aangetoond dat het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.
De wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Er zijn een aantal agrarische bedrijven in de nabijheid van het plangebied. Uit geurberekeningen blijkt dat de geurbelasting ruim onder het maximaal toegestane blijft. Hier wordt ook op ingegaan in paragraaf 4.9. De gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen worden niet onevenredig aangetast.
De wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van cultuurhistorische, landschappelijke
en/of natuurlijke waarden die artikel 43 beoogt te beschermen.
In de buurt van het initiatief bevindt zich een aanduiding welke in artikel 43 geregeld is. In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Rondom het plangebied bevindt zich het landschapstype hooilanden. Dit wordt gekenmerkt door grootschalige openheid, natte omstandigheden en incidentele bebouwing. Ook is er een historische groenstructuur aanwezig. De inrichting van het erf wordt op een zodanige manier aangepast dat de landschappelijke en natuurlijke waarden worden versterkt. Ook wordt de historische groenstructuur niet aangetast.
Het aantal woningen na wijziging niet mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer
bedraagt.
De woning blijft behouden en wordt enkel van bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning. Het aantal woningen blijft na wijziging één.
Wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt de bestemming Wonen in acht genomen.
De bestaande woning blijft staan en de bouw- en gebruiksregels worden uit het huidige bestemmingsplan overgenomen.
Kader
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Het feitelijk gebruik van de grond verandert niet, waardoor niet sprake is van een nieuwe functie. Ook geeft het bodeminformaliesysteem aan dat de locatie onverdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. Om deze redenen is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Kader
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Het feitelijke gebruik van de grond verandert niet of nauwelijks. Om deze reden is geen ecologisch onderzoek nodig.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Er zijn gezoneerde (spoor)wegen nabij de planlocatie aanwezig. Echter maakt het wijzigingsplan geen bouw van geluidsgevoelige objecten mogelijk. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijnstof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' is in het plangebied reeds een woning toegestaan. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Situatie plangebied
Hieronder is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen.
Uitsnede risicokaart, plangebied rood omcirkeld
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. In Bijlage 1 is de watertoets opgenomen.
Beoordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
Dit plan maakt de omzetting van de bestemming Agrarisch naar Wonen mogelijk. De uitbreiding van de woning voorziet in een minimaal aantal extra verkeersbewegingen. De Weteringdijk en de overige omliggende wegen kunnen dit extra aantal verkeersbewegingen op een goede manier verwerken.
Het plan kan voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en sluit aan bij de in 2018 vastgestelde Nota Parkeernomen van gemeente Epe.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit initiatief.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
De gemeente Epe heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (vastgesteld in 2010), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. In het beleidsdocument is te vinden dat het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Er worden geen monumenten aangetast door de realisatie van dit project. Rondom het plangebied zijn landschappelijke waarden aanwezig. Dit is het landschapstype hooilanden, wat gekenmerkt wordt grootschalige openheid, natte omstandigheden en incidentele bebouwing. Daarnaast is er aan de zuidzijde een bomenrij aanwezig die al voor 1900 aanwezig was, en daardoor een historische structuur is. Op de cultuurhistorische kaart is de historische structuur te zien.
Uitsnede cultuurhistorische kaart
De inrichting van het erf zal veranderen waardoor de landschappelijke waarden worden versterkt. Daarnaast wordt de historische structuur niet aangepast.
Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Situatie plangebied
In de nabijheid van het plangebied zijn drie intensieve veehouderijen aanwezig. Voor twee van deze veehouderijen zijn geurberekeningen opgesteld, welke in Bijlage 2 zijn opgenomen. Hier komt uit naar voren dat de aanwezigheid van beide veehouderijen niet leidt tot een overschrijding van de maximale geurbelasting. Voor de derde niet-intensieve veehouderij zijn geen geurfactoren vastgesteld en geldt uitsluitend een richtafstand van 50 meter. De afstand vanaf het perceel bedraagt circa 230 meter, waardoor ook hieraan voldaan wordt. Dit betekent dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast heeft een burgerwoning dezelfde bescherming als een bedrijfswoning. Hierdoor is ook geen effect op omliggende functies.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1). Deze regeling is van toepassing verklaard op het onderhavige plan.
De verbeelding omvat de ter plaatse geldende enkelbestemming 'Wonen' en de enkelbestemming 'Agrarisch'.
Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. De plankosten zijn verhaald op de initiatiefnemer in de vorm van leges. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Daarnaast zijn de onderzoeken door de initiatiefnemer zelf betaald.
Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Conform de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het wijzigingsplan met ingang van 7 mei 2020 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is mede op basis hiervan ongewijzigd vastgesteld.