Plan: | Gatherweg 44, Vaassen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG081Gatherweg44-OBP1 |
Op het perceel Gatherweg 44 te Vaassen is een klein agrarisch bedrijf aanwezig. Voor dit bedrijf zijn verschillende milieuvergunningen afgegeven voor het houden van verschillende dieren. De eigenaar van het perceel is voornemens het agrarische bedrijf te stoppen en de woning voor burgerbewoning beschikbaar te maken. Deze burgerbewoning is niet geregeld in de huidige bestemming van het vigerende bestemmingsplan, hiervoor is een woonbestemming noodzakelijk. In artikel 45.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de agrarische bestemming in een woonbestemming gewijzigd kan worden. Hierdoor wordt burgerbewoning op bovengenoemd perceel mogelijk gemaakt.
Dit wijzigingsplan voorziet in de uitwerking van bovengenoemde regeling.
Het plangebied ligt ongeveer 4,5 kilometer ten oosten van de kern Vaassen en op ongeveer gelijke afstand van de stad Apeldoorn, in het buitengebied van de gemeente Epe. In het plangebied is op het moment een agrarisch bedrijf aanwezig. Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden waarop zich ook agrarische bedrijven bevinden.
Op onderstaande afbeelding is de luchtfoto met daarop het plangebied weergegeven.
Luchtfoto met plangebied (rood omlijnd)
De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied weergegeven. Daarbij is ook het vigerende bestemmingsplan weergegeven. In hoofdstuk 3 is het plan getoetst aan de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid welke in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en de conclusies van de onderzoeken die rondom het voorliggende initiatief zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Epe. Op het perceel bevindt zich een voormalige agrarische bedrijfswoning. Om de woning en de opstallen heen bevinden zich gronden welke op het moment in gebruik zijn als agrarische gronden en als tuin voor de woning.
In de nabijheid van het plangebied is een agrarisch bedrijf aanwezig. Op dit agrarische bedrijf mogen 2.625 vleeskalveren worden gehouden en 2 volwassen paarden.
Op onderstaande afbeelding is het plangebied vanaf de Gatherweg weergegeven.
Gatherweg 44 voorzijde woning (bron: funda.nl)
Perceel gezien vanaf de inrit (bron: funda.nl)
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld op 23 maart 2017.
In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Het perceel is tevens voorzien van een bouwvlak. Nagenoeg het gehele plangebied is voorzien van een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Als laatste is er een bouwaanduiding 'bestaand erf' aanwezig op het bestaande bouwvlak. Ter plaatse van deze aanduiding zijn hobbymatige agrarische bedrijven toegestaan.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede van het bestemmingsplan met plangebied (rood omlijnd)
Tevens geldt ter plaatse van het plangebied het 'Parapluplan Parkeren' van de gemeente Epe. Dit plan legt de parkeernormen van de gemeente Epe vast voor het hele grondgebied. Het plan is opgesteld omdat er niet meer aan de parkeernormen uit de bouwverordening getoetst kan worden. Het hele plangebied valt in dit bestemmingsplan binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeernormen buitengebied'.
De initiatiefnemer is niet voornemens om fysieke wijzigingen aan het perceel door te voeren. Het perceel wordt in de toekomstige situatie enkel voorzien van een woonbestemming waardoor burgerbewoning mogelijk wordt gemaakt. De aanwezige schuren en opstallen zullen in de toekomstige situatie niet meer voor agrarische doeleinden gebruikt worden. Enkel het huidige bouwvlak wordt in de toekomstige situatie voorzien van een woonbestemming. De omliggende gronden blijven de agrarische bestemming behouden.
In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat het plan voldoet aan de voorwaarden welke in de wijzigingsbevoegdheid worden weergegeven. De voorwaarden om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken zijn opgesomd in Artikel 45.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe. De voorwaarden luiden als volgt:
Hieronder wordt per voorwaarde uitgewerkt of het plan voldoet aan de gegeven voorwaarde.
het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is;
Aan deze voorwaarde wordt voldaan. In hoofdstuk 4 wordt verder uitgewerkt dat bij het gebruik als wonen een goed woon- en leefklimaat ter plaatse is.
de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
Rondom het perceel liggen agrarische bedrijven. Het meest nabijgelegen bedrijf is een kalverhouderij met tevens enkele paarden. Ten aanzien van het aspect fijn stof geldt dat de huidige woning aan de Gatherweg 44 in de huidige situatie al getoetst dient te worden aan de normen voor fijnstof (PM10). Overigens wordt op deze woning voldaan aan de wettelijk normen voor fijnstof (PM10). Voor burgerwoningen, ongeacht de status, geldt dezelfde norm. Als gevolg van de wijziging van de bestemming van de bedrijfswoning Gatherweg 44 wijzigt het beschermingsniveau niet. Het bedrijf aan de Gatherweg 42 wordt hierdoor niet belemmerd in eventuele uitbreidingsplannen ten opzichte van de huidige situatie.
Ook vanuit het aspect geur worden de omliggende bedrijven niet belemmerd. Er wordt voldaan aan de vereiste afstand van 50 meter tot de woning Gatherweg 44. Binnen 50 meter van de planlocatie bevinden zich geen emissiepunten van de naastgelegen veehouderij. Het is niet aannemelijk dat deze emissiepunten in de toekomst op kortere afstand gerealiseerd worden.
de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijk waarden die artikel 43 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' beoogt te beschermen;
Ter plaatse van het plangebied vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De bestaande fysieke situatie blijft gehandhaafd. Er vindt dan ook geen afbreuk plaats aan de gegeven cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden in artikel 43.
het aantal woningen na wijziging niet meer mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt;
Op het moment is er één bedrijfswoning aanwezig in het plangebied. In dit wijzigingsplan wordt niet meer dan één woning planologisch mogelijk gemaakt. Er wordt voldaan aan de voorwaarde.
voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt de bestemming Wonen in acht genomen.
In dit wijzigingsplan is geregeld dat de bestemming 'Wonen' van toepassing wordt op het perceel. Er wordt voldaan aan de voorwaarde.
Kader
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
Situatie plangebied
De wijziging van de bestemming in 'Wonen' voorziet niet in de toevoeging van een kwetsbare functie. De woning wordt niet uitgebreid en er worden geen nieuwe kwetsbare functies toegevoegd. De huidige situatie blijft gehandhaafd. De locatie is onverdacht op mogelijke verontreinigingen. Nader onderzoek kan achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Situatie plangebied
Voorliggend wijzigingsplan voorziet enkel in de wijziging van de bestemming op het perceel. Er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd of bebouwing verwijderd. Er is geen potentiële bedreiging voor ecologische waarden door de bestemmingsplan wijziging. Een ecologische inventarisatie kan om deze reden achterwege blijven
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige objecten".
De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Voor veehouderijen geldt specifieke regelgeving voor deze milieubelastende aspecten. Hieronder zijn deze milieubelastende activiteiten genoemd voor het onderdeel geur en fijn stof nader gespecificeerd.
Situatie plangebied
Het gevestigde bedrijf op de locatie stopt. Hierdoor neemt milieubelasting op omliggende gevoelige functies af.
Met het wijzigingsplan wordt er een woonbestemming gecreëerd op het perceel. Deze burgerwoning mag geen hinder ondervinden van omliggende bedrijven. De burgerwoning geniet hetzelfde beschermingsregime als de huidige bedrijfswoning. Dit zal niet veranderen door deze bestemmingswijziging.
Conclusie
Er zijn derhalve geen belemmeringen voor het omzetten van de bestemming.
Kader
Bij het verlenen van omgevingsvergunningen, voor de activiteit milieu voor veehouderijen en in de ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met geuroverlast veroorzaakt door veehouderijen. De op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt hiervoor het beoordelingskader. De Wgv stelt eisen aan de maximale geurbelasting die de veehouderij mag veroorzaken op een gevoelig object zoals een woning. De geuremissie en -belasting worden uitgedrukt in zogenaamde Odour Units (OU’s). De in de wet opgenomen maximale geurbelastingsnormen zijn maximaal 14 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en maximaal 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom (dit bij 98% percentiel, oftewel 98% van de tijd). Voor bepaalde veehouderijbedrijven (geen intensieve veehouderij, zoals melkrundveebedrijven) geldt een vaste afstand. Deze afstand tot geurgevoelige objecten is binnen de bebouwde kom 100 m en buiten de bebouwde kom 50 m. Onverminderd de bovengenoemde geurbelastingsnormen en vaste afstanden bedraagt de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object ten minsten 50 m binnen de bebouwde kom en 25 m buiten de bebouwde kom.
Situatie plangebied
Ter plaatse van Gatherweg 36 en 42 zijn geur emitterende agrarische bedrijven aanwezig. Voor voormalige bedrijfswoningen die na 19 maart 2000 zijn beëindigd, geldt voor omliggende bedrijven een vaste vereiste afstand van 50 meter (buiten de bebouwde kom). Er hoeft dan niet aan de geurnorm van 14 OU's te worden voldaan. Binnen 50 meter van de planlocatie bevinden zich geen emissiepunten van de naastgelegen veehouderij. Het is niet aannemelijk dat deze emissiepunten in de toekomst op kortere afstand gerealiseerd worden.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Het wijzigingsplan maakt geen bouw van geluidgevoelige objecten, zoals woningen mogelijk. De bestemmingswijziging voorziet niet in de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijnstof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Op basis van de Wet luchtkwaliteit is de bestaande bedrijfswoning reeds als een gevoelig object aangemerkt. De wijziging in een woonbestemming maakt geen nieuwe gevoelige objecten mogelijk in het kader van de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek is om deze reden niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Situatie plangebied
Hieronder is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen.
Uitsnede risicokaart. Plangebied rood omlijnd.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21).
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is op 24 mei 2019 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Het wateraspect vormt geen belemmering voor het initiatief. Het toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 1.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
Dit plan maakt geen nieuwe uitbreidingen mogelijk welke een extra verkeersaantrekkende werking hebben. Extra parkeergelegenheid is niet noodzakelijk. Ook onderzoek naar een toename in verkeersdruk is niet nodig.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit initiatief.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
In het vigerend bestemmingsplan is een archeologische dubbelbestemming aanwezig ter plaatse van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in nieuwe bebouwing of in de roering van gronden. Archeologisch onderzoek is om deze reden niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Er worden geen monumenten aangetast door de realisatie van dit project. Nader onderzoek of waarborging van cultuurhistorische waarden is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het initiatief.
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1), en bij het Parapluplan Parkeren, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 november 2018 (identificatienummer NL.IMRO.0232.ALGparkeren-VBP1). Beide regelingen zijn van toepassing verklaard op het onderhavige plan.
De verbeelding omvat de ter plaatse geldende enkelbestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.
Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. De plankosten zijn verhaald op de initiatiefnemer in de vorm van een planschadeovereenkomst. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Daarnaast zijn de onderzoeken door de initiatiefnemer zelf betaald.
Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerp van het wijzigingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen wijzigingsplan.