Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan
wijziging bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012 van de gemeente Elburg;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0230.WPPARKHAVENBB-VST1 met bijbehorende regels en bijlagen;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare – al dan niet begroeide – deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
landschappelijke inpassing
de inpassing van een nieuwe ontwikkeling gebruik makend van beplantingselementen, zodanig dat de kenmerken van het omringende landschap worden gerespecteerd en versterkt, waarbij zo mogelijk het Landschapsontwikkelingsplan Elburg 2011 als uitgangspunt wordt genomen;
landschapsplan
een plan waaruit de landschappelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling blijkt, zodanig dat de kenmerken van het omringende landschap worden gerespecteerd en versterkt, waarbij zo mogelijk het Landschapsontwikkelingsplan Elburg 2011 als uitgangspunt wordt genomen;
natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de perceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3
Bij de berekening van de inhoud van een bouwwerk worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend, tenzij het bouwwerk een recreatiewoning betreft.
2.4
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
- 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf': een agrarisch hulpbedrijf;
- specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid': een bedrijf als bedoeld in bijlage 2 kolom type bedrijf;
- nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
- maximaal één bedrijfswoning per bedrijf, dan wel het grotere bestaande aantal met dien verstande dat:
- geen bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
- inwoning is toegestaan in één van de aanwezige bedrijfswoningen;
- aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en niet meer dan 50% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning en bijbehorende gebouwen, met een maximum van 150 m2;
- een A-watergang ter plaatse van de aanduiding 'water'; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
5.1.2
Opslag is toegestaan tot een maximale hoogte van 4 m.
5.1.3
Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de adressen zoals opgenomen in onderstaande tabel:
Adres | Nummer | Bedrijf | Max. oppervlakte detailhandel |
NIEUWSTADSWEG | 17 | tuincentrum | 500 m2 |
PARALLELWEG | 7 | tuincentrum | 2.360 m2 |
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerk' tevens is toegestaan de verkoop en opslag van vuurwerk met een oppervlakte van maximaal 45 m2.
5.1.4
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.1.1 onder a sub 1 ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van bedrijf - opslag en agrarisch' de volgende regels:
- maximaal 2.025 m2 van de bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van een loonbedrijf;
- maximaal 870 m2 van de bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van opslag;
- maximaal 1.121 m2 van de bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van een intensieve veehouderij.
5.2 Bouwregels
5.2.1
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
- voor zover een of meerdere bouwvlakken zijn opgenomen, mogen gebouwen uitsluitend binnen die bouwvlakken worden gebouwd;
- goothoogte maximaal 6 m;
- bouwhoogte van:
- bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
- bedrijfswoningen maximaal 10 m;
- oppervlakte bedrijfsgebouwen maximaal de in bijlage 2 kolom toegestane m2 bij recht per bedrijf aangegeven oppervlakte, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3;
- afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 m, dan wel de bestaande kleinere afstand.
5.2.2
Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
- gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;
- gebouwd op een afstand van minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning;
- goothoogte is maximaal 3 m;
- bouwhoogte is maximaal 6 m.
5.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
- erf- en terreinafscheidingen 2 m;
- overkappingen 2,7 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4,5 m.
5.2.4
De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van overkappingen bedraagt maximaal 20 m2.
5.3 Afwijken van de bouwregels
afstand tot perceelgrens
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder f voor het bouwen van gebouwen tot in de perceelgrens, mits:
- de afstand tot een aangrenzend perceel of de openbare weg tenminste 3 meter bedraagt;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van bedrijfsgebouwen tot maximaal de in bijlage 2 kolom toegestane m2 na afwijking per bedrijf aangegeven oppervlakte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het perceel dient voorzien te zijn van een streekeigen landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing moet zijn gerealiseerd binnen 3 jaren na verlening van de omgevingsvergunning;
- in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo) met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- een gebruik van de onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een hoogte van meer dan 4 m.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 ander bedrijf
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
- het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.5.2 bed en breakfast
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1, voor het toestaan van bed en breakfast voorzieningen in een woning, met dien verstande dat:
- het gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening niet meer bedraagt dan 40% van het gebruiksvloeroppervlak van de woning met een oppervlak van maximaal 100 m2;
- onder de gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening wordt gerekend een bad-, douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de (hoofd)bewoner(s) van de woning en maximaal 4 slaapkamers en een gemeenschappelijke ruimte, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 bedraagt, en welke gemeenschappelijke ruimte niet meetelt als gebruiksvloeroppervlak voor een bed en breakfast voorziening;
- de bed en breakfast voorziening uitsluitend wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoners van de woning;
- een separate kookvoorziening niet is toegestaan;
- op eigen terrein per slaapkamer minimaal één parkeerplaats beschikbaar is;
- door de bed en breakfast voorziening geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaat.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 andere bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3.1 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de verkeersaantrekkende werking;
- het perceel dient voorzien te zijn van een streekeigen landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing moet zijn gerealiseerd binnen 3 jaren na vaststelling van het wijzigingsplan;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.6.2 omschakeling van bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bestemming Bedrijf in de bestemming Wonen en Agrarisch, zonder bouwvlak of Agrarisch met waarden, zonder bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel meerdere woningen binnen één woongebouw met een minimale inhoud per wooneenheid van 750 m3;
- per woning zijn bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 100 m2, met dien verstande dat bijgebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 200 m2 mits:
- de grotere oppervlakte noodzakelijk is in verband met het hobbymatig telen van gewassen en/of het houden van dieren;
- de aanvrager de beschikking heeft over gronden met een oppervlakte van minimaal 5.000 m2 aansluitend aan de bestemming Wonen;
- sanering plaatsvindt van 50% van de bedrijfsbebouwing met een minimum oppervlak van 500 m2 dan wel 350 m2 ter plaatse van de bestemming Waarde - EHS, met uitzondering van monumentale of karakteristieke bebouwing;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Groen - Landschappelijke beplanting
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - Landschappelijke beplanting aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de ontwikkeling en de instandhouding van landschappelijke beplanting;
- het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
- water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- bestaande in- en uitritten;
- met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bestaande nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Bebouwing is niet toegestaan.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen, rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
9.3.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
9.3.3
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op ontsluiting alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- het behoud van de landschappelijke waarde van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen';
- een verblijfsplaats voor campers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaats', met dien verstande dat:
- per aanduiding maximaal 10 campers zijn toegestaan;
- de verblijfsduur van een camper bedraagt maximaal 3 dagen;
- parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- een mobiele kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - mobiele kiosk';
- nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
20.2 Bouwregels
20.2.1
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- nutsvoorzieningen, die voldoen aan de volgende kenmerken:
- bouwhoogte maximaal 3 m;
- inhoud maximaal 36 m3 ;
- de mobiele kiosk, die voldoet aan de volgende kenmerken:
- bouwhoogte maximaal 3 m;
- oppervlakte maximaal 30 m2.
20.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, maximaal 10 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een doelmatig wegbeheer met een maximale bouwhoogte van 15 m.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Verharden onverharde wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verharden van wegen, mits:
- de verharding geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van de weg;
- de noodzaak van het verharden van de weg is aangetoond;
- is aangetoond dat is voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 30 Waarde - Acheologie middelhoge verwachtingswaarde
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het onder sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
30.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.2.3 uitzondering bouwregels
Het bepaalde in 30.2.1 sub a geldt niet indien:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen; of
- bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
- de afmetingen van bouwwerken;
- de situering van bouwwerken;
- de inrichting en het gebruik van gronden;
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Algemeen
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamhedendieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur door middel van sleuven breder dan 0,80 meter.
30.4.2 Uitzonderingen
Het in 30.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
- voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
- ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
30.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de in 30.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst doorde archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
30.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
- Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het anbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachtingswaarde' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie AMK' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene bouwregels
37.1 Bestaande maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de kaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
37.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de contouren van het hoofdgebouw of buiten deze contouren voorzover de oppervlakte niet groter is dan de toegestane oppervlakte bijgebouwen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat de ondergrondse bouwdiepte maximaal 3 m mag bedragen.
Artikel 38 Algemene gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van bagger, grond, puin, grind en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen daarvan, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud. Onder het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud wordt in ieder geval verstaan het gebruik van een bouwperceel behorende bij een woning voor de stalling van maximaal 1 toercaravan;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
39.1 geluidzone - industrie
39.1.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
39.1.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mag geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd.
39.1.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
39.2 Kerkenpad
39.2.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Kerkenpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van het kerkenpad.
39.2.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen, mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kerkenpad' geen bouwwerken worden gebouwd.
39.2.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het kerkenpad.
39.2.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden ter plaatse van de aanduiding 'kerkenpad' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het verharden van de kerkenpaden;
- het verwijderen van de kerkenpaden.
- Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
- Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
39.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
39.3.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39.3.2 bouwregels
- Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
- Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
39.3.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikel 39.3.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen ter plaatse, mits advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.
39.3.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 39.3.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.
- Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
- werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
39.4 veiligheidszone - lpg
39.4.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een lpg-installatie.
39.4.2 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 39.4.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
39.4.3 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.4.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.
39.5 vrijwaringszone - straalpad
39.5.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.
Artikel 40 Algemene afwijkingsregels
40.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- in het plan genoemde goothoogten en bouwhoogten, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten en bouwhoogten;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,0 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 45 m en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 25 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
- de bouw van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van de woning van de aanvrager van de omgevingsvergunning.
40.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1 kan slechts worden verleend, mits:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
41.1 wijzigingen verplaatsing recreatie woning en kleine woning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bestemmingen van gronden binnen een afstand van 10 m:
- tot de bestemming Recreatie - Recreatiewoning in de bestemming Recreatie - Recreatiewoning;
- tot de bestemming Wonen - Kleine woning in de bestemming Wonen - Kleine woning;
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
41.2 wijziging verkeersveiligheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verplaatsen van bestemmingsvlakken en voor het verleggen van bestemmingsgrenzen van de ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' voorkomende bestemmingen ten behoeve van de verkeersveiligheid van de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de gronden mogen uitsluitend worden bestemd voor de ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' ten tijde van de inwerkingtreding van het plan voorkomende bestemmingen;
- het aantal woningen mag niet worden vergroot;
- alle gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de bestemming Wonen voorafgaand aan het wijzigingsplan dienen te zijn gesloopt alvorens op de nieuwe locatie een woning wordt gerealiseerd;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
41.3 Wijziging aanleg parkeerplaats
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'WRO zone wijzigingsgebied 3' wijzigen, in die zin dat de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen - Landschappelijke beplanting' en 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' met inachtneming van de voorwaarden dat:
- wordt aangetoond dat de wijziging niet stuit op milieutechnische beperkingen vanuit de Wet geluidhinder, de bodemkwaliteit, het aspect externe veiligheid, archeologie en exploitatie;
- de in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
- de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van overeenkomstige toepassing zijn.
41.4 algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
- de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de verbeelding voorkomende bestemming Verkeer ter weerszijden met ten hoogste 25 m mag worden verbreed.
Artikel 42 Algemene procedureregels
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 overgangsrecht bouwwerken
43.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
43.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 43.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 43.1.1 met maximaal 10%.
43.1.3
Artikel 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
43.2 overgangsrecht gebruik
43.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
43.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
43.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
43.2.4
Artikel 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Parkeerplaats haven Buitengebied Elburg 2012.
Behorend bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg d.d. 21 januari 2014.