direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boscompensatie N794
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten behoeve van het verhogen van de verkeersveiligheid worden er langs de N794 vrijliggende fietspaden aangelegd. Hierbij zullen bomen gekapt moeten worden die gedeeltelijk zijn gelegen in de EHS. Op grond van de natuurwetgeving en de Boswet moeten de bomen en het areaalverlies in de EHS gecompenseerd worden. Dit wijzigingsplan voorziet in het kunnen realiseren van bos ten behoeve van deze compensatie.

1.2 Ligging plangebied

De compensatie is gevonden in percelen nabij Vemde en sluiten aan op de daar aanwezige EHS verbindingszone Wisselse poort. De betreffende percelen zijn gelegen ten noorden van de woning Dijkhuizerweg 31, direct langs de rijksweg A50.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0002.png" 

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0003.png"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Epe dat op 23 juni 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn gewijzigd bij de vierde partiële herziening die op 4 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarde' (ALN). Natuurontwikkeling in de vorm van bebossing is hier niet toegestaan. Wel is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van natuurontwikkeling. Als voorwaarde voor deze wijziging geldt een evenredige belangenafweging, waarbij betrokken worden:

  • de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
  • de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
  • de uitvoerbaarheid - waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid - en de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • de mogelijke (significant) negatieve gevolgen van de voorgenomen vrijstelling voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt;

en met dien verstande dat indien de gronden op de toetsingskaart bufferzone natte land-natuur zijn aangeduid met bufferzone natte land-natuur de waterbeheerder omtrent de toelaatbaarheid van de wijziging wordt gehoord.

Toetsing aan de wijzigingsregels

  • De waarde en de betrokken functies, in dit geval agrarische gronden worden niet geschaad.
  • Met de bosaanleg worden geen belangen van gebruikers en/of eigenaren van omliggende percelen aangetast. Er wordt een zone van 10 m aangehouden tussen de bosbestemming en de agrarische gronden ten noorden het wijzigingsplan om schaduwwerking van het bos op de graslanden tegen te gaan. Ook heeft de provincie in een vroeg stadium overleg gevoerd met de eigenaren van de aangrenzende percelen (Dijkhuizerweg 31 en 50) over eventuele schaduw en belemmering van uitzicht.
  • De uitvoerbaarheid levert geen problemen op. In Hoofdstuk 4 Onderzoek wordt hier nader op ingegaan.
  • Er zullen geen (significant) negatieve gevolgen voor beschermde gebieden ontstaan. Met het omvormen van de agrarische gronden in bospercelen zijn de gevolgen eerder positief dan negatief.

Er wordt voldaan aan de wijzigingsregels. Het is daardoor mogelijk om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid. Doordat een deel van het plangebied binnen de bufferzone natte landnatuur ligt, is contact gelegd met de waterbeheerder. De bufferzone is in de onderstaande afbeelding weergegeven. Meer over het aspect water is terug te vinden in paragraaf 4.3 Water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0004.png"

Afbeelding 2: ligging van de bufferzone natte landnatuur

Voor een deel van het plangebied geldt tevens de aanduiding straalpad. Binnen deze aanduiding zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan met een grotere hoogte dan 39 m. In dit wijzigingsplan worden alleen bouwwerken toegestaan tot 3 m. Deze aanduiding is dan ook niet relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0005.png"

Afbeelding 3: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied' met daarin het plangebied

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit twee delen (kadastraal perceelnummer: 73, 1250 en 2184). De gronden zijn nu in gebruik als agrarische gronden. De gronden sluiten aan op de EHS 2009. Mede ten behoeve van de aanleg van de EHS-verbindingszone Wisselse poort heeft DBL/provincie destijds deze gronden aangekocht. Het betreft drie percelen met in totaal een oppervlakte van 1,6 ha.

Inmiddels in in juli 2014 de provinciale Omgevingsvisie vastgesteld. Daarin worden nieuwe termen gehanteerd. EHS-natuur is Gelders Natuur Netwerk (GNN) geworden en EHS-verweven heet in de Omgevingsvisie nu Groene Ontwikkelingzone (GO). Ter plaatse van het plangebied is de begrenzing van deze gebieden nog dezelfde.

In de onderstaande afbeelding is de GNN en de GO weergegeven ter plekke van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0006.png"

Afbeelding 4: Plangebieden afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0007.png" en ligging van de GNN en GO (=EHS)

2.2 Boscompensatie opgave

Voor het realiseren van de nieuwe fietspaden langs de N974 zullen in totaal ca. 500 - 600 bomen gekapt worden. Een deel hiervan zal direct langs de Heerderweg (N974) worden herplant. Van de te kappen bomen staan er ongeveer 250 op EHS-gebied (EHS 2009) en ongeveer 160 bomen vallen binnen de Boswet. De vermindering van de EHS zal gecompenseerd dienen te worden. De totale oppervlakte van de gronden die permanent onttrokken worden aan de EHS, komt op 0,65 ha. (zie afbeelding: EHS 2009 en plangebied N794 Heerderweg ).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0008.png"

Afbeelding 5: EHS 2009 en plangebied N794 Heerderweg

Kenmerken compensatieopgave

Compensatieopgave EHS

Bij de doorkruising van de EHS van het voorgenomen plan N794 Heerderweg horen de volgende beheertypen (aangeduid in het Natuurbeheerplan Gelderland 2013):

- N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (600 m2):

- N16.01 Droog bos met productie (5.946 m2).

N15.02 Dennen- eiken- en beukenbos:

Dit beheertype omvat ter plekke hoofdzakelijk een beukenopstand op particulierterrein.

N16.01 Droog bos met productie

Dit beheertype bestaat uit diverse boomsoorten van de droge gronden. De soortensamenstelling en de bosstructuur is per perceel sterk wisselend. De bossen zijn tussen de 25 en 100 jaar oud. Deze bossen kunnen een bijdrage leveren aan het leefgebied van de aangetroffen dieren.

Bij de compensatie van de bostypen moet men rekening houden met een oppervlaktetoeslag van 30%.

Er ligt een EHS-compensatieopgaaf van in totaal 0,85 ha (0,65 + 30%) te weten:

N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (600 m2 + 30% = 780 m2)

N16.01 Droog bos met productie (5.946 m2 + 30% = 7.730 m2)

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0009.png"

Afbeelding 6: Natuurtypen N794

Compensatieopgave Boswet

Volgens de Boswet moet er 20%, 30% of 40% gecompenseerd worden, afhankelijk van de vervangbaarheidscategorie waarbinnen de te kappen bomen vallen. De bomen langs de N794 die gekapt moeten worden, vallen allemaal binnen Categorie 2 (matig vervangbaar, ontwikkelingstijd 25 - 100 jaar). Er zal hier 30% extra compensatie moeten plaatsvinden. Voor de 160 te kappen bomen binnen de Boswet, zullen er dus 208 (= 160 + 30%) bomen herplant moeten worden. Voor de te verliezen oppervlakte van 3.815 m2 zal 4.960 m2 (Boswetcompensatie = 3815 + 30%) gecompenseerd moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0010.png"

Afbeelding 7: Ontwerp N794 vallend onder de Boswet

Totale compensatieopgave

Voor de EHS is er een compensatie opgave van 0,85 ha (8.510 m²) en voor de Boswet 0,5 ha (4.960 m²). De totale compensatieopgave voor de N794 (EHS en Boswet) is derhalve 0,85 EHS + 0,5 Boswet = 1,35 ha boscompensatie.

In de praktijk wordt evenwel 1,6 ha bos gerealiseerd in verband met compensatieopgaves elders in de provincie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0011.png"

Afbeelding 8: Samenvatting te compenseren gronden N794 (EHS en boswet)

De bomen die gekapt moeten worden ten behoeve van het plan N794 (Heerderweg) liggen veelal op particulier terrein. Enkele particulieren hebben aangegeven waarde te hechten aan bomen op hun terrein en willen graag herplant van bomen op hun terrein. De provincie zal hier bij de nadere uitwerking van het plan op ingaan en zal hierover concrete afspraken met deze bewoners maken. Dit betreft echter een deel van de te compenseren bomen. Het grootste deel aan boswetcompensatie zal echter elders moeten plaatsvinden.

De richtlijn compensatie natuur en bos van de provincie geeft aan dat aansluitend aan een natuur- of boskern gecompenseerd dient te worden, binnen dezelfde of aangrenzende gemeente(n). De bomen moeten geplant worden in een gebied waar de bestemming planten van bomen toestaat of met een wijziging mogelijk wordt.

2.3 Nieuwe situatie

Ter versterking van de EHS wordt in het plangebied bos aangelegd in de vorm van elzenbroekbos. Aansluitend worden hooilanden gerealiseerd en een elzen houtsingels als verbinding tussen de twee nieuwe bosdelen.

Op onderstaande inrichtingstekening is dit nader aangegeven. In de Bijlage 2 is een pdf van deze inrichtingstekening opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0013.png"

Afbeelding 9: Inrichtingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

In het Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (vastgesteld maart 2012) geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. In deze visie kiest het Rijk voor een selectievere inzet van het rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden (zoals provincies en gemeenten) beleidsvrijheid. Zijn kunnen hier dus zelf een beleidsinvulling aan geven.

De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken.

Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid.

Conclusie

De SVIR bevat geen specifiek beleid dat van toepassing is op het voorliggende plan.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie en omgevingsverordening (2014)

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.

Zoals al in paragraaf 2.1 aangegeven, is het plangebied aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO) en grenst het gebied aan Gelders Natuur Netwerk (GNN).

De provincie en haar partners willen aanvullende verbindingen realiseren binnen de GO zodat planten en dieren zich tussen de verschillende natuurterreinen kunnen verplaatsen. Dit is van belang voor de gezondheid van populaties en om verschuivingen als gevolg van klimaatverandering op te kunnen vangen. De GO's zijn multifunctionele zones, die met verschillende middelen gerealiseerd worden. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in deze zones welkom, mits ze een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelen. De inrichtingsmodellen die onderdeel zijn van de kernkwaliteiten zijn daarvoor richtinggevend.

Daarnaast maakt het plangebied volgens de Omgevingsvisie deel uit van het nationaal landschap Veluwe en valt een gedeelte van het plangebied binnen een beschermingszone voor de naastgelegen natte landnatuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0016.png"

Afbeelding 10: Uitsnede provinciale omgevingsvisie.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen de Groene ontwikkelingszone (voorheen EHS verweven) en het nationaal landschap. Het is bovendien gedeeltelijk aangewezen als 'beschermingsgebied natte natuur' (voorheen bufferzone natte-landnatuur) en 'water als verbinder'.

Het voorliggende plan betreft een bosompensatieplan. De oppervlaktes die onttrokken worden aan EHS worden gecompenseerd ter plekke van het gebied dat is aangewezen als ecologische verbindingszone (daarin is ook de ontwikkeling van bos mogelijk). De exacte oppervlaktes van onttrekking en compensatie zijn weergegeven in hoofdstuk 2 Planbeschrijving. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden vanuit het provinciale beleid en regelgeving.


Natuurbeheerplan

Het Natuurbeheerplan heeft in 2009 het bestaande Gebiedsplan Natuur en Landschap van de provincie Gelderland vervangen. De provincie stelt elk jaar opnieuw het Natuurbeheerplan voor het volgende jaar vast. In dit plan staat aangegeven naar welke natuurdoeltype wordt gestreefd.

In het natuurbeheerplan 2014 is het plangebied zelf niet opgenomen. De noordranden waar het plangebied aan grenst wel. Hiervoor geldt het natuurdoeltype 'Droge bossen', Dennen-, eiken- en beukenbos', 'Vochtige bossen' en 'bos met productiefunctie'.

Conclusie

Het Natuurbeheerplan geeft aan de gebieden die grenzen aan het plangebied het natuurdoeltype 'droge bossen', Dennen-, eiken- en beukenbos', 'Vochtige bossen' en 'bos met productiefunctie'. De ontwikkeling in het plangebied past daarbij.

Cultuurhistorische Kansenkaarten Wisselse Poort, provincie Gelderland, 2011

Rondom het plangebied wordt ingezet op 'ontwikkeling van natuur, landgoederen en recreatie'. De voorliggende ontwikkeling is daarmee passend binnen dit beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Veluweflank (vastgesteld maart 2010)

Het gebied kent grote kwaliteiten op het gebied van natuur, cultuurhistorie en landschap. De gemeente streeft voor de Veluweflank naar een duidelijker profiel als natuurrijk vrijetijdslandschap met een divers aanbod aan voorzieningen. De realisatie van de ecologische hoofdstructuur is en blijft voorlopig de krachtigste motor achter ruimtelijke verandering in het gebied. Het "groene" programma (EHS, gebiedsplan) is groot (vele honderden hectare) en moet in 2018 gereed zijn. Daarnaast is met het Landschapsontwikkelingsplan en Cultuurhistorisch beleidskader een ambitie geformuleerd voor versterking, herstel en ontwikkeling van landschap en cultuurhistorische structuren. De gemeente zet de uitvoering van het gebiedsplan Wisselse Poort voort. Het plangebied maakt daar onderdeel van uit.


In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in "ontwikkelingsgebieden" en "conserveringsgebieden". Het plangebied ligt op de grens van een gebied waar de concentratiepunten en de ruimtelijke dragers van het recreatieve netwerk versterkt moeten worden. Er is ontwikkelruimte voor o.a. EHS door particuliere realisatie.


Nota Cultuurhistorisch beleid 2010-2015

De nota "Epe, historisch centrum van de Veluwe, Cultuurhistorisch beleid 2010-2015" (vastgesteld februari 2010) beschrijft hoe Epe cultuurhistorie de komende jaren wil inzetten bij diverse ontwikkelingen en de kansen die het biedt wil aangrijpen. Voorafgaand aan het beleidskader zijn de cultuurhistorische waarden door middel van een uitgebreide inventarisatie onderzocht en inzichtelijk gemaakt. Onder het begrip 'cultuurhistorie' vallen archeologie, bouwhistorie en historische geografie. In paragraaf 4.1.1 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het plangebied.


In de Nota Invulling Archeologie Beleid is vastgelegd op welke wijze de gemeente invulling geeft aan een verantwoorde omgang met het bodemarchief. In de nota worden de archeologische ondergrenzen in relatie tot de onderzoeksverplichting en de planregels voor het bestemmingsplan beschreven. Er is een archeologische verwachtingswaardenkaart opgesteld voor de gemeente. Hier wordt in paragraaf 4.1.2 verder op ingegaan.


Daarnaast is bepaald dat een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) en/of cultuurhistorische toets verplicht is bij alle vergunningplichtige ruimtelijke ontwikkelingen. De CHER dient een inventarisatie te bevatten van alle aanwezige waarden, elementen en monumenten. Daarnaast dient te worden bezien hoe deze waarden, elementen en monumenten positief gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling. De cultuurhistorische toets is benodigd voor kleinere ruimtelijke ingrepen, waarbij op basis van de cultuurhistorische inventarisatiekaart de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht dienen te worden. Voor de CHER en de cultuurhistorische toets geldt dat eventuele negatieve invloed van het voornemen voorkomen dan wel verantwoord dient te worden.

Conclusie

De ontwikkeling sluit aan bij het beleid van de gemeente. De gemeente streeft voor de Veluweflank naar een duidelijker profiel als natuurrijk vrijetijdslandschap. Natuurontwikkeling past daarbij en is in voorliggende ontwikkeling ook vanaf de snelweg A50 zichtbaar/beleefbaar.

Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel (LOP)

Dit landschapsontwikkelingsplan is opgesteld in opdracht van de gemeenten Epe, Heerde en Voorst. Met dit plan willen zij in de autonome ontwikkeling van het landschap sturen op behoud en ontwikkeling van de landschappelijke samenhang en van de karakteristieke kenmerken van het landschap. De gemeenteraad van Epe heeft het LOP in januari 2010 vastgesteld.

In het LOP valt het plangebied op de landschapsvormkaart in de hooilanden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0017.png"
Afbeelding 11: Uitsnede landschapsvormkaart LOP

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0018.png"
Afbeelding 12: Detailuitsnede landschapsvormkaart LOP

Het gebied ligt ingeklemd tussen de snelweg, een gebied dat onderdeel is van een beekdal en een gebied dat deel uit maakt van de dekzandruggen. De volgende beleidsambities zijn uitgesproken voor de hooilanden:


Landschapsbeleid Hooilanden

Binnen deze landschapseenheid moet de openheid zoveel mogelijk worden behouden, door behoud van (natuurlijk beheerde) graslanden.

Deze lage, overwegend open gebieden zijn op verschillende schaalniveaus belangrijk om contrasten tussen de verschillende landschapseenheden zichtbaar te houden, en zijn met het overwegende gebruik als grasland zeer herkenbaar. De openheid in deze gebieden moet worden behouden, ook al ligt er op deze gebieden vaak een natuurdoelstelling. Bij erven, waaronder ook bij functieverandering en VAB, is zo min mogelijk erfbeplanting gewenst. De voorliggende ontwikkeling is welliswaar strijdig met de doelstelling van Hooilanden, maar de ontwikkeling past binnen de gradiëntversterking oude bouwlanden-beekdal. De voorliggende ontwikkeling beoogt verder het herstel van oude en reeds aanwezige randbeplanting van beekdalen en oude bouwlanden van Dijkhuizer en Vemder Enk. Daarnaast is aansluiting gezocht bij bestaande landschappelijke elementen als de houtsingels aan de rand van de agrarische percelen en is het midden van het agrarische perceel nog open gehouden, waardoor de kleinschaligheid enigszins behouden blijft. Hiermee is het plan passend binnen het landschapbeleid Hooilanden.

Conclusie

Er wordt niet aangesloten bij de karakteristiek van hooilanden uit het LOP, omdat sprake zal zijn van bebossing van de percelen. Het plangebied ligt echter ingeklemd tussen de snelweg, een gebied dat onderdeel is van een beekdal en een gebied dat deel uit maakt van de dekzandruggen. Het gebied is verder kleinschalig mede doordat tussen de percelen een open ruimte behouden blijft. De ontwikkeling is daardoor aanvaardbaar vanuit het LOP.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen dient onderzocht te worden of het plan voldoet aan de wet- en regelgeving. Hiervoor moet getoetst worden of nader onderzoek noodzakelijk is voor een aantal in de wet- en regelgeving genoemde onderwerpen. Indien dit het geval is dienen de uitkomsten van het onderzoek in dit wijzigingsplan te worden opgenomen. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan voor de volgende onderwerpen:

  • cultuurhistorie en archeologie
  • bodem
  • water
  • flora en fauna
  • geluid
  • luchtkwaliteit
  • externe veiligheid

4.1 Cultuurhistorie en archeologie

Op grond van artikel 3.6.1 lid 2 Bro dient een ruimtelijk plan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

4.1.1 Cultuurhistorische waarden

De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio.
Volgens de CHW-kaart van de provincie Gelderland ligt het plangebied binnen het Oenensche Broek. Het plangebied maakt deel uit van een gebied met overspoelde, regelmatig ingedeelde broeken in het natte zandgebied. Verder zijn voor het plangebied geen cultuurhistorische gegevens beschikbaar.

De gemeente Epe heeft de cultuurhistorische beleidskaart opgesteld, zie onderstaande afbeelding. De gemeentelijke beleidskaart bevat geen specifieke informatie voor het gebied van het voorliggende wijzigingsplan.

Het aspect cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0019.png"

Afbeelding 13: Cultuurhistorische parels van Epe

4.1.2 Archeologie

Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de verplichting om archeologische belangen tijdig te betrekken in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

De gemeente Epe heeft een archeologische verwachtingenkaart opgesteld. Op deze kaart valt het plangebied deels binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en deels binnen de zone met een hoge verwachtingswaarde. Voor het gebied met een hoge verwachtingswaarde is een Archeologisch onderzoek verricht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0232.BG047BoscompN794-VWP1_0021.png"

Afbeelding 14: Uitsnede archeologische verwachtingenkaart gemeente Epe

Uit het uitgevoerde Archeologisch onderzoek (zie Bijlage 1) dat als bureauonderzoek en verkennend booronderzoek is uitgevoerd, is naar voren gekomen dat het plangebied een lage archeologische waarde heeft. Hiermee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het voorliggende plan. In dit wijzigingsplan is daarom ook geen dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarde opgenomen.

Conclusie

Het plangebied valt niet in een gebied dat als cultuurhistorisch waardevol wordt gezien. Met de beoogde ontwikkeling worden eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden niet aangetast. Uit het archeologisch onderzoek komt naar voren dat het plangebied geen archeologisch waardevolle waarden bevat. Hiermee vormen beide aspecten geen belemmering voor het plan.

4.2 Bodem

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Het gaat dan vooral om gevoelige bestemmingen (zoals woningen) niet te vestigen op verontreinigde grond.

Gezien de voorgestelde planontwikkeling is er geen sprake van gevoelige bestemmingen. Wel is het van belang dat de voorgestelde natuurontwikkeling op de gronden mogelijk is. Het betreft een agrarisch gebied dat wordt ingericht vanwege de verplichting tot natuurcompensatie. Gezien het huidige gebruik is de verwachting dat de voorgenomen ontwikkeling niet tot problemen leidt. Wel zal met de type beplanting rekening gehouden moeten worden met de ondergrond.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.

4.3 Water

Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder het wijzigingsplan. In onderhavige waterparagraaf worden de waterhuishoudkundige situatie en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding beschreven.

Het waterschap Vallei en Veluwe is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer in het plangebied. Een concept van deze waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap heeft middels mail (30-7-2014) aangegeven geen aanleiding te zien voor het maken van opmerkingen op het voorliggende plan.

Het plangebied ligt in het landelijke gebied is in totaal ongeveer 1,6 ha. groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen een zoekgebied voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Verder zijn er ook geen, riooltransportleidingen, waterkeringen, drinkwaterbeschermingsgebieden of grondwaterfluctuatiezone aanwezig binnen het plangebied.

Het plan is gericht op een versterking van natuur- en landschapskwaliteiten en heeft
geen nadelige gevolgen voor het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer.

Conclusie

De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe. In de reactie heeft het waterschap aangegeven dat het voorliggende wijzigingsplan niet tegenstrijdig is met de waterbelangen (mail Theo van der Veen d.d. 30 juli 2014). Hiermee vormt het aspect water geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.4 Flora en fauna

De Flora en Faunawet schrijft voor dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen beschreven moet worden wat de gevolgen zijn voor flora en fauna. De wet bepaalt dat bij een ruimtelijke ingreep geen schade mag worden toegebracht aan beschermde planten- en diersoorten. Duidelijk moet worden gemaakt dat er geen beschermde diersoorten worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. In bepaalde gevallen kan ontheffing van de wet worden verleend, met name wanneer het aantasten van een aantal individuen geen gevolgen heeft voor “de gunstige staat van instandhouding van de soort”.

Op grond van natuurbeschermingswetgeving (EHS en boswet) moeten bomen gecompenseerd worden. Voor het project N794 komt deze opgave neer op 1,35 ha bos (0,85 ha EHS en 0,5 ha boswet).


Voor de compensatie is gekeken waar deze gerealiseerd kan worden. Daarbij zijn de volgende wettelijke en praktische overwegingen gehanteerd:

- in de buurt gelegen;

- buiten de huidige EHS;

- bestemming is te wijzigen in bos en gelegen in de groene ontwikkelzone;

- de compensatie is realistisch en uitvoerbaar;

Voor de uitwerking heeft overleg plaatsgevonden met DLG en betrokken bevoegde gezagen (provincie en gemeente). In het recente verleden zijn door DLG gronden aangekocht voor realisatie van de EHS-verbinding Wisselse poort. Echter door bezuinigingen heeft de aanleg van de Wisselse Poort geen doorgang gevonden, hierdoor zijn nog enkele percelen in eigendom bij DLG/provincie. Door het alsnog aanplanten van ruim 1,35 bos, in het kader van de compensatieverplichting plan N794 Heerderweg, kan feitelijk een deel van de Wisselse poort alsnog worden gerealiseerd. Hiermee worden de natuurwaarden binnen het gebied versterkt. Gezien het huidige gebruik van de gronden is het niet aannemelijk dat met de realisatie van het bos er natuurwaarden aangetast worden.

Conclusie

Door de boscompensatie op de beoogde percelen wordt een meerwaarde voor de natuur gecreëerd. Een deel van de Wisselse poort wordt namelijk alsnog gerealiseerd. Het voorliggende wijzigingsplan vormt dan ook een positieve impuls voor het aspect natuur.

4.5 Geluid

Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen schrijft de Wet geluidhinder voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met het aspect geluid als gevolg van weg-, spoorweg- of industrielawaai. De ontwikkeling voorziet niet in het realiseren van geluidgevoelige objecten. De voorgenomen ontwikkeling zal zelf ook niet leiden tot een toename van de geluidsproductie op de omgeving. Er is daarom geen aanleiding voor nader onderzoek.

Conclusie

Het aspect geluid heeft geen invloed op de beoogde ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in de Wet milieubeheer en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (Wlk) genoemd. Deze wet is van kracht sinds november 2007. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), het wegverkeer, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wegverkeer.

De voorziene planontwikkeling leidt niet tot een overschrijding van grenswaarde of een tot een toename van de concentratie stof. Er is geen aanleiding voor nader onderzoek.

Conclusie

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt niet de grenswaarden voor fijnstof overschreven. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid is erop gericht te voorkomen dat er activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden op locaties die te dicht bij gevoelige bestemmingen liggen. Uit het oogpunt van externe veiligheid dient een veiligheidsafstand in acht te worden genomen tussen de risicovolle activiteit en omliggende functies.

De planontwikkeling betreft geen ontwikkeling die externe veiligheidsrisico's met zich meebrengt.

In de directe omgeving van het plangebied lopen geen buisleidingen. Er bevinden zich geen bedrijven in de buurt. Nader onderzoek naar externe veiligheidsrisico's wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Planregeling

Voor de juridische planregeling is aangesloten bij het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Daarbij is in dit geval gekozen voor de bestemming Natuur (hoofdstuk 2 van de regels). Zowel natuurontwikkeling als bosaanleg is binnen deze bestemming mogelijk. Conform het voorontwerpbestemmingsplan buitengebied is ook een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor werkzaamheden die potentieel strijdig kunnen zijn met de gelegde natuurbestemming.

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 4 is een anti-dubbeltelbepaling opgenomen.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

De wijzigingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) Hierin is bepaald dat afdeling 3:4 uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Bovendien is hierin bepaald dat het ontwerp voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen dan schriftelijk dan wel mondeling hun zienswijzen kenbaar maken.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De percelen waar de boscompensatie plaatsvindt liggen nabij de Dijkhuizerweg 31 en 50. De provincie heeft in een vroeg stadium overleg gevoerd met de eigenaren / bewoners van deze percelen. Dit is gedaan om rekening te houden met de eventuele schaduw en uitzicht van de bewoners.

Het ontwerpwijzigingsplan zal, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.11 Wro, gedurende zes weken voor eenieder ter inzage worden gelegd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 3 Zienswijzennota.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op initiatief van de provincie. De uitvoeringskosten zijn voor rekening van de provincie. De provincie en de gemeente zijn een overeenkomst aangegaan, waarin de voornoemde economische uitvoerbaarheid is vastgelegd.