direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e partiële herziening bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk (veegplan)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.PH1DNSPHENK2016-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Aan artikel 1 van het bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk 24 juni 2013 worden de volgende begrippen toegevoegd, waarbij enkele dienen ter vervangen van het in aanhef gelijkluidende begrip. Door de toevoeging van enkele begrippen vernummeren de begrippen vanaf 1.3 in het bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk 24 juni 2013.

1.1 plan (1.1):

het bestemmingsplan 1e partiële herziening bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk (veegplan) met identificatienummer NL.IMRO.0230.PH1DNSPHENK2016-VST1 van de gemeente Elburg;

1.2 bestaand (1.15):
  • ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht legaal aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
  • ten aanzien van het overige legaal gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
1.3 dienstwoning (nieuw):

een woning in of bij een gebouw of op een terrein die verbonden is met de ter plaatse toegestane bestemming van het gebouw of terrein;

1.4 peil (1.54):
  • a. de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
  • b. indien in of op water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of een ander aan te houden waterpeil;
1.5 standplaats (nieuw):

het van een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.6 terras (nieuw):

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een (horeca-)bedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

In de Wijze van meten wordt na 2.6 toegevoegd:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bouwregels

Aanpassing van de titel en inhoud van het sublid 3.2.2.:

3.1.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

Aanpassing van de inhoud van het sublid 3.2.3.:

3.1.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • c. Een bedrijfswoning mag een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  • d. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;

Bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. per bedrijfswoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    • 1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    • 2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    • 3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    • 4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  • b. in de perceelgrens worden gebouwd;
  • c. aangebouwde bijbehorende bouwwerken een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  • e. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan gehandhaafd mogen blijven.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

ongewijzigd

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

ongewijzigd

Artikel 6 Centrum

aanpassing van de inhoud van 6.1:

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst (bijlage bij de regels) onder categorie 1;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoren;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. horecabedrijven met uitzondering van een bar of bar-/dancing, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • g. wonen;
  • h. terrassen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 6.2.1:

6.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • c. in afwijking van sub b. mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • d. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

Aanpassing van de inhoud van 6.2.2.:

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. per bedrijfswoning per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    • 1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    • 2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    • 3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    • 4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  • b. in de perceelgrens worden gebouwd;
  • c. aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  • d. vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  • e. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd mogen blijven.  
6.3 Specifieke gebruiksregels

Aanpassing van de inhoud van 6.4:

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    • 1. de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
    • 2. er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    • 3. er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
    • 4. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
    • 5. er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
    • 6. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    • 7. geen reclameuitingen worden aangebracht.
  • b. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.
  • c. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorie 1.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Lid 6.5 Afwijken van de gebruiksregels vervalt:

Artikel 7 Detailhandel - Tuincentrum

Onder de bouwregels (7.2) wordt de inhoud van 7.2.1. aangepast

7.1 Bouwregels
7.1.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte. 

Artikel 8 Dienstverlening

Aanpassing van inhoud van lid 8.1.:

8.1 Bouwregels

Aanpassing van inhoud van het lid 8.2.1.:

8.1.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Hoofdgebouwen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte. 

Bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd'
  • b. een bouwhoogte van maximaal 4,50 meter hebben;
  • c. een oppervlakte van maximaal 50 m² hebben;
  • d. er mag maximaal 1 bijgebouw per dienstverlenend bedrijf of instelling worden gebouwd.

Artikel 9 Groen

9.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van sublid 9.2.1:

9.1.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. alleen worden gebouwd ten behoeve van een onderhoud en beheer;
  • b. in combinatie met andere gebouwen een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 25 m²;
  • c. een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m. 

Artikel 10 Groen - Houtwal

10.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van sublid 10.4.2.

10.1.1 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 10, lid 4, onder 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.  

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van lid 11.2.1:

11.1.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Gebouwen en  bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.  

Artikel 12 Maatschappelijk - Onderwijs

Aanpassing van de inhoud van lid 12.1:

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen;
  • b. kinderopvang;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
12.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van lid 12.2.1:

12.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Gebouwen  en bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen per bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
  • b. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.   

Artikel 13 Maatschappelijk - Religie

13.1 Bestemmingsomschrijving

Aanpassing van de inhoud van lid 13.1:

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze voorzieningen;
  • b. dienstwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dienstwoning';

en mede bestemd voor:

  • c.  het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven 
13.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 13.2.1:

13.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, tenzij het fietsenstallingen betreft. Fietsenstallingen mogen per bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte hebben van maximaal 150 m²;
  • b. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b. mogen kerktorens een maximale bouwhoogte hebben van 25,00 meter;
  • d. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

Aanpassing van de titel en inhoud van 13.2.2:

13.2.2 Dienstwoningen en bijbehorende bouwwerken

Dienstwoningen mogen:

  • a. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dienstwoning' worden gebouwd;
  • c. een inhoud van maximaal 650 m³ hebben;
  • d. een maximale bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

Bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. per  bedrijfs dienstwoning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    • 1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    • 2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    • 3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    • 4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  • b. in de perceelgrens worden gebouwd;
  • c. aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  • d. vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  • e. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd mogen blijven.

Artikel 14 Recreatie

geen wijzigingen

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

Aanpassing van de inhoud van 15.1:

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • c. bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken en erven.
15.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 15.2.1:

15.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of een luifel worden gebouwd, die:

  • a. een diepte mag hebben van maximaal 1,25 meter, mits de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 2,50 meter blijft bedragen;
  • b. een breedte mag hebben van maximaal 2/3 deel van de breedte van de gevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. een bouwhoogte hebben van maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water , wegen en paden ;

met de daarbijbehorende:

  • e. andere bouwwerken en erven.
16.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 16.2.2:

16.2.1 Andere bouwwerken
  • a. een erf- en terreinafscheiding mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,00 meter;
  • b. een lichtmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6,00 meter;
  • c. een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15,00 meter.
16.3 Specifieke gebruiksregels (16.4)

vervallen

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

Aanpassing van de inhoud van 17.1:

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. terrassen;
  • e. standplaatsen;
  • f. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water , wegen en paden ;

met de daarbijbehorende:

  • h. gebouwen, andere bouwwerken en erven.
17.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 17.2.1:

17.2.1 Garageboxen

Garageboxen mogen:

  • a. uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • b. een breedte hebben van maximaal 4,00 m;
  • c. een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 m.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

Aanpassing van de inhoud van 18.1:

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water , wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • c. andere bouwwerken en erven.
18.2 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 18.2.2:

18.2.1 Andere bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 18 lid 1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming gebouwd worden, zoals stuwen, gemalen, duikers, kades en bruggen, steigers, vlonders en meerpalen, waarbij de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de werkzaamheden moet worden gesteld.  

Artikel 19 Wonen

19.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 19.2.1:

19.1.1 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • b. in afwijking van sub a. mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. een hoofdgebouw mag:
    • 1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. met de vrijstaande kant niet dichter op de zijdelingse perceelgrens dan 3,00 meter, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand niet mag worden verkleind;
    • 3. een goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de eerste bouwlaag van een hoofdgebouw niet worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor twee aaneengesloten woningen, met dien verstande dat het 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedrag dan het aangegeven aantal; 
  • f. anders dan onder a tot en met c is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd mogen blijven. 

Aanpassing van de inhoud van 19.2.2

19.1.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen:

  • a. per woning een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    • 1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    • 2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    • 3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    • 4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  • b. in de perceelgrens worden gebouwd;
  • c. aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  • d. vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  • e. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd mogen blijven.
19.2 Specifieke gebruiksregels

Aanpassing van de inhoud van 19.4.1:

19.2.1 Woonfunctie

De bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor de woonfunctie tenzij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bijbehorend bouwwerk is aangebouwd aan het hoofdgebouw;
  • b. het bijbehorend bouwwerk is rechtstreeks via het hoofdgebouw bereikbaar;  

Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw:

  • c. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter achter het bouwvlak;  

Bij een bijbehorend bouwwerk gelegen aan de zijgevel van het hoofdgebouw:

  • d. het bijbehorend bouwwerk is gelegen binnen 4 meter aan de zijgevel van het hoofdgebouw. , zoals deze aanwezig was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit pla n;

Artikel 20 Wonen - Woongebouw

20.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 20.2.2:

20.1.1 Andere bouwwerken
  • a. een erf- en terreinafscheiding mag:
    • 1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
    • 2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  • b. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter hebben.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van 21.4.2:

21.1.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 21, lid 4.1  is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
  • c. graafwerkzaamheden betreft als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van 22.4.2:

22.1.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 22, lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
22.2 Wijzigingsbevoegdheid (22.5)

Aanpassing van de inhoud van 22.5:

De in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 23.2.3:

23.1.1 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in 23.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen of;
  • d. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.

Aanpassing van de inhoud van 23.4.2:

23.1.2 Uitzonderingen

Het in 23.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • f. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.

Aanpassing van de inhoud van 23.4.4:

23.1.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 24.2.3:

24.1.1 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in 24.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen; of 
  • d. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd. 
24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van 24.4.2:

24.2.1 Uitzonderingen

Het in 24.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • f. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
24.3 Wijzigingsbevoegdheid (24.5)

Aanpassing van de inhoud van 24.5:

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 3' of in 'Waarde – Archeologie 4' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen wijzigen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 25.2.3:

25.1.1 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in 25.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen; of
  • d. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.   
25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 

Aanpassing van de inhoud van 25.4.2:

25.2.1 Uitzonderingen

Het in 25.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
  • f. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
25.3 Wijzigingsbevoegdheid

Aanpassing van de inhoud van 25.5:

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in 'Waarde – Archeologie 2' of in 'Waarde – Archeologie 4' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen wijzigen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 4

26.1 Bouwregels

Aanpassing van de inhoud van 26.2.3:

26.1.1 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in 26.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen; of
  • d. bij de oprichting van het bouwwerk de ondergrond niet dieper dan 0,3 meter wordt geroerd.
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van 26.4.4:

26.2.1 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.  
26.3 Wijzigingsbevoegdheid

Aanpassing van de inhoud van 26.5:

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  • c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van ander archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • d. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • e. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 2' of in 'Waarde – Archeologie 3' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen wijzigen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aanpassing van de inhoud van 27.4.4

27.1.1 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

geen wijzigingen

Artikel 29 Algemene bouwregels

Toevoeging van lid 29.3:

29.1 Parkeer-, laad- en losruimte
29.1.1 Parkeerruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van auto's, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien in of op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in die behoefte.
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde onder a worden de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in de Parkeernota, zoals deze geldt op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de parkeernota wordt vastgesteld, deze nieuwe versie in acht wordt genomen.
  • c. Bij het bepaalde onder a wordt bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan.
29.1.2 Laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor bestaande situaties, waarbij de herbouw van een gebouw zonder functiewijziging wordt beschouwd als een bestaande situatie.

29.1.3 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van het gestelde in de Parkeernota worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.1.1 en 29.1.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad of losruimte wordt voorzien.
29.1.4 Parkeerfonds

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in 29.1.3 kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning.

Het bevoegd gezag legt in een nadere regel de bepalingen omtrent het parkeerfonds en de hoogte van de financiële voorwaarde vast.

29.1.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

Toevoeging van de volgende leden:

30.1 Strijdig gebruik – functiewijziging met grotere parkeerbehoefte
30.1.1 Parkeerruimte
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's.
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde onder a worden de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in de Parkeernota zoals deze geldt op het moment van de inwerkingtreding van dit plan, waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de Parkeernota wordt vastgesteld, deze nieuwe versie in acht wordt genomen
  • c. Bij het bepaalde onder a. wordt bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging.
30.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan met inachtnemen van de Parkeernota van de bijlagen bij de regels worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.1.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
30.1.3 Parkeerfonds

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 30.1.2 kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning.

Het bevoegd gezag legt in een nadere regel de bepalingen omtrent het parkeerfonds en de hoogte van de financiële voorwaarden vast.

30.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen en de situering van de parkeerplaatsen ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Veiligheidszone - LPG

Aanpassing van de inhoud van 31.1.2:

31.1.1 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31, lid 1.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Aanpassing van de inhoud van 31.1.3:

31.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object gerekend.

Aanpassing van de inhoud van 31.1.4:

31.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31, lid 1.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

Aanpassing van sub a:

a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of overtuigende esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;

Aanpassing sub f:

f. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en pergola's, wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

geen wijzigingen

Artikel 34 Overige regels

Dit artikel komt te vervallen

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

Vernummerd van 35 naar 34 en met de volgende inhoudelijke wijzigingen:

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Vernummerd van 36 naar 35 en met de volgende inhoudelijke wijzigingen:

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het

bestemmingsplan 1e partiële herziening bestemmingsplan Doornspijk en Hoge Enk (veegplan)

van de gemeente Elburg

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 03-04-2017.