1.1 plan:
het bestemmingsplan Veldbloemenlaan 25, Elburg met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPVELDBLOEMENLN25-ONT1 van de gemeente Elburg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.8 bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.11 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.12 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.17 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.18 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.19 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.20 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.23 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.24 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.25 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.26 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;
1.27 luifel:
een overkapping zonder eigen wanden behorende bij een gebouw al dan niet gesitueerd tegen één gevel van dat gebouw;
1.28 meetverschil:
het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.29 molenbiotoop:
gebied rondom een historische of monumentale molen met een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen;
1.30 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.31 ondersteunende horeca categorie 1:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van hoofdzakelijk maaltijden en (alcoholische) dranken;
1.32 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;
1.33 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.34 perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.36 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.38 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een niet met het hoofdgebouw verbonden, niet voor bewoning bestemd, bijbehorende bouwwerk;
1.39 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
1.40 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen;
1.41 wooneenheid:
een plek waar een persoon langdurig verblijft of woont, al dan niet in de vorm van een zelfstandige woonruimte of woning;
1.42 zorginstelling:
een (deel van een) gebouw dat bestemd is voor het verlenen van intensieve zorg waarbij tevens de uitrusting van het gebouw sterk gericht is op zorgprocessen;
1.43 zorgwoning:
een woning voor de huisvesting van mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning, waarbij de mate en vorm van de geboden zorg en ondersteuning aan de bewoners zodanig is dat niet langer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkeling en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, technische installaties en ruimten, liftopbouwen, trappen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 3 Gemengd - zorg en wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - zorg en wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een zorginstelling met maximaal 169 (al dan niet tijdelijke) verblijfplaatsen met bijbehorende voorzieningen zoals kantoorruimtes, gemeenschappelijke ruimten en een zorgsteunpunt voor onder meer dagbestedingsactiviteiten, fysiotherapie en dergelijke;
- wonen zonder zorgvraag in maximaal 24 van de onder a genoemde verblijfplaatsen;
- ondersteunende horeca categorie 1;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder begrepen waterbergingsvoorzieningen zoals infiltratiekratten, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden met de bestemming ‘Gemengd - zorg en wonen’ gelden de volgende regels:
3.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- gebouwen en bijbehorende bouwwerken hebben een maximale bouwhoogte die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven waarde.
3.2.2 Andere bouwwerken
een erf- en terreinafscheiding mag:
- een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
- een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3,00 meter.
3.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
- ter waarborging van het uitzicht van woningen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Geluid
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de woningen, zonder de realisatie en instandhouding van uitwendige scheidingsconstructies van verblijfsruimten, waarvan de karakteristieke geluidwering niet kleiner is dan het verschil tussen de berekende geluidbelasting uit het geluidrapport ‘Rapportage akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Veldbloemenlaan 25, Elburg' met rapportnummer 20817.001, opgesteld door Econsultancy op 15 december 2022 en 33 dB(A).
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Het is verboden om gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken strijdig met de daarvoor geldende bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden respectievelijk een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- het stallen van één of meerdere kampeermiddelen, zoals een caravan of een camper voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
6.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
6.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
- binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
- buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: geldt de molenbiotoopformule Hx = X/n + c*z
Waarin:
Hx = toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil (maaiveld) ter plaatse van de molen). Het maaiveld ter plaatse van de molen bedraagt 2,80 m + NAP.
X = de afstand in meters vanaf het gebouw of de beplanting tot aan de wieken van de molen.
n = 50 (ruwheidscoëfficient voor het stedelijk gebied)
c = 0,2 (windreductiecoëfficiënt, constante bij 5%)
Z = askophoogte in meters = 15,30 meter (helft van het gevlucht + molenstellinghoogte, ofwel 22,80/2 + 3,90 = 15,30 meter
Deze regels gelden niet voor bestaande bouwwerken.
6.1.2 Afwijken van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 6.1.1 en toestaan dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van een onafhankelijke ter zake deskundige waaruit blijkt dat de bebouwing niet zal leiden tot een (extra) beperking van de windvang.
6.1.3 Aanleg beplanting
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat beplanting (planten, heesters, bomen en andere opgaande beplanting) in volwassen staat niet hoger mag zijn dan:
- binnen een afstand van 100 m van de molen: de beplantingshoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
- buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: geldt de molenbiotoopformule Hx = X/n + c*z
Waarin:
Hx = toelaatbare beplantingshoogte in meters (gemeten vanaf het peil (maaiveld) ter plaatse van de molen). Het maaiveld ter plaatse van de molen bedraagt 2,80 m + NAP.
X = de afstand in meters vanaf het gebouw of de beplanting tot aan de wieken van de molen.
n = 50 (ruwheidscoëfficient voor het stedelijk gebied)
c = 0,2 (windreductiecoëfficiënt, constante bij 5%)
Z = askophoogte in meters = 15,30 meter (helft van het gevlucht + molenstellinghoogte, ofwel 22,80/2 + 3,90 = 15,30 meter
Deze regels gelden niet voor bestaande beplanting.
6.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.1.4.1 Vergunningsvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van beplanting (planten, heesters, bomen en andere opgaande beplanting) ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop’.
6.1.4.2 Toelaatbaarheid
Alvorens de onder
artikel 6.1.4.1 genoemde vergunning wordt verleend, dient uit een beplantingsplan met hoogten van beplanting in volwassen staat te blijken dat de onder
artikel 6.1.3 genoemde maximale beplantingshoogten niet worden overschreden.
6.2 Vrijwaringszone - straalpad
6.2.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), zal op of in de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken ten hoogste 29,00 m bedragen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of esthetische redenen noodzakelijk is of indien de bestaande situatie hiertoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder a, voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3,00 meter;
- de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en dat niet groter is dan 3,00 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15,00 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
- overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3,00 meter voor balkons, en met ten hoogste 2,00 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
- de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en pergola's wordt vergroot tot maximaal 5,00 meter.
8.1 Parkeer-, laad- en losruimte
8.1.1 Parkeren
- De gronden zoals aangewezen in de bestemming ‘Gemengd – zorg en wonen’ mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden alsmede voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op het eigen terrein;
- Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de volgende parkeernormen voor auto’s en fiets bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid:
Parkeernormen auto:
Parkeernormen fiets:
8.1.2 Parkeren functiewijziging
- Bij omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik mogen de betreffende gronden waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft slecht worden gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden alsmede voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein;
- Bij omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt aan de hand van de parkeernormen voor auto’s en fiets in de ‘Intergemeentelijke Parkeernota Elburg/Hattem/Nunspeet/Oldebroek, vastgesteld op 29 september 2014, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren en/of laden en lossen op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de parkeernota (sub b) mits wordt voldaan aan de in de parkeernota opgenomen regels en voorwaarden.
8.1.3 Parkeerfonds
- Bij gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8.1.2 sub c kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning;
- Het bevoegd gezag legt in een nadere regel de bepalingen omtrent het parkeerfonds en de hoogte van de financiële voorwaarden vast.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Zorginstelling Het Baken, locatie De Voord
van de gemeente Elburg.
Behorende bij het besluit van de gemeenteraad van Elburg d.d. PM