Plan: | 't Harde - Hokseberg II |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPHOKSEBERGII-VST1 |
het bestemmingsplan 't Harde - Hokseberg II met identificatienummer NL.IMRO.0230.BPHOKSEBERGII-VST1 van de gemeente Elburg;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep - waarvan de omvang in een woning met de daarbijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
een bijgebouw, grenzend aan dan wel rechtstreeks toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw dat zowel qua ruimtelijk als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan noodzakelijke voorziening van niet-bouwkundige aard voor de opwekking van energie en/of warmte , waaronder warmtepompen en airco's;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de voorzieningen die gezamenlijk kunnen worden gebruikt door de bewoners van de nabijgelegen woningen;
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
de abiotische en biotische waarden van een gebied;
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
onder peil;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een dak;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen zorgwoningen met bijbehorende sociaal-medische voorzieningen omvat en een of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met een of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een gebouw, dat één woning omvat;
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen (met een zorgindicatie) die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Bij de berekening van de inhoud van een bouwwerk worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt
met daarbijbehorende
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en de afmeting van de bebouwing:
De voor 'Groen - Landschappelijke beplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Groen - Landschappelijke beplanting' is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden mogen niet worden gebruikt voor het kappen en het rooien van de boomsingel en de houtwallen, anders dan ten behoeve van:
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Het bouwen op de gronden met de bestemming ‘Woongebied’ is aan een aantal regels gebonden.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn gebouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde niet toegestaan en dienen de gronden niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (of in de zin van de opvolgende regeling onder de Omgevingswet, indien deze na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan van kracht is), zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen, onverlet het bepaalde in lid 5.3.1, uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Een voorziening voor duurzame energie- en warmtevoorziening bij een woning mag gebouwd, geinstalleerd en gebruikt worden als door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van woonzorggebouw, met dien verstande dat:
Voor het bouwen, installeren en gebruiken van een voorziening voor duurzame energie- en warmtevoorziening is een omgevingsvergunning vereist.
De in 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als in een akoestisch onderzoek is aangetoond dat:
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder ten aanzien van positionering, type, afscherming en het treffen van technische maatregelen ter voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van omliggende gronden en bouwwerken.
De voor Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in artikel 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:
Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden mogen niet:
Onder met de in Hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 11.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 m, indien het betreft:
Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor bestaande situaties, waarbij de herbouw van een gebouw zonder functiewijziging wordt beschouwd als een bestaande situatie.
Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van Bijlage 1 Parkeernota worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2:
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in 11.2.3 kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning overeenkomstig Bijlage 1 Parkeernota. Het bevoegd gezag legt in een nadere regel de bepalingen omtrent het parkeerfonds en de hoogte van de financiële voorwaarde vast.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- of losruimte ten behoeve van:
Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van Bijlage 1 Parkeernota worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1:
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in 11.3.2 kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning overeenkomstig Bijlage 1 Parkeernota. Het bevoegd gezag legt in een nadere regel de bepalingen omtrent het parkeerfonds en de hoogte van de financiële voorwaarde vast.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen en de situering van de parkeerplaatsen ten behoeve van:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 't Harde - Hokseberg II.