Plan: | Zuiderzeestraatweg Oost 18-20 Oostendorp (Molen De Tijd) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.PH2ELBODORPMOLEN-VST1 |
Op de locatie Zuiderzeestraatweg Oost 18-20 te Elburg (hierna: het plangebied) is een graanhandel gevestigd. De gemeente Elburg heeft onder voorwaarden ingestemd met een transformatie tot bakkerij met aanverwante functies. Hiertoe wordt bestaande bebouwing verbouwd en een nieuw gebouw gebouwd. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.
Het plangebied is gelegen in de woonkern Oostendorp, deel uitmakend van de gemeente Elburg, en wordt ingeklemd door de Honingsveldweg en Het Straatje. Aan de achterzijde van het plangebied is een woongebouw aanwezig. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door de functies wonen en bedrijvigheid.
Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied met een rode cirkel aangegeven.
Afbeelding 1. Ligging plangebied (bron: www.kadaster.nl)
Het plangebied heeft een ontsluiting op de Zuiderzeestraatweg Oost, een provinciale weg in de richtingen Elburg/Nunspeet en Oldebroek/'t Harde, en de Honingsveldweg, een gemeentelijke weg in richting van de woonkern Oostendorp.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Elburg en Oostendorp (hierna: het vigerend bestemmingsplan). In het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijf – Molen'. Binnen deze bestemmingen is de uitoefening van bedrijven mogelijk die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, zoals opgenomen als bijlage bij de regels onder de categorieën 1 en 2 én een molenbedrijf met het daarbij behorende gebouw, met maximaal één bedrijfswoning. Verder heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2', bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem. Daarnaast is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd. Het plangebied maakt tevens deel uit van een gebied met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop'. Deze aanduiding is bestemd voor de bescherming van de functie van de in het plangebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
Op afbeelding 2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
Afbeelding 2. Uitsnede verbeelding plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee de inhoud van de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk drie gaat in op het beleidskader van de verschillende overheidsniveaus. In hoofdstuk vier worden de omgevingsaspecten en de haalbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk vijf gaat in op de wijze van bestemmen en hoofdstuk zes gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Ten slotte beschrijft hoofdstuk zeven de (gevolgde) procedure
Ter plaatse van het plangebied is een graanhandel gevestigd. Naast handel in graan vindt ook handel in meel en andere aanverwante goederen plaats. Het betreffen veelal grondstoffen en functionele ingrediënten op basis van granen voor bakkerijproducten en voedingsmiddelen. De handelsactiviteiten bestaan uit op- en overslag en transport van deze goederen, alsmede kunstmest. Ten behoeve van het transport worden (ten hoogste 14) vrachtwagens ingezet.
De aanwezige bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning met bijgebouw, een molen, een graanschuur, en diverseopslagruimten.
Op afbeelding 3 is het plangebied in de bestaande situatie weergegeven.
Afbeelding 3. Het plangebied in de bestaande situatie (bron: www.gelderland.nl en www.google.nl/maps)
De Korenmolen De Tijd
De voorganger van de huidige molen werd in 1840 gebouwd en is in 1853 door brand verwoest. In 1854 is op de restanten van de verbrande molen de huidige molen gebouwd. Na de oorlog werd er gemaald met een hamermolen met behulp van een elektromotor. De windmolen werd vanaf 1953 niet meer voor het bedrijf gebruikt. Vanwege de slechte staat waarin de molen toen verkeerde, volgde in 1966 een restauratie. De molen heeft daarna nog maar een paar jaar op vrijwillige basis kunnen draaien. Door nieuwe mankementen kwam de molen weer stil te staan.. Eind 1984 volgde een nieuwe restauratie.
Korenmolen De Tijd is een beschermd rijksmonument (nummer14945). Het betreft een achtkante stellingmolen op een gemetselde romp, met een houten bovenbouw uitgevoerd met rietdekking.
De molen ondergaat in het kader van dit bestemmingsplan geen verandering (niet qua functie en niet qua verschijningsvorm): het gebruik van de molen zal worden voortgezet. De nieuwe bakkerij zal een van de afnemers zijn van het meel.
De gemeente heeft voor de uitvoering van het initiatief de volgende randvoorwaarden gesteld:
- de ruimtelijke kwaliteit dient te worden verbeterd;
- de molen als rijksmonument en de molenbiotoop moeten worden beschermd;
- de verbetering van de cultuurhistorische waarden van het geheel/het ensemble;
- het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost en;
- er mag geen onevenredige hinder/overlast worden veroorzaakt voor (andere) bedrijven en omwonenden in de omgeving.
Afbeelding 4. Korenmolen De Tijd
Afbeelding 5. Aanzicht vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost
Afbeelding 6. Voorerf bij bedrijfswoning en molen
De bebouwing
De belendende bebouwing bij de molen bestaat uit drie grote gebouwen en verkeert in matige tot slechte staat. Initiatiefnemer wil deze bebouwing hergebruiken, herstellen en de karakteristieke elementen van de bebouwing behouden. De bestaande vrijstaande bedrijfswoning met bijbehorende schuur/berging verkeren nog in redelijke staat en behouden hun functie.
Hieronder is een aantal foto's opgenomen waarin bijzondere en/of karakteristieke elementen zichtbaar zijn aan de binnen- en buitenzijde van de te behouden bebouwing.
1. de trechtersilo's
2. de karakteristieke aanbouw met segmentbogen boven venster en deuren
3. de zolder
4. segmentbogen boven venster en deuren
5. karakteristieke schuur met aanbouw met segmentbogen boven venster en deuren
6. de trechtersilo's
In de nieuwe situatie vindt een transformatie tot bakkerij-maalderij met aanverwante functies plaats. Concreet gaat het om een maalderij, een bakkerij voor brood, banket en diverse bakkerij gerelateerde producten, een bakkerswinkel, een lunchroom annex broodjesbar, een pick up point (voor bakkerij gerelateerde producten), een chocolade-atelier en educatie.
Maalderij
De in 1854 opgerichte molen 'de Tijd' zal als werktuig volledig worden gebruikt voor de verwerking van graanproducten. De molen is nog maalvaardig, in goede staat en dient voor de toekomst behouden te blijven als werktuig waarvoor deze bedoeld is: korenmolen. Als de molen blijft functioneren als werktuig waarvoor deze in de basis bedoeld is, namelijk het malen, zal het daarmee in veel betere conditie blijven dan wanneer deze tot stilstand komt.
De handgemaakte maalderij met mechanische aandrijfkracht is een inrichting in de molen voor het malen van deels eigen geteeld graan en deels ingekocht graan. Het voordeel van deze maalderij is dat met educatie inzichtelijk kan worden gemaakt hoe, waarom en wat er gebeurt in dit ambachtelijke proces.
Tarwe is het meest gebruikte graansoort in de bakkerij. Met een eigen maalderij wordt het gehele proces van “akker tot bakker” beheerd. Hiermee kan enerzijds op authentieke wijze zelf het graan worden gemalen op het moment dat dit wenselijk is en anderzijds de versheid van het gemalen graan beter worden beheerst. Bovendien blijven de vitaminen en kiemen uit de tarwekorrel in zijn oorspronkelijke- en volledige staat behouden, alsmede de aleuronlaag aan de buitenzijde van de tarwekorrel. Dit is belangrijk, omdat dit de gezondheid van deze voedingsstof ten goede komt.
Bakkerij met winkel
Het vak van bakker is een ambacht. In de bakkerij wordt op een ambachtelijke bereidingswijze brood gebakken en banket gemaakt met recepturen die sinds 1886 worden gebruikt. Het eigen gebakken brood, andere broodproducten en banket worden in de winkelruimte verkocht.
Lunchroom annex broodjesbar
Als onderdeel van de winkelruimte is er in de lunchroom annex broodjesbar tijdens openingstijden als bedoeld in de Winkeltijdenwet plaats om iets te drinken en een vers belegd broodje of een stuk gebak te eten. Deze functie is mede gericht op ontbijt, lunch, brunch en high tea. Naast koffie, thee en fris worden ook zwak alcoholische dranken geschonken. In deze ruimte zijn zitjes aanwezig. Ook is er de mogelijkheid om buiten op het terras van deze functie gebruik te maken.
De lunchroom annex broodjesbar is primair gekoppeld aan de winkelfunctie van de bakkerij, maar kan ook vanuit toerisch/recreatief oogpunt een bijdrage leveren.
Pick up point
Een pick up point kan worden gezien als een moderne manier van boodschappen doen. Het brood of andere bakkerij gerelateerde producten kunnen online worden besteld en vervolgens in een speciaal als 'pick up point' ingerichte ruimte worden opgehaald. Het ophalen zal binnen de openingstijden als bedoeld in de Winkeltijdenwet plaatsvinden.
Chocolade-atelier
In deze voor het publiek toegankelijke ruimte wordt chocola gemaakt en verkocht.
Educatie / museum
Met de educatieve functie wordt beoogd het ambachtelijke vak van bakker aan de bezoekers te laten zien en te laten proeven. Exploitatie van deze functie vindt op de verdieping plaats, maar is nauw verweven met andere functies.
Op afbeelding 7 is de nieuwe situatie opgenomen. In de bijlagen van de toelichting is een groter formaat van deze nieuwe situatie opgenomen.
Afbeelding 7 Nieuwe situatie
De buitenruimte
Het voorerf vóór de bestaande bedrijfswoning zal primair worden ingericht voor het parkeren (16 pp) van de auto's en fietsen van bezoekers. De parkeerplaatsen (17 stuks) op het achtererf zijn met name bestemd voor personeel, en als overloop voor bezoekers.
Op het erf worden ook drie kort parkeerplaatsen aangelegd voor het pick-up-point.
Het voorerf vóór de bestaande bedrijfsgebouwen en de nieuwe aanbouw wordt voor een deel ingericht voor terras en als tuin.
Het beeld van de molen als beschermd rijksmonument - op zichzelf beschouwd - alsmede in combinatie met de belendende bebouwing - als ensemble - zal sterk verbeteren. De ruimtelijke kwaliteit neemt toe, ook al is het duidelijk dat de gebouwen in verschillende periodes zijn gebouwd.
Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren, en
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De SVIR is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Met het Barro maakt het rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
De SVIR en het Barro staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle categorieën ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Herbestemmen, waarbij aan bestaande gebouwen met bijbehorende gronden door functiewijziging een nieuw gebruik worden toegestaan is het bieden van een alternatief voor leegstand en sloop. Het gaat hier met name om het herbestemmen van (voormalige) bedrijfspanden, kantoren, winkels en scholen naar de nieuwe functies, zoals bijvoorbeeld wonen. Ook voor gebouwen met monumentale waarde kan herbestemming uitkomst bieden, bijvoorbeeld religieus erfgoed zoals kerken, kloosters en voor industrieel erfgoed.
Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen is er de laatste jaren sprake van een toenemende leegstand van vastgoed. De verschillen tussen regio's zijn groot. Er is afname van de bevolkingsgroei en soms ook krimp in bepaalde delen van het land, een veranderende opvatting over werkomstandigheden, webwinkels en online winkelen.
Herbestemmen van vastgoed is in beginsel 'laddervrij' omdat in het voorliggende geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en/of nieuw ruimtebeslag. Er sprake van hergebruik van bestaande gebouwen met aangrenzende gronden en leegstand wordt voorkomen.
De rol van de monumentale molen in het geheel wordt prominenter en betekenisvoller door onder andere de vestiging van een ambachtelijke brood- en banketbakkerij in de bestaande bebouwing. Deze bedrijfsbebouwing - bestaande uit meerdere gebouwen - wordt gerenoveerd. Het monumentale karakter van de molen wordt hierdoor versterkt en voor langere tijd verzekerd. De bedrijvigheid ter plaatse verandert van karakter. In het plangebied zal niet langer meer sprake zijn van zwaar gemotoriseerd verkeer zoals vrachtwagens voor op- en overslag en transport van goederen zoals de graanhandel.
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 trad de Erfgoedwet in werking. De wet handelt over cultureel erfgoed: roerend (cultuurgoederen en verzamelingen) en onroerend (monumenten en archeologie). Zij vervangt een aantal bestaande wetten zoals de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. Het gaat in de Erfgoedwet primair om het aanwijzen van te beschermen erfgoed. De bescherming van Rijksmonumenten geschiedt via sectorale regelgeving zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.
Alleen de molen is aangewezen als rijksmonument. Het geheel verkeert in een eenvoudige staat van onderhoud. Voor werkzaamheden aan een rijksmonument is vaak een vergunning vereist om het karakter van het pand te waarborgen.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het hergebruik van de bestaande gebouwen (met een kleine uitbreiding) in het binnenstedelijk gebied en de bescherming van de monumentale en de karakteristieke verschijningsvormen ervan en past derhalve binnen de beleidsuitgangspunten van het Rijk.
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening.
Algemeen
De omgevingsvisie is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze doelen zijn:
- een duurzame economische structuur, en
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit betekent een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In de omgevingsvisie worden verschillende deelgebieden onderscheiden. Het plangebied ligt in de regio Noord-Veluwe. Kenmerkend voor deze regio zijn:
- rust en ruimte;
- een afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
- een rijke cultuurhistorie;
- gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
- de recreatieve en toeristische sector en zorg, en
- goede verbindingen met omringende regio's.
De Omgevingsverordening wordt ingezet als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen en is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Voor het plangebied gelden algemene regels op grond van de Omgevingsverordening die van invloed zijn.
Molenbiotoop
In art. 2.8.2.1 van de Omgevingsverordening is de bescherming van de molenbiotoop opgenomen. Nieuwe bestemmingsplannen mogen geen nieuwe bebouwing danwel beplanting toestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Een onbelemmerde windvang van molen De Tijd wordt beschermd door de molenbiotoop. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 8.Molenbiotoop met daar binnen de ligging van het plangebied
In het vigerende bestemmingsplan is regeling opgenomen voor de bescherming van de windvang van de molen. Deze regeling houdt in dat binnen een afstand van 100 m van de molen de bouwhoogte van nieuwbouw maximaal gelijk mag zijn aan de hoogte van de onderste punt (hoogte ..) van de verticaal staande wiek van de molen.
De ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing zowel in oppervlakte en hoogte heeft geen nadelige effecten op de windvang van de molen De Tijd. Met een hoogte van ...m wordt overigens binnen deze norm gebleven.
Ladder voor duurzame verstedelijking/duurzaam ruimtegebruik
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Met ingang van 1 juli 2017 wordt het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Dat wil zeggen dat in aanvulling op de algemene vereisten van artikel 3.1.6, eerste lid, van het Bro, onderbouwd moet worden waarom niet in het bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen.
Stedelijke ontwikkeling
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In de bijbehorende handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor een stedelijke ontwikkeling.
Gelet op de mogelijkheden die het voorliggend bestemmingsplan biedt wordt uitgesloten dat met het onderhavige plan een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk wordt gemaakt. Het betreft hier immers primair het hergebruik van bestaande bebouwing in binnenstedelijke gebied op perceelniveau. Voorts is er sprake van een ondergeschikte uitbreiding met circa 65 m2. Een kleine vervallen aanbouw (10 m2) aan de voorgevel wordt verwijderd. Het hergebruik van karakteristieke panden nabij een monumentale molen past in het kader van duurzame stedenbouw/ duurzaam ruimtegebruik. Voor een nadere motivering wordt ook verwezen naar paragraaf 3.1.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het hergebruik van de bestaande gebouwen (met een kleine uitbreiding) in het binnenstedelijk gebied en de bescherming van de monumentale en de karakteristieke verschijningsvorm ervan. Het hergebruik van bestaande gebouwen in het binnenstedelijk gebied in combinatie met een beperkte uitbreiding is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten op het gebied van duurzaam ruimtegebruik van de provincie Gelderland. Ook de bescherming en de instandhouding van de Molen en de molenbiotoop zijn bij de voorgestane ontwikkeling voldoende geborgd.
Met de structuurvisie Elburg 2030 geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente Elburg rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water binnen de bebouwde kom, landschap en natuur, recreatie, cultuur, milieu en duurzaamheid zijn hierin in samenhang gebracht, voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente Elburg aan derden.
Ontstaansgeschiedenis
Deze paragraaf gaat in op de ontstaansgeschiedenis en occupatiegeschiedenis van het landschap van de gemeente Elburg.
Geomorfologie
In de ijstijden is door de stuwing van het landijs de stuwwal van het Veluwemassief ontstaan. De hoogte van de stuwwal neemt af in noordwestelijke richting. Nadat de grote ijsmassa's smolten, werden door smeltwater sedimenten afgezet, die kameterassen heten. Later zijn er dekzandruggen ontstaan, die in het landschap goed zichtbaar zijn.
Op één van deze dekzandruggen zijn de dorpen Oostendorp, Hoge Enk en Doornspijk ontstaan. Uit de naamgeving van Oostendorp valt af te leiden dat Elburg als centrum werd genomen: ten oosten van die stad lag het buurtschap Oostendorp. Dit buurtschap wordt in 1307 al genoemd. De oude kern van het dorp ligt langs de Oostendorperstraatweg. Op de kaart van 1800 zijn slechts drie boerderijen te vinden op de plaats waar nu het centrum van het buurtschap Oostendorp is. Oostendorp is zo verweven met Elburg-Oost, dat deze twee woongebieden als eenheid worden gezien. De Zuiderzeestraatweg (N309) heeft een nadelige invloed op de woonkwaliteit in het dorp. Door de verweving met Elburg-Oost is het oorspronkelijke karakter van Oostendorp nog maar weinig herkenbaar.
Landschap
De gemeente acht het van belang dat dorpsranden van de kernen landschappelijk worden ingepast. Dit vraagt met name aandacht bij enkele randen van de kernen Elburg (met uitzondering van de vesting), Oostendorp, 't Harde en Doornspijk. Deze inpassing is verder uitgewerkt in het Landschapsontwikkelingsplan en komt daarmee ook in de volgende paragraaf aan bod. Door het versterken van de overgang tussen kern en landschap wordt de bebouwing meer opgenomen in het omliggende landschap. Een abrupte overgang tussen beide moet worden voorkomen of ingepast worden middels groene randen.
Economie
In de toekomstvisie is al uitgesproken dat naast de al belangrijke economische pijlers bouw, industrie en defensie, de gemeente zich ook richt op de voor de toekomst kansrijke economische pijlers toerisme/ recreatie, zorg en dienstverlening. Op deze manier ontstaat een meer gedifferentieerde economie en wordt de slagkracht groter en toekomstbestendig. Wel worden er, naast uitbreidingen, zorgvuldig ingepaste kleinschalige projecten binnen bestaand stedelijk gebied tot stand gebracht door inbreiding, herstructurering en via verkleuring van werklocaties naar woonfuncties. Bij locaties aan de rand van kernen verdient een passende overgang naar het landschap nadrukkelijk aandacht. Daarnaast zijn in het buitengebied kleinschalige rode ontwikkelingen mogelijk (onder andere in de vorm van landgoederen en groene erven), waarvan de opbrengsten moeten bijgedragen aan de gewenste landschapsversterking.
Alle woningbouwontwikkelingen tezamen moeten leiden tot een breed aanbod van verschillende woonmilieus, passend bij de sociale en demografische opbouw van de Elburgse samenleving. Het stimuleren van de economie wordt van belang geacht, zowel in de traditionele sectoren als in de sectoren toerisme, zorg en overige diensten. Na de aanleg van Broeklanden en de Glinde worden geen nieuwe grootschalige bedrijventerreinen aangelegd. Voor verouderde bedrijventerreinen, waaronder Kruismaten, wordt ingezet op herstructurering. Hierbij wordt, naast werkfuncties, ruimte geboden aan onder andere wonen en horeca. De gemeente Elburg zet in op concentratie van detailhandel rondom de bestaande hoofdwinkelcentra. Toerisme is van essentieel van belang voor de Elburgse economie en wordt dan ook gestimuleerd.
De nota 'Toerisme en Recreatie gemeente Elburg 2010' is vastgesteld in de raadsvergadering van 13 december 2010. De doelstelling van het beleid is:
“Bevorderen van recreatie en toerisme in de gemeente Elburg”
Om deze doelstellingen te realiseren, is het van belang om het bestaande vrijetijdsaanbod uit te breiden, de kwaliteit ervan te verbeteren en het gebruik ervan te intensiveren. Dat kan op de volgende manieren:
Het college wil op alle vier de groeigebieden inzetten, waarbij wel een kanttekening gemaakt moet worden ten aanzien van de groei van het aantal bezoekers aan de gemeente. De balans tussen het volume aan bezoekers en de leefbaarheid (overlast) moet te allen tijde in het oog worden gehouden.
Om de doelstellingen ten aanzien van bedrijvigheid en werkgelegenheid te kunnen realiseren, is een aantal speerpunten geformuleerd. Deze speerpunten moeten leiden tot het verbeteren van de kansen om de gewenste groei in bedrijvigheid en werkgelegenheid te realiseren. Uitgangspunt hierbij is: gebruik maken van wat er is en dit sterker maken!
Door te kiezen voor een duidelijke positionering en profilering kan een gezamenlijk perspectief gecreëerd worden dat de drager is van alle activiteiten op het gebied van toerisme en recreatie. Het onderscheidende element van Elburg ten opzichte van andere dorpen/steden in de omgeving betreft de sfeervolle en gastvrije (cultuur)historische binnenstad met vestingwerken en de havenkom met Botterwerf. Gezellig winkelen, lekker eten of een terrasje pakken in een unieke setting. De raad noemt in de Toekomstvisie 2020 de Vesting niet voor niets de trekker voor het gebied.
Herontwikkeling Havengebied Elburg en omgeving
De visie die de gemeente Elburg heeft over de uitstraling en functionaliteit van de haven van Elburg, o.a. met het oog op toerisme en recreatie, is neergelegd in het stedenbouwkundig plan Havengebied Elburg en omgeving, versie november 2010, opgesteld door Adviesbureau Royal Haskoning.
Samenwerking is daarom cruciaal. De gemeente wil deze samenwerking verder uitbreiden. Voorbeelden hiervan zijn het Toeristisch Recreatief Overleg Platform, de Vestingraad en de Bedrijvenkring. De samenwerking moet wel gericht zijn op een gastvrij onthaal en niet naar binnen, beleidsgericht zijn.
Elburg ligt in een toeristisch aantrekkelijk gebied. Het aanbod van mogelijkheden wat betreft natuur (wandelen en fietsen), erfgoed (landgoederen) en cultuur (o.a. in de Vesting) is aanzienlijk. Daarmee kunnen verbindingen worden gelegd om toeristen en recreanten vanuit de regio naar Elburg te trekken en kan Elburg gebruik maken van de combinatiemogelijkheden met het regionale aanbod. Hierbinnen speelt goede samenwerking op regionaal en provinciaal niveau een belangrijke rol.
Een gedifferentieerd aanbod in de toeristische verblijfsaccommodaties is van belang. Er is in Elburg een groot aanbod aan stacaravans en zomerhuisjes, ten opzichte van het toeristisch kamperen (tent, caravan). Meer mogelijkheden voor toeristische verblijfsrecreatie zijn gunstig voor de recreatie. Het uitbreiden van de mogelijkheden voor overnachting in een hotel, pension of Bed & Breakfast' speelt hierbij een belangrijke rol. Hierdoor kunnen vooral mensen die een korte vakantie willen houden, naar Elburg worden getrokken.
Door het realiseren van goede voorzieningen.
De hiervoor beschreven doelstellingen en speerpunten zijn uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Aan dit uitvoeringsprogramma is mede door de inbreng van de leden van het Toeristisch Recreatief Overleg Platform concrete invulling gegeven. Het uitvoeringsprogramma bestaat uit een aantal ideeën en projecten die uitgewerkt zullen worden of uitgewerkt zijn.
In het plangebied ligt een beschermd Rijksmonument bestaande uit een molen met bijbehorende molenaarswoning. De functie van de molen en de (molenaars)woning blijft onveranderd en de betreffende gebouwen ondergaan in het kader van dit bestemmingsplan geen wijzigingen. Het plan voorziet in functietoevoegingen en een kleine uitbreiding binnen het plangebied.
Het terrassenbeleid van de gemeente Elburg is vastgesteld op 12 juli 2016. In het beleid wordt een onderscheid gemaakt tussen terrassen binnen en buiten de begrenzing van het beschermd stadsgezicht.
Horecabedrijven/-gelegenheden die in aanmerking komen om een terras te mogen inrichten buiten de begrenzing van het beschermd stadsgezicht zijn de horecabedrijven/-gelegenheden die de term ‘horeca’, niet zijnde “ondergeschikte horeca” in hun bestemmingsplanomschrijving hebben staan. 'Ondergeschikte horeca’ is een niet zelfstandige horecafunctie, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de winkelfunctie.
Bescherming monumenten en ruimtelijke kwaliteit
De beschermde Molen ondergaat geen veranderingen in het kader van de voorgenomen ontwikkeling en de molenbiotoop ondervindt geen nadelige effecten van de nieuwe functies en nieuwe gebruik.
De voorgenomen ontwikkeling betekent een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op de locatie omdat de in verval geraakte bebouwing zowel aan de buitenzijde als binnenzijde wordt gerenoveerd met behoud van de karakteristieke elementen van deze gebouwen.
Verbetering toeristisch-recreatief product en economie
De molen met bijbehorende bakkerij, de verkoop van ambachtelijk brood, de chocolaterie in combinatie met culturele activiteiten (museumbezoek, workshops) levert een substantiële bijdrage aan de versterking van de toeristisch-recreatief product van de gemeente Elburg. Voorts heeft deze nieuwe ontwikkeling een positief effect op de werkgelegenheid.
Terras
De voorgenomen ontwikkeling ligt buiten het beschermd stadsgezicht. De niet-zelfstandige horecafunctie is een onderdeel van de totale bedrijfsvoering van de bakkerij op het perceel, zoals ook de onderdelen detailhandel, pick-up point en culturele activiteiten. De niet-zelfstandige horecafunctie staat niet uitsluitend ten dienst van de winkelfunctie, maar staat ten dienste van alle toegelaten functies binnen het plangebied.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet worden aangetoond dat de vaste bodem en het grondwater ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Grondvitaal BV uit Putten heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 2 december 2015, projectnummer 1522144. Het rapport is als bijlage 2 opgenomen.
Bevindingen
Op basis van het historisch vooronderzoek is het plangebied in twee deellocaties opgedeeld. Deellocatie A betreft het gehele terrein en deellocatie B betreft een gedeelte van het terrein waar eerder een verontreiniging met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) is aangetroffen.
Deellocatie A
In de bovengrond is een overschrijding van de achtergrondwaarde van enkele stoffen aangetroffen. Deze overschrijding is echter niet zodanig dat nader onderzoek noodzakelijk is. Ook staat deze overschrijding het voorgenomen gebruik van het plangebied niet in de weg.
In de ondergrond en in het grondwater is geen overschrijding van de achtergrondwaarde danwel grenswaarde van stoffen aangetroffen.
Er zijn geen asbestverdachte materialen op of in de bodem aangetroffen.
Deellocatie B
In één boring is een matige verontreiniging met PAK aangetroffen. De boring is gedaan ter plaatse van een te realiseren gebouw (serre). Ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen kan de afweging worden gemaakt nader onderzoek te verlangen om de omvang van de verontreiniging in kaart te brengen. De verontreiniging is echter niet dermate ernstig dat hierdoor het voorgenomen gebruik van het plangebied in het geding is.
Conclusie
De aangetoonde verontreinigingen leveren geen risico's op voor de volksgezondheid of het milieu. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek belemmeren niet de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
De Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, mogelijk worden gemaakt, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van omliggende wegen, spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten gerealiseerd, zodat akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh achterwege kan blijven.
Conclusie
De Wgh staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
De belangrijkste luchtkwaliteitseisen zijn als grenswaarden in de Wet milieubeheer opgenomen. Verder is in het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' (hierna: NIBM) bijdraagt zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% van de grenswaarde bedraagt. In de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat de voorgenomen ontwikkeling NIBM bijdraagt:
- motiveren dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de getalsmatige grenzen van een categorie uit
de Regeling NIBM valt, of
- op een andere manier aannemelijk maken dat de voorgenomen ontwikkeling de zogeheten 3%-grens niet overschrijdt, bijvoorbeeld door een berekening. Voor kleine ontwikkelingen is een zogeheten NIBM-tool ontwikkeld om te beoordelen of de 3%-grens (1,2 µg/m3) wordt overschreden. .
De aanvraag valt niet onder één van de genoemde categorieën in de Regeling NIBM. Daarom is met de NIBM-tool een berekening gemaakt. Voor de te verwachten verkeersbewegingen is uitgegaan van het in paragraaf 4.4 genoemd akoestisch rapport. Daarin zijn 700 personenauto's, 8 middelzware vrachtwagens/bestelbusjes en twee zware vrachtwagens voorzien. Ook als deze voertuigen allemaal één kant op rijden is de bijdrage nog ruim onder de 1.2 µg/m3. Hiermee is voldoende aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Afbeelding 9. Berekening bijdrage voorgenomen ontwikkeling aan de luchtkwaliteit
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies, en
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten zonder belemmeringen kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Groenewold Adviesbureau voor milieu & natuur heeft onderzoek gedaan naar de ruimtelijke inpasbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling, toegespitst op het aspect bedrijfsgeluid. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 23 maart 2018, projectnummer 2017087. Dit rapport is als bijlage 3 opgenomen.
Op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een detailhandel met brood en banket met bakken voor eigen winkel een categorie 1-bedrijf. In het onderzoek van Groenwold wordt echter uitgegaan van een categorie 2-bedrijf, gezien de verschillende activiteiten die gaan plaatsvinden. Op basis van een gemengd gebied geldt een een afstand van 10 meter tussen bouwvlak en woning van derden. Ten opzichte van de woningen Het Straatje 1 en Honingsveldweg 3 wordt de afstand van 10 meter niet gehaald wanneer gemeten wordt vanaf het bouwblok. Om geurhinder te voorkomen zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de bijbehorende Activiteitenregeling milieubeheer voorschriften opgenomen. Wanneer een bedrijf deze maatregelen treft, kan gesproken worden van een acceptabele geurhinder.
In het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling zijn de volgende maatregelen opgenomen om geurhinder te voorkomen: bij het bereiden van voedingsmiddelen dient ter voorkomen van geurhinder de afgezogen dampen en gassen naar de buitenlucht worden geëmitteerd ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing afgevoerd of geleid door een doelmatige geurinstallatie.
Door aan te sluiten bij voornoemde maatregelen kan geurhinder worden teruggebracht tot een acceptabel geurhinderniveau.
Het onderzoek van Groenewold heeft aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling voor wat betreft geluid past binnen de kaders van een goede ruimtelijke ordening en dat ter plaatse sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Aansluiting zoeken bij de maatregelen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling leidt uit oogpunt van geurhinder eveneens tot een acceptabel woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico zijn voor de leefomgeving. Dergelijke risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In het kader van externe veiligheid moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen zogeheten Bevi-inrichtingen aanwezig.
Het plangebied bevindt zich buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6, het plasbrand-aandachtsgebied van de spoorlijn Zwolle-Amersfoort en het invloedsgebied van deze spoorlijn.
Het plangebied is in de nabijheid gelegen van de provinciale weg N309. Deze weg heeft geen plaatsgebonden risicocontour. Het plangebied is wel gelegen binnen het invloedsgebied van deze weg.
Op basis van de 'Inventarisatie risicobronnen gemeente Elburg, Tebodin, 31 oktober 2012' en het Besluit externe veiligheid transportroutes hoeft de hoogte van het groepsrisico niet berekend te worden en kan worden volstaan met een verantwoording van het groepsrisico. Dit kan, omdat de toename van het groepsrisico kleiner is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Deze waarde wordt bij de N309 binnen de bebouwde kom pas overschreden als de personendichtheid meer of gelijk is aan 99 personen per hectare aan twee zijden van de weg. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Elburg kan bij 30-200 meter van een provinciale weg worden volstaan met een standaard verantwoording van het groepsrisico.
Het groepsrisico van de N309 is relatief laag, zoals berekend is door de provincie Gelderland (Externe veiligheid provinciale wegen, provincie Gelderland, januari 2011). Omdat de ontwikkeling op meer dan 30 meter van de N309 ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand nauwelijks tot het plangebied. De invloed van de voorgenomen ontwikkeling op het groepsrisico zal dus nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed, omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt. Daarnaast is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen kleiner dan 1 op 1.000.000. Gezien het beperkte risico van de N309 zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
In het kader van de beperkte verantwoording van het groepsrisico moet de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland nog worden geconsulteerd.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport voor gevaarlijke stoffen gelegen.
Conclusie
Er zijn uit oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.
Waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Hier wordt het beleid van het waterschap nader behandeld.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 -2015 is de strategische visie op de uitvoering van de taken van het waterschap beschreven. Dit is uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt een doorkijk gegeven tot 2027. Waterschap Vallei en Veluwe is er voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.
In het Waterbeheerplan staat de integrale benadering van waterhuishoudkundige problemen centraal. Deze benadering is in elk van de zeven stroomgebieden binnen het gebied van het waterschap uitgewerkt in een Stroomgebiedsuitwerkingsplan (SUP). Uitgangspunt daarbij zijn functies en waarden van het betreffende (stroom)gebied. Voor onderhavig plangebied geldt het SUP Elburg-Oldebroek. Het stroomgebied beslaat circa 14.000 ha en helt globaal af van zuid naar noord, wat ook de afwateringsrichting is. Het stroomgebied bestaat in het zuiden uit hoge zandige bos- en heidegronden van het Veluwemassief. Voor het gebied worden de volgende doelen onderscheiden: veilige dijken, gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden, vermindering wateroverlast en water voor droge tijden, goede waterkwaliteit, herstel en behoud van bijzondere natuur, goede afstemming watersysteem en waterketen in stedelijk gebied, goede onderhoudssituatie, brede kijk en meten is weten.
Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Het voorliggende initiatief voorziet in een beperkt aantal functieveranderingen binnen de bestaande bebouwing en in de bouw vam een serre met een oppervlakte van 65 m2. Op het voorerf worden nog een aantal parkeerplaatsen (16) aangelegd. Bij de aanleg hiervan zal gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding waardoor het hemelwater kan infiltreren in de bodem. Het vuilwater wordt in de bestaande situatie geloosd op de bestaande riolering. In de nieuwe situatie blijft dit onveranderd.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet heeft drie wetten vervangen: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.
De Wet Natuurbescherming regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.
De afstand van het plangebied tot de dichtstbijgelegen Natura 2000-gebieden 'Veluwerandmeren en 'Veluwe' is meer dan twee kilometer. Het gebied 'Veluwe' is tevens onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Gelet op de afstand tot deze gebieden en de activiteiten die met de voorgenomen ontwikkeling worden beoogd, zijn geen negatieve effecten te verwachten.
De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is.
Adviesgroep Ruimte voor Advies uit Vaassen heeft onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 12 maart 2018, 'Quickscan Soortenbescherming Zuiderzeestraatweg Oost 18 te Elburg'. Door Ruimte voor Advies is geconcludeerd dat de voorgenomen ntwikkeling geen invloed heeft op beschermde planten en dieren en dat geen aanvullend onderzoek in het plangebied nodig is. Het rapport is als bijlage 4 opgenomen.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Algemeen
De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. Een en ander heeft ook geresulteerd in de nieuwe Erfgoedwet die voorziet in een bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed.
Een groot deel van de Erfgoedwet stond al in andere wetten en regelingen. Op een aantal gebieden zorgt de Erfgoedwet wel voor veranderingen. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe regels voor het afstoten van cultuurgoederen door de rijksoverheid.
In de Erfgoedwet staat:
- wat cultureel erfgoed is;
- hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed (zoals schilderijen);
- wie welke verantwoordelijkheden heeft, en
- hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden cq. de waarden te beschermen.
Archeologie
Onder andere de Monumentenwet 1988 is opgenomen in de Erfgoedwet. Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt op termijn overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is als volgt:
- het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten in de Erfgoedwet, en
- de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die op termijn naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten, moeten rekening houden met archeologische waarden.
Aanwezige en te verwachten archeologische waarden
Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische verwachting. Bij grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 120 m2 moet worden aangetoond dat er geen verstoring plaats vindt van het beschermde bodemarchief.
Het plangebied is momenteel grotendeels bebouwd en verhard. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een beperkt aantal functieveranderingen binnen de bestaande bebouwing en in de bouw vam een serre met een oppervlakte van 65 m2 en er worden 36 parkeerplaatsen aangelegd.
De oppervlakte van de serre blijft onder de norm van 120 m2. Bij de aanleg van parkeerplaatsen op het voorerf (16) zal gebruik worden gemaakt van opgebrachte halfverharding waardoor er geen bodemingrepen plaatsvinden. De overige parkeerplaatsen zijn al verhard. In verband hiermee is geen archeologisch onderzoek nodig.
Zichtbare cultuurhistorische waarden
In het plangebied bevindt zich cultuurhistorisch waardevolle monumentale bebouwing. De bestaande molen is een rijksmonument dat als volgt wordt omschreven: Korenmolen "De Tijd", 1853. Stellingmolen op gemetselde romp met houten bovenbouw, waarop rietdekking. Gerestaureerd. De beoogde functieveranderingen en de aanbouw van de serre betekent een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een versterking van cultuurhistorische waarden van de molen en zijn omgeving.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Verkeer
In de huidige situatie is het plangebied ontsloten op de Honingsveldweg en Zuiderzeestraatweg Oost. Na overleg met de wegbeheerders (gemeente Elburg en provincie Gelderland) over de ontsluiting van het plangebied in de nieuwe situatie is als meest duurzame oplossing gekozen voor het handhaven van de ontsluiting op de Zuiderzeestraatweg Oost en het beperken van de ontsluiting op de Honingsveldweg tot fietsers en voetgangers. Om gemotoriseerd verkeer te weren zullen daarom op eigen terrein fysieke maatregelen (hekwerk) worden gerealiseerd om het gebruik van de ontsluiting op de Honingsveldweg door gemotoriseerd verkeer feitelijk onmogelijk te maken.
Een aandachtspunt is de toename van het afslaand verkeer van de Zuiderzeestraatweg Oost naar het plangebied en het verkeer van het plangebied naar de Zuiderzeestraatweg Oost. De wegbeheerder (provincie Gelderland) ziet vooralsnog geen aanleiding om verkeerstechnische aanpassingen (bebording en/of markering) aan de weg te doen. Indien hij van mening is dat dit uit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is, worden in overleg maatregelen getroffen.
Mogelijke extra parkeerdruk op de Honingsveldweg en dientengevolge verkeersonveilige situaties wordt ondervangen door 36 parkeerplaatsen op eigen terrein. Door middel van bebording zullen deze parkeerplaatsen onder de aandacht van bezoekers worden gebracht.
Parkeren
Conform de Parkeernota 2014 zal op eigen terrein moeten worden voorzien in voldoende veilig bruikbare parkeerplaatsen. Het plan voorziet in 406 m² publiekstoegankelijke ruimte en 119 m² bedrijfsruimte. Voor de eerste categorie ruimten wordt de voor de lunchroom-functie meest geëigende parkeernorm gehanteerd: 8,0/100 m². Voor de tweede categorie ruimten wordt de norm van 2,2/100 m² gehanteerd.
Dit leidt tot een behoefte van (afgerond) 36 parkeerplaatsen. Hierbij is ervan uitgegaan dat alle functies tegelijkertijd actief zijn. In de praktijk is hier geen sprake van. Het ontwerp voorziet in de aanleg van 36 parkeerplaatsen, die voldoen aan de in de Parkeernota gestelde eisen.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Elburg en Oostendorp' van de gemeente Elburg. Het voorliggende bestemmigsplan betreft de 2e partiële herziening van het bestemmingsplan Elburg en Oostendorp.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.
Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.
In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de bestemmingen en de gebiedsaanduidingregels alsmede algemene regels weergegeven.
Bedrijf - Gemengd (Artikel 3)
De bestemming ‘Bedrijf - Gemengd’ heeft betrekking op de gebouwen die bij de molen behoren, zoals de bedrijfswoning en de overige bedrijfsgebouwen. De molen heeft een afzonderlijke bestemming gekregen in art. 4.
De gebouwen moeten binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd. Het bestaande bouwvlak wordt ten behoeve van een ondergeschikte uitbreiding aan de voorgevel van de bedrijfsbebouwing vergroot. Aan de noordzijde is bouwvlak verkleind. Binnen het bestemmingsvlak is een aantal functieaanduidingen opgenomen om de toegelaten activiteiten/gebouwen/gebruik nader te duiden zoals voor het parkeren (minimaal 36 parkeerplaatsen), het terras, de bestaande nutsvoorziening en de bestaande bedrijfswoning.
Ten behoeve van een aantal andere toegelaten functies worden in de bestemmingsomschrijving een kantoorruimte, een kantine met pantry voor medewerkers, een museum/ruimte voor educatie, workshops, lezingen, demonstraties alsmede een pick-up-point toegestaan.
Bedrijf - Molen (Artikel 4)
De monumentale molen had een maatbestemming en heeft deze status ook in het voorliggende bestemmingsplan behouden. Het uiterlijk van de molen ondergaat geen verandering door het voorliggende bestemmingsplan. Naast het feitelijk gebruik als molen wordt er ook een aantal kleinschalige culturele activiteiten toegestaan waaronder een museum/ruimte voor educatie, workshops, lezingen, demonstraties en tentoonstellingen.
Waarde - Archeologie 2 (Artikel 5)
De locatie ligt in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Deze bestemming bevat een regeling voor de bescherming van het bodemarchief. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt er een meldingsplicht conform het gestelde in paragraaf 4.8.
Vrijwaringszone - molenbiotoop (artikel 9.1)
In de regels van deze vrijwaringszone zijn beperkingen opgenomen voor de bouwhoogten van toegelaten bouwwerken op grond van de onderliggende bestemmingen met het oog op de bescherming van de windvang van de molen.
Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.
Het plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering komen geheel voor rekening van initiatiefnemer en er bestaan dus geen financiële gevolgen voor de gemeente Elburg. De gemeente verleent haar medewerking door het voeren en begeleiden van de benodigde bestemmingsplanprocedure.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Elburg is een realisatieovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken vastgelegd die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals de sloopplicht, kostenverhaal en tegemoetkoming in (plan)schade.
Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan vereist.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook dient op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening overleg te worden gevoerd met besturen van Rijk, provincie en waterschap.
Burgemeester en wethouders hebben besloten geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. Voor dergelijke planherzieningen wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is de initiatiefnemer in overleg geweest met verschillende buurtbewoners. Dit heeft er toe geleid dat de plannen voor de herinrichting van het terrein op verschillende punten zijn aangepast om tegemoet te komen aan de wensen van de betrokkenen.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het Waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten en de minister kunnen op basis van artikel 3.1.1 lid 2 Bro bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Aangezien het een Rijksmonument betreft is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bij de beoordeling van het conceptplan betrokken. Op 20 december 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij de initiatiefnemer, vertegenwoordigers van de RCE en vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren over de restauratie van de molen en de opwaardering van het gebouwencomplex. Naar aanleiding hiervan zijn de plannen op onderdelen aangepast en versterkt.
Uit dit gesprek kwam ook naar voren dat de RCE waarde hecht aan de molenbiotoop. Deze zal worden gerespecteerd en ook in het nieuwe bestemmingsplan vastgelegd moeten worden. Verder heeft de RCE aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de plannen. Zij mogen feitelijk alleen over de molen adviseren maar zien in samenhang met de gebouwen (het ensemble) een mooie ontwikkeling tot stand komen. Er zijn 2 ramen in de molen zelf, die in ere hersteld worden. Hiervoor zal een Omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument aangevraagd moeten worden, maar dit zal niet tot bezwaren of beperkingen leiden.
Provincie Gelderland
De bescherming van het cultureel erfgoed behoort ook tot één van de provinciale belangen. Daarom is er formeel vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderland. Daarnaast is er uitvoerig overleg geweest met de provincie over de verkeersafwikkeling.
Waterschap
Zoals in paragraaf 4.6 is verwoord, is op grond van het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe de digitale watertoets op dit plan toegepast.
Met het waterschap Vallei en Veluwe wordt vooroverleg gevoerd.
Gelet op de zorgvuldige voorbereiding, en het belang van het voortzetten van deze voortvarende aanpak, heeft het college op 8 mei 2018 besloten om geen afzonderlijke inspraakprocedure op grond van de inspraakverordening te volgen, maar om direct het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, zodat een ieder in de gelegenheid is om een formele zienswijze in te dienen over het ontwerpbestemmingsplan.
De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Terinzagelegging ontwerp
Met ingang van woensdag 4 juli tot en met 14 augustus 2018 hebben het ontwerpraadsbesluit en het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende bijlagen voor een ieder ter inzage in het gemeentehuis te Elburg te inzage gelegen.
Tijdens deze termijn zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn integraal (maar wel geanonimiseerd) opgenomen in de “Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Zuiderzeestraatweg Oost 18-20 Oostendorp (Molen De Tijd) “. De zienswijzen zijn per onderwerp van een reactie voorzien. Hierbij is aangegeven of de zienswijze aanleiding geeft tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Voor de inhoud hiervan wordt verwezen naar bijlage 5 'Zienswijzennota bestemmingsplan Zuiderzeestraatweg Oost 18-20 Oostendorp (Molen De Tijd)' bij deze toelichting.
Raadsvoorstel
Op 8 november 2018 heeft het college ingestemd met de concept-zienswijzennota en de daarin opgenomen reacties, en heeft besloten de raad voor te stellen om het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen ten opzichte van het ontwerp.
In het raadsvoorstel zijn de overwegingen ten aanzien van de vaststelling van het bestemmingsplan samengevat. Het college komt tot de conclusie, dat met de uitvoering van de gepresenteerde plannen voor het molencomplex een waardevolle bijdrage kan worden geleverd aan de beleving van Oostendorp en de instandhouding van het molencomplex als cultureel erfgoed. De plannen dragen bij aan de werkgelegenheid en sluiten goed aan op de gewenste economische ontwikkeling en aandacht voor streekproducten, ambachtelijkheid en kwaliteit. De mogelijke negatieve effecten voor de omgeving blijven binnen aanvaardbare grenzen of kunnen door het opleggen van voorschriften worden beperkt. Mocht desondanks blijken dat er aanleiding is om aanvullende maatregelen te treffen, dan zal het college hierover in overleg treden met de initiatiefnemer.
Behandeling in de raadscommissie Ruimte
Op 10 december 2018 is het raadsvoorstel, met de bijbehorende zienswijzennota, behandeld door de raadscommissie Ruimte. De beide indieners van een zienswijzen hebben in die vergadering hun zienswijze nader toegelicht en vragen van de commissieleden beantwoord.
De commissie heeft na behandeling een positief advies uitgebracht over de ongewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Raadsbesluit tot vaststelling bestemmingsplan
Op 17 december 2018 heeft de raad besloten het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen.