Plan: | Haerderweg 12 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPHAERDERWEG12-ONT1 |
Initiatiefnemer heeft sinds 2016 overleg met de gemeente en uiteindelijk op 28 februari 2017 voor het perceel Haerderweg 12 te Doornspijk een verzoek ingediend bij de gemeente de bestemming 'Recreatie-Verblijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Op 24 mei 2017 heeft de gemeente ingestemd met de plannen.
De plannen voor de woningen zijn strijdig met het huidige bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt in het plan geen opties voor afwijking en/of wijziging, daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
De gemeente heeft op basis van het gemeentelijk beleidsplan Vitale Vakantieparken Elburg gesprekken gevoerd over het toekomstperspectief van het recreatiepark. Hieruit bleek dat het park niet levensvatbaar is en daarom wordt getransformeerd naar een toekomstbestendige situatie. De Roskam is daarom aangewezen als transformatiepark. De aanleiding voor de transformatie van de Roskam naar een woongebiedje.
Aangezien de functiewijziging naar wonen niet mogelijk is in het vigerende bestemmingsplan, is dit de aanleiding geweest om hiervoor een bestemmingsplan op te stellen.
Het plangebied aan de Haerderweg 12 in Doornspijk is gelegen in het agrarische gebied tussen Doornspijk en 't Harde. De begrenzing van het plan komt overeen met de begrenzing van het voormalige vakantiepark.
Ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)
Luchtfoto omgeving plangebied
Kadastrale gegevens
Kadastrale kaart (bron: www.kadastralekaart.com)
Kadastrale gemeente : Doornspijk
Sectie : E
Nummers : 2590, 6798, 7148 en 7149
Voor het plangebied is het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018, welk vastgesteld is op 28 januari 2019. Voor het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Verblijf', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Waardevol landschap'. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'Overige zone - zoekzone landschappelijke versterking'. Verder heeft een deel van het plangebied de functieaanduiding 'kampeerterrein' en een deel de functie aanduiding 'recreatie woning'.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Reguliere woningen zijn volgens dit vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Om dit wel mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het bestemmingsplan "Haerderweg 12" bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen worden "gelezen". Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het bestemmingsplan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De bestaande en toekomstige situatie wordt in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de onderzoeksaspecten aan de orde. Daarna wordt in hoofdstuk 5 een toelichting gegeven op de regels. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de historie van de locatie, vervolgens op de bestaande situatie en tot slot op de gewenste situatie.
Het plangebied is omstreeks het begin van de 19e eeuw bebouwd. Vermoedelijk echter is de bebouwing in dit gebied ouder. Op de locatie is vanaf 1850 bebouwing te herkennen in de omgeving van de huidige bebouwing, zie navolgende afbeelding.
Uitsnede topografische kaart van 1850 (bron: www.topotijdreis.nl)
Vanaf 1957 wordt de bebouwing uitgebreid als onderdeel van camping "De Roskam".
Uitsnede topografische kaart van 1957 (bron: www.topotijdreis.nl)
Op de navolgende luchtfoto (2019) is camping 'De Roskam' in nagenoeg volle bezetting te zien.
Voor de eigenaar van de camping werd het steeds moeilijker om toeristen te verleiden de camping te bezoeken. Geld en ruimte om gelikte voorzieningen aan te leggen was er niet. En dat is wel wat de moderne vakantieganger wil. Het had dus weinig zin om het niet rendabele bedrijf voort te zetten. In overleg met de gemeente is besloten de camping te saneren en als compensatie een aantal woningen te realiseren.
Op 24 mei 2017 heeft de gemeente aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen. Sindsdien is de initiatiefnemer gestart met het saneren van de maximaal 80 kampeermiddelen. Een aantal permanent bewoonde recreatie woningen zijn nog aanwezig, zo ook de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende opstallen. Het overige terrein is volledig op geschoond en voorzien van grasland.
Navolgende afbeeldingen laten zien dat het terrein daadwerkelijk is gesaneerd.
Aangezien het terrein volgens de huidige maatstaven te klein is en het te kostbaar is om voorzieningen van deze tijd aan te brengen is het vanwege bedrijfseconomische redenen niet haalbaar de camping voort te zetten.
Het plan voorziet daarom in het wijzigen van de huidige bestemming van maximaal zes recreatiewoningen en tachtig kampeermiddelen en een bedrijfswoning met bijbehorende bedrijfsgebouwen naar de bestemming 'Agrarisch'. 'Groen' en 'Wonen'. Het plan voorziet in :
In goed overleg met de gemeente is besloten een aantal bestaande recreatiewoningen te transformeren naar 'kleine woning' met een maximum inhoud van 375 m3. Daarnaast worden een drietal vrijstaande woningen gerealiseerd zodat er sprake is van een toekomst bestendige situatie. Hiermee wordt aangesloten op het beleidsplan 'Vitale Vakantieparken'. Camping 'De Roskam' is volgens dit beleid een 'Transformatiepark'.
Transformatieparken: parken waar het niet goed gaat en waar geen perspectief is voor een (hernieuwde) recreatieve exploitatie. Hier moeten excessen bestreden worden, verder achteruitgang voorkomen worden en er moet actief gewerkt worden aan transformatie naar een andere bestemming. Welke dat gaat worden zal van geval tot geval bepaald moeten worden.
In overleg met de gemeente wordt voor zowel de woningen als ook de kleine woningen qua bijgebouwen aangesloten op de bebouwingsmogelijkheden die gelden in het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018'. Voor de bestaande woning geldt de aanwezige oppervlakte.
Het gedeelte van de voormalige camping dat niet naar wonen wordt omgezet, wordt omgezet naar weiland. overige deel van het gebied wordt omgezet in 'agrarisch' en 'groen' en er worden houtwallen toegevoegd. Door architectenbureau Slaa + van Asselt architecten BNA is in overleg met gemeente Elburg en de eigenaar een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie voorgaande afbeelding en
Bijlage 2 Landschappelijke inrichting).
Door de sanering van de camping en kampeermiddelen en het nieuw aan te leggen agrarisch weiland en groen draagt de ontwikkeling bij aan het versterken van kampenlandschap. Het voorheen gesloten en rommelige perceel wordt meer open, er ontstaan nieuwe zichtlijnen en nieuwe groenstructuren sluiten aan op bestaande houtwallen en kavelgrenzen en dragen zo bij aan de kleinschaligheid en de structuur van het kampenlandschap. De smalle bomenlaan (Haerderweg) aan de oostzijde van het perceel is waardevol, Hiermee wordt rekening gehouden met de ontsluiting van de nieuwe woningen. Ook op het perceel zelf staan vooral aan de randen waardevolle streekeigen beplanting zoals eiken en beuken. Deze beplanting blijft zoveel mogelijk behouden. De landschapsstructuur versterkt het kleinschalige landschap en verankert de bebouwing met het landschap. De huidige houten (recreatie) woningen op de westzijde van het perceel worden omgezet naar 'kleine woning' met bijgebouw. Er wordt aangesloten bij de groene, landelijke uitstraling van het gebied.
Het voorliggende plan is met de ervenconsulent van het Gelders Genootschap besproken en van een positief advies voorzien (zie Bijlage 1).
Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om kaders te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken .
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
Door de herontwikkeling van het plangebied ontstaat een leefbare en veilige omgeving.
Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder genoemde onderwerpen als de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veilighei
d rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Geen van de doelen van de SVIR en het Barro worden door de voorgestane ontwikkelingen belemmerd.
ladder voor duurzame verstedelijking
Besluit ruimtelijke ordening
In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Na vaststelling van dit bestemmingsplan zijn er 9 woningen aanwezig. Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is niet nodig voor de beoogde ontwikkeling, omdat het aantal extra woningen niet meer dan 11 woningen bedraagt.
In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening en de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 (hierna: de omgevingsvisie Gelderland) is een omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De provincie wil Gelderland in de toekomst 'gaaf' houden en staat voor stevige uitdagingen. Er zijn grote, verscheidene ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dit wil de provincie realiseren door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier uitvoering aan:
Ambitie:
De omgevingsvisie Gelderland is verder uitgewerkt in vier zogenaamde 'doe-principes':
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan(nen) op deze regels afstemmen.
Wonen
In artikel 2.2.1.1 (Wonen) is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het Regionaal Programma Wonen. Het gaat om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing, vrijkomende agrarische bebouwing etc.
Toetsing
Eén van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie betreft het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Daarbij is het van belang om te ontwikkelen met kwaliteit en recht te doen aan de kwaliteiten van het gebied.
Dit plan zorgt er voor dat er sprake is van landschapsverbetering. Dit wordt veroorzaakt door het verwijderen van de opstallen van de voormalige camping en het realiseren van groen en agrarisch grond rondom de woningen, waardoor er mooie doorzichten ontstaan.
Onderhavig plan betreft een functiewijziging van de bestemmingen recreatie naar de bestemming wonen, die zorgvuldig is ingepast in de omgeving. De ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gelderland.
Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Veluwe. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van dit landschap te behouden en waar mogelijk verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de Omgevingsverordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten behouden of versterken.
De belangrijkste kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Veluwe zijn het grote, aaneengesloten bosgebied en actieve stuifzanden en het open en gesloten landschap. Voor het plangebied geldt in het bijzonder het waardevolle open landschap. Met de beoogde ontwikkeling neemt per saldo bebouwing in het plangebied af en wordt een deel van het plangebied omgezet in weiland . Om die reden zal geen sprake zijn van een negatieve invloed op genoemde kernkwaliteit.
De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie Gelderland richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Het plangebied is geen onderdeel van beschermde natuurgebieden. In de omgeving liggen verscheidenen onderdelen van Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De afstand tot het GNN bedraagt circa 300 meter, voor Natura 2000-gebied Veluwe is deze afstand circa 500 meter.
Ligging plangebied (rood) t.o.v. beschermde gebieden.
Door de bestemmingswijziging daalt de oppervlakte aan bebouwing sterk en neemt de intensiteit af waarmee het terrein wordt gebruikt. Daarnaast stijgt de hoeveelheid inheemse landschappelijke beplanting.
Omdat het NNN in Gelderland geen externe werking kent, is een verdere toetsing niet aan de orde.
Het gemeentelijk beleid dat van belang is voor de beoogde ontwikkeling is de Structuurvisie Elburg 2030, de Omgevingsvisie Elburg 2018, de Woonvisie en het zogeheten VAB-beleid.
De Omgevingsvisie Elburg 2018 (hierna: de Omgevingsvisie) geeft de koers aan richting 2030. Deze koers is niet nieuw, maar bouwt voort op onder andere de structuurvisie. Initiatieven die binnen de Omgevingsvisie passen, worden zoveel mogelijk gefaciliteerd.
De gemeente Elburg heeft in de Omgevingsvisie de volgende visie en missie tot 2030 geformuleerd: samen naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de volgende kernwaarden voorop: sociaal en zorgzaam, gezond en groen, gastvrij en ondernemend, klimaatneutraal, bereikbaar en veilig.
De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De zogeheten IDee-kaarten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen hebben hierin een belangrijke rol. Deze kaarten benoemen de ontwikkelingsrichting van het gebied en de aandachts-/uitgangspunten voor kwaliteit en leefbaarheid.
Voor het plangebied geldt het deelgebied 'Overgangszone'.
Ambitie:
Behoud en versterken van de diversiteit, in beleving, in gebruik en naar ecologische waarden. Koesteren van kleinschaligheid, authenticiteit en van de gradiënt. De recreatieve kracht van het gebied verder benutten en ontsluiten, parels (zoals de landgoederen) aaneenrijgen. Voorkomen van verdere versnippering van het gebied. Zorg dragen voor geleidelijke en aantrekkelijke overgangen tussen de bebouwingsclusters en het buitengebied. Kwaliteitsimpuls voor de (recreatieve)voorzieningen in het gebied is wenselijk, evenals aandacht voor goede fietsverbindingen met voorzieningen. Levensvatbare agrarische bedrijven blijven hier gevestigd met nevenactiviteiten (verbreding) of verdieping (zoals natuurinclusieve landbouw). Voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven liggen er kansen (onder voorwaarden), voor bijvoorbeeld recreatie, kleinschalige horeca, ambachtelijke bedrijvigheid, verkoop streekproducten, zorg en wonen. Ieder verzoek bekijken we op maat, ruimtelijke kwaliteit en een gezond leefklimaat (mens, dier en plant/boom staan voorop).
Uitgangspunten kwaliteit:
Visie en kwalitatief woningbouwprogramma
In de visie is aandacht voor het aspect duurzaamheid. De gemeente Elburg beperkt zich in eerste instantie tot de bijdrage die op het gebied van het wonen kan worden gerealiseerd. Een bredere benadering en aanpak zal worden opgenomen in de lokale uitwerking van de regionale Routekaart Klimaatneutraal 2050.
De bijdrage die op het gebied van wonen kan worden gerealiseerd spitst zich toe op de uitvoering van het landelijk Energieakkoord 2013. In dit kader verwacht de gemeente dat bij nieuwbouw naar energieneutrale woningen wordt gestreefd.
Sinds 1 juli 2018 mogen nieuw te bouwen woningen niet meer op het gasnet worden aangesloten.
De wijziging van recreatiepark naar wonen, wordt landschappelijk ingepast met karakteristieke landschapselementen. De openheid van het landschap wordt hierdoor versterkt.
Kwalitatief afwegingskader woningbouw gemeente Elburg
Projecten zijn kansrijk als zij voldoen aan -een deel van- onderstaande afwegingspunten (projecten hoeven niet aan alle afwegingspunten te voldoen):
Door de opruiming van de rommelige, verouderde, probleem veroorzakende camping en door de inpassing van de woningen in het landschap is sprake van landschappelijke kwaliteitswinst. De woningen variëren in grootte van circa 375 m3 tot 750 m3, en zijn dus betaalbaar voor diverse doelgroepen. Hierdoor voldoet dit plan aan het afwegingskader.
De gemeenteraad heeft op 28 september 2020 de Woonvisie gemeente Elburg 2020-2025 vastgesteld. De Woonvisie is voor de komende jaren de leidraad bij vraagstukken over de toenemende vraag naar woningen, een krappe woningmarkt en het bouwen van (passende) woningen. De komende tien jaar zijn ongeveer 800 woningen nodig, waarvan een deel uit de ‘ombouw’ van het huidige woningaanbod moet komen. Het Klimaatakkoord, de vergrijzing en andere maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de gemeente in de toekomst een andere inrichting van de leefomgeving krijgt. Grote uitdaging is om wonen voor iedereen betaalbaar te houden.
Nieuwe woonvormen, verduurzaming en transformatie van de bestaande bebouwde omgeving vormen de fundamenten onder het nieuwe beleid. Dat moet onder andere jongeren, ouderen en mensen met een specifieke vraag voldoende perspectief bieden op passende huisvesting binnen de gemeentegrenzen.
De gemeente gaat uit van een versnelde verantwoorde groei met 810 woningen tot 2030, gelet op de achterstand in de woningbouw en de druk op de woningmarkt (oplopende wachttijden in de huur, snellere verkooptijden van woningen en oplopende koopprijzen).
Er is behoefte aan een gedifferentieerd programma, met daarbinnen een aantal belangrijke accenten:
Aanvullend:
De gemeente heeft oog voor de toename van kleine huishoudens, waaronder met name alleenstaanden. De gemeente houdt daar in het woningbouwprogramma rekening mee :
Dit plan draagt bij aan de woonvisie door:
Eind 2015 heeft de gemeente het beleidsplan Vitale Vakantieparken vastgesteld. Dit beleidsplan is gebaseerd op de regionale afspraken binnen het programma VitaleVakantieparken. Binnen het programma Vitale Vakantieparken wordt uitgegaan van de parkenaanpak. Voor ieder park een plan met een wensbeeld voor de toekomst. Grofweg zijn de Noord-Veluwse vakantieparken in te delen in 3 categorieën, die alle drie op een andere manier ondersteund worden:
'De Roskam' valt in de categorie 'Transformatieparken'. De gemeente en de initiatiefnemer en zijn adviseur hebben gesproken over de transformatieopgave naar een toekomstbestendige situatie. Hierbij is bepaald dat de Roskam getransformeerd kan worden naar een woongebied in een landelijke setting.
Het voorheen gesloten en rommelige perceel wordt meer open, er ontstaan nieuwe zichtlijnen en nieuwe groenstructuren sluiten aan op bestaande houtwallen en kavelgrenzen en dragen zo bij aan de kleinschaligheid en de structuur van het kampenlandschap.
De visie van het LOP is gebaseerd op het benutten van de aanwezige kwaliteiten van het landschap en het versterken van de kenmerkende opbouw van het landschap in Elburg. Van de hoge en besloten Veluwe naar de lage open polders en randmeergebied.
Plangebied
De locatie ligt in het landschapstype kampenlandschap, deelgebied kleinschalig kampenlandschap. De wegen hebben hier veelal een bochtig verloop door de hoogteverschillen. Het landschap kent een onregelmatig en blokvormig verkavelingspatroon. Door houtwallen en houtsingels op kavelgrenzen, bosjes en wegbeplanting ontstaat een kleinschalig landschap. Ambitie in het kampenlandschap is het herstel van de samenhang en balans tussen de verschillende elementen: houtwallen, singels, wegbeplanting, erfbeplanting en open ruimten en bebouwing. Door het versterken van de houtwallen, en -singels en behoud van open ruimtes.
De camping zelf gaf een rommelig en gesloten beeld. Op de kaart van 1850 is het perceel al te herkennen als klein omsloten kampje (akker) en is er bebouwing zien. In de huidige situatie is er geen karakteristieke bebouwing meer en is het perceel geheel in gebruik geweest als camping. Waardevol is de laanbeplanting langs de Haerderweg aan de oostzijde en meer landschappelijke beplanting aan de randen van de camping en naburige percelen aan de andere zijden.
Conclusie
De sanering van de verouderde camping en kampeermiddelen met de transformatie naar wonen draagt
positief bij aan de omgevingskwaliteit van het gebied en versterking van de kernkwaliteiten van het kampenlandschap. Door de nieuwe open ruimten en toevoegen van houtwallen en boomsingels op de kavelgrenzen wordt de balans en de kleinschaligheid van het kampenlandschap versterkt (zie ook Bijlage 2 Landschappelijke inrichting)
.
Inrichtingsplan met houtwallen / boomsingels
Het nieuwe groene kader van streekeigen beplanting geeft de bebouwing een kader waardoor het beter verankerd wordt in het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met het behoud van de bestaande waardevolle beplanting en zichtlijnen, als ook de beeldkwaliteit van de woningen.
Het inrichtingsplan is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels (zie Artikel 12). Hierin is geregeld dat het verboden is de de gronden te gebruiken voor woondoeleinden, zonder aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing van de regels is weergegeven.
De verschillende milieu- en omgevingsaspecten kunnen gevolgen hebben voor de regeling in dit bestemmingsplan en daarmee voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de verschillende aspecten en - in relatie daartoe - de uitgangspunten voor het bestemmingsplan.
Voor de gewenste ontwikkeling geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken moeten worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.
In oktober 2019 is door Sigma Bouw & Milieu een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd met als doel inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of er sprake is van bodemverontreiniging.
Aan de hand van dit onderzoek wordt inzicht verkregen in hoeverre het bodemgebruik van de locatie heeft geleid tot verontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten kan een milieuhygiënische beoordeling worden gegeven ten aanzien van de beoogde c.q. de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de locatie.
Uit het rapport blijkt dat:
grond
bovengrond (0,0-0,5 m- mv.)
Bovengrondmengmonsters MM1, MM2 en MM3 bevatten geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. de detectiewaarde.
ondergrond (0,5-2,0 m-mv)
Ondergrondmengmonster MM4 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. de detectiewaarde.
grondwater
peilbuis 1 (2,8-3,8 m-mv)
Het grondwater t.p.v. peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte cadmium en zink (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde. De verhoogd gemeten gehalten cadmium en zink in het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 zijn niet verhoogd gemeten t.o.v. de tussenwaarde (criteria voor nader onderzoek) of bodemindexwaarde (>0,5) en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek asbest zijn op het maaiveld plaatselijk asbestresten aangetroffen. Bij herinrichting van de locatie dient rekening gehouden te worden met de plaatselijke aanwezigheid van puinhoudende grond. Op basis van het onderhavig bodemonderzoek is op het maaiveld plaatselijk asbesthoudend materiaal waargenomen. Bij ontgraving en verwerking van (puinhoudende) grond dient men altijd alert te zijn op de eventuele aanwezigheid van asbest(nesten) welke niet in dit onderzoek zijn ontdekt. Bij het aantreffen van asbest tijdens grondwerk dienen veiligheidsmaatregelen getroffen te worden.
Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model.
Binnen de planlocatie zal zoveel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt worden.
Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties.
Conclusie
Het aspect bodem is geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport. Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 3 Bodem- en asbestonderzoek toegevoegd aan dit plan.
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Bij het plangebied is het wegverkeerslawaai van toepassing.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van nieuwe woningen. Woningen zijn geluidgevoelige objecten. Hiervoor moet op basis van de Wgh een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden wanneer de woningen binnen de wettelijke geluidzone van een (spoor)weg liggen. Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Haerderweg en van de Weg Over de Plaats.
Oostelijke rondweg (50 km/u) en De Weeren (60 km/u). Daarom is in 2010 een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk, inclusief de hogere grenswaarde procedure Wet geluidhinder. Voor dit uitwerkingsplan als zodanig is dan ook geen akoestisch rapport meer nodig. De woningen liggen alle binnen de geluidzone van deze wegen.
Aangezien de woningen binnen de geluidzone van een tweetal wegen liggen is in oktober 2019 is door Adviesburo Van der Boom een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting van het wegverkeer.
De geluidbelasting door wegverkeer op de Haerderweg bedraagt op de oostgevel van twee woningen 50 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op twee woningen (zie figuur overschreden. De maximale hogere waarde van 53 dB voor woningen buiten de bebouwde kom wordt op de gevels niet overschreden.
De geluidbelasting door de Scholtenssteeg en de Weg Over de Plaats ligt ruim beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron ligt niet voor de hand vanuit financiële overwegingen. Afscherming van de woningen is op deze locatie eveneens niet haalbaar gezien de landschappelijke bezwaren (zie Bijlage 4).
Voor de oostgevels van de twee woningen (zie navolgende afbeelding) dient daarom een hogere waarde te worden aangevraagd van 50 dB voor wegverkeer op de Haerderweg, conform tabel III.2.
Hogere grenswaarde voor oostgevel van 2 woningen (rode cirkel)
Bij het bepalen van de benodigde geluidwering (33 dB) mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. Twee woningen ondervinden een geluidbelasting van meer dan 53 dB zonder aftrek op de oostgevel. Voor deze oostgevels zijn aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig. De benodigde karakteristieke geluidwering voor deze gevel bedraagt dan GA;k 22 dB.
Conclusie
Het aspect geluid is geen belemmering voor de realisatie van het plan, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. Bij de omgevingsaanvraag zal worden aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde binnenwaarde van 33 dB. Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 4 Akoestisch onderzoek toegevoegd aan dit plan.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Om de bovenstaande doelen te behalen, voorziet de Wet milieubeheer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbij is onder andere aangegeven dat een ontwikkeling geen belemmering voor de luchtkwaliteit vormt wanneer het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De typen projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen zijn exact vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (Nibm). Het gaat onder andere om woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen.
De ontwikkeling in het plangebied blijft met de realisatie van drie nieuw te bouwen woningen ruim binnen de normstelling van het NSL en draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.
De (indicatieve) lijst “Bedrijven en Milieuzonering 2009”, uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelast en de activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype
De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
Nabij het plangebied bevindt zich een loonwerkbedrijf (Haerderweg 15) waarvoor maximaal milieu categorie 3.1 geldt. De richtafstanden hiervoor bedraagt 50 meter. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op circa 53 meter vanaf de perceelgrens.
Dit bedrijf heeft vanuit oogpunt van milieuzonering, geen negatieve invloed op de woningen. Ook wordt dit bedrijf door de woningen niet gehinderd in zijn bedrijfsvoering.
Conclusie:
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Wet- en regelgeving
Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:
1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.
3. Wet basisnet (basisnet)
Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnen-water en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).
4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.
5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit)
Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.
In het Bevi, Bevb en het Bevt is onder andere een verantwoordingsplicht voor het GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen planologische keuzes moeten worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.
Uitsnede risicokaart
In het plangebied worden kwetsbare objecten gerealiseerd, waarvoor een verantwoording van het GR nodig is. Deze verantwoording is gedaan voor het hele plangebied. Uit de professionele Risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen liggen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied over het plangebied vallen.
Conclusie
Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen of hogedruk aardgastransportleidingen. Externe veiligheid geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit plan.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure. Aspecten die van belang zijn voor de waterhuishouding zijn ingrepen in watergangen en waterkeringen, toename van verharding en wijzigingen in de afvoer van hemel- en afvalwater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Vallei en Veluwe, bij dit waterschap is dan ook een wateradvies aangevraagd en verkregen. Het waterschap heeft haar advies ingedeeld naar de drie hoofdthema's Veilig, Voldoende en Schoon. De voor het bestemmingsplan belangrijke aspecten van het advies zijn verwerkt in deze paragraaf.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
In mei 2020 is door EDOK-RO de watertoets uitgevoerd, hieruit blijkt:.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Gebiedsspecifieke aandachtspunten
Grondwaterfluctuatiezone
Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. Initiatiefnemer zal de plannen t.z.t. voorleggen aan het waterschap.
Conclusie
Het aspect water is geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen plannen. De nieuw te bouwen woningen infiltreren het hemelwater in de bodem. Bij de omgevingsaanvraag wordt dit vermeld op tekening. Tevens worden zo m
in mogelijk gebruik gemaakt van niet uitloogbare materialen. Worden deze om architectonische redenen toegepast dan worden deze jaarlijks gecoat.
De watertoets en de samenvatting watertoets zijn respectievelijk als Bijlage 5 Watertoets en Bijlage 6 Samenvatting watertoets toegevoegd aan dit plan.
Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuurwet- en -regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.
Quick scan natuur
In een quick scan natuur (september 2019, Bureau Bleijerveld) is onderzocht of er beschermde natuurwaarden, volgens de nu geldende natuurwet- en regelgeving, aan- of afwezig zijn in het plangebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijk negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het plangebied.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is geen onderdeel van beschermde natuurgebieden. In de omgeving liggen verscheidene onderdelen van Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk. De afstand tot het GNN bedraagt circa 300 meter, voor Natura 2000-gebied Veluwe is deze afstand circa 500 meter.
Ligging plangebied (rood) t.o.v. beschermde gebieden
Door de bestemmingswijziging daalt de oppervlakte bebouwing sterk en neemt ook de intensiteit af waarmee het terrein wordt gebruikt. Daarnaast stijgt de hoeveelheid inheemse landschappelijke beplanting. Op grond hiervan is een negatief effect op beschermde natuurgebieden in de omgeving uit te sluiten.
Soortenbescherming
Zoogdieren (nationale soorten Wnb)
Door de ontwikkeling kan verstoring van deze soorten optreden en ook sterfte van dieren. Voor een aantal van de nationaal beschermde soorten geldt afhankelijk van de provincie een vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. In provincie Gelderland geldt deze vrijstelling voor alle gevonden en verwachte soorten. Aanvullende maatregelen zijn voor deze soorten niet noodzakelijk.
Eekhoorn (nationale soorten Wnb)
Deze soort maakt gebruik van de tuinen op het terrein om te foerageren maar verblijft niet in het plangebied. Aanvullende maatregelen zijn voor deze soort niet noodzakelijk.
Broedvogels zonder vaste nestplaatsen (Wnb-Vogelrichtlijn)
In de opgaande begroeiing en ruigte langs de rand en in erfbeplanting zijn broedvogels te verwachten. Op de locaties waar ingrepen zijn gepland zou alleen de nieuwe aanplant langs de zuidrand van het terrein kunnen conflicteren met broedvogels. Daarom dient het aanplanten van de groenstrook buiten het broedseizoen plaats te vinden tenzij een controle uitwijst dat geen broedsels aanwezig zijn. De piek van het broedseizoen beslaat de periode van 15 maart tot 15 juli, maar eerdere en vooral latere broedgevallen zijn mogelijk. In de periode van 1 september tot 1 maart is de kans op broedgevallen gering.
Conclusie
Uit de natuurtoets blijkt dat er geen belemmeringen zijn vanuit dit aspect. De quickscan is als Bijlage 7 Natuurtoets toegevoegd aan dit plan.
Voor het onderdeel gebiedsbescherming heeft Eco Reest in september 2020 nagegaan of er als gevolg van het plan sprake is van (toename van) stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Overige ecologische effecten zijn reeds beoordeeld (zie Bijlage 7). In het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, dient vooraf zekerheid te zijn verkregen dat er geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.
Doel van de stikstofberekeningen is het inzichtelijk te maken of als gevolg van het voornemen in de aanleg- danwel gebruiksfase sprake is van (toename van) stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Gebruiksfase
Het toekomstige gebruik van het plangebied leidt tot een feitelijke afname van de stikstofemissie. Er is géén sprake van toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Veluwe. Het toekomstig gebruik (gebruiksfase) heeft zodoende géén negatief effect als gevolg van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden.
Aanlegfase
Op 18 juni 2021 is het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering in het Staatsblad gepubliceerd. Dit besluit en de al eerder gepubliceerde Wet stikstofreductie en natuurverbetering zijn ingegaan in op 1 juli 2021. Daarmee is ook de bouwvrijstelling ingegaan op 1 juli. Het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering werkt de stikstofwet verder uit, waaronder de bouwvrijstelling. De bouwvrijstelling faciliteert de aanleg of bouw van onder andere woningen, utiliteitsbouw, energieprojecten en activiteiten in de grond-, weg- en waterbouw en de sloop van bouwwerken. Gelijktijdig reserveert het kabinet in de periode 2021-2030 500 miljoen euro voor stikstofreductie in de bouw en 500 miljoen euro voor aanvullende maatregelen binnen of buiten de bouw. Het Rijk maakt afspraken met de bouwsector over deze reductie en bijbehorende maatregelen, gericht op emissiearme werk- en voertuigen. De maatregelen worden onderdeel van de structurele aanpak stikstof. Het kabinet benadrukt dat de (stikstof)effecten van de bouwvrijstelling periodiek worden gemonitord, zodat tijdig kan worden bijgestuurd indien nodig.
Op basis hiervan kan geoordeeld worden dat het aspect stikstof geen belemmering vormt voor vaststelling van het plan.
Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 8 Rapport Stikstofdepositie toegevoegd aan dit plan.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee vaak een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden (cultuurhistorie) en op het erfgoed onder de grond (archeologie).
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.
Archeologie
In juli 2019 is door Laagland Archeologie een Inventariserend veldonderzoek -verkennende en karterende fase uitgevoerd (zie Bijlage 9 Archeologisch onderzoek). Het doel hiervan is om aan te tonen dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door de geplande bouwactiviteiten.
Uit het onderzoek blijkt dat er in het plangebied twee kansrijke zones (zie navolgende afbeelding) aangewezen zijn waar vervolgonderzoek wordt geadviseerd indien hier bodemverstorende ingrepen dieper dan 40 cm –mv plaatsvinden. Hiervoor is vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aan de orde.
Voordat hiermee mag worden begonnen, dient een door het bevoegd gezag goed te keuren Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Dit PvE dient om enerzijds de belangen van de opdrachtgever en anderzijds de wetenschappelijke belangen te waarborgen.
De implementatie van dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Elburg.
In februari 2020 is door Econsultancy een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 10 Proefsleuvenonderzoek). Doel van het proefsleuvenonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting zoals vermeld in het bureau- en booronderzoek. Het gaat om gebied- of vindplaatsgericht onderzoek. Het proefsleuvenonderzoek gebeurt door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en /of verwachte archeologische waar-den binnen een onderzoeksgebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de date-ring, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden.
Het resultaat van een proefsleuvenonderzoek is een rapport met een waardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten normen van tijd en geld), aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (een selectiebesluit) kan worden genomen. Dit betekent dat de veldactiviteiten uitgevoerd worden tot het niveau waarop deze beslissing gefundeerd genomen kan worden, dat wil zeggen dat de archeologische waarden van het terrein/vindplaats in voldoende mate zijn vastgesteld.
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
De archeologische verwachting is voor de periodes Paleolithicum en Mesolithicum laag, voor de periodes Neolithicum tot en met de Middeleeuwen hoog en voor de Nieuwe tijd laag. Aangezien de noordoostelijke helft van het plangebied is verstoord, worden daar geen archeologische resten meer in situ verwacht. Voor de zuidwestelijke helft van het plangebied blijft de archeologische verwachting gehandhaafd.
Gevolgde onderzoeksmethode
Tijdens het veldwerk was er geen reden om van de onderzoeksmethodiek af te wijken zoals beschreven in het PvE. In totaal zijn er twee proefsleuven gegraven met een totale oppervlakte van 560 m2. De plaats van deze proefsleuven is bepaald op basis van het eerder uitgevoerde onderzoek van Laagland Archeologie. Proefsleuf 1 is 90 m lang en 4 m breed, en proefsleuf 2 is 50 m lang en 4 m breed. Beide proefsleuven zijn tot in de top van de C-horizont aangelegd.
Locatie proefsleuf 1 en 2
Resultaten Proefsleuvenonderzoek
In beide proefsleuven zijn verstoringen aangetroffen die te maken hebben met recente activiteit (na 1945). Het gaat daarbij om gegraven kuilen, paalkuilen en slootvullingen en daarnaast ingereden rupsbandsporen van zware voertuigen. In het oostelijk deel van proefsleuf 1 zijn meerdere stukjes natuursteen aangetroffen waarvan één fragment vuursteen mogelijk onderdeel uitmaakte van een onbepaald werktuig. Gezien de omvang en de beschadigingen van dit gesteente en het ontbreken van een context kan het fragment echter niet worden gedateerd.
Selectieadvies
Volgens de waardering op KNA voorgeschreven wijze krijgt de site een lage waardering en is niet behoudenswaardig. Het selectieadvies is daarom dan ook om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect archeologie is geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Er hoeft in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming voor Archeologie te worden opgenomen.
Ook voor het vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Parkeren
Uitgangspunt bij (her)ontwikkeling is dat voor het parkeren zoveel als mogelijk op eigen terrein moet worden voorzien. In de nieuwe situatie is bij zes woningen sprake van functiewijziging en bij drie woningen is sprake van nieuwbouw. Volgens de Parkeernota van de gemeente Elburg moeten er voor woningen in het buitengebied 2,5 parkeerplaatsen per woning op eigen gerealiseerd worden. Alle woningen hebben voldoende mogelijkheid om op eigen perceel parkeerplaatsen te realiseren.
Verkeer
In dit plan komen in totaal 9 woningen, waarvan bij zes woningen sprake is van functiewijziging. Uitgaande van 8 verkeersbewegingen (bron: CROW) per woning, per etmaal, vinden er 72 verkeersbewegingen per etmaal plaats. 10% hiervan vindt plaats tijdens de spits. Dit komt neer op 1 auto per 8 minuten. De toename van het verkeer vanwege deze ontwikkeling is geen belemmering voor de omliggende wegen, zeker gezien het feit dat er nu ook een aantal woningen aanwezig waren en het park ook zorgde voor verkeersintensiteiten. De totale verkeersintensiteit zal ten opzichte van de oude situatie behoorlijk afnemen.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn diverse projecten beschreven en in het Besluit m.e.r. is aangegeven op welke wijze de beoordeling moet plaatsvinden.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn vier mogelijkheden:
Om te bepalen of een activiteit mogelijk wordt gemaakt die in het Besluit m.e.r. wordt genoemd, is het van belang om te weten of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Uit jurisprudentie is gebleken dat bij functiewijziging waarbij sprake is van geen of nauwelijks toename van bebouwd oppervlak, dat er dan geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject.
Bij voorliggend plan is sprake van een functiewijziging en toevoeging van drie woningen in het plangebied. Het bebouwde oppervlak neemt ten opzichte van de oude situatie af. Hierdoor is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Voor voorliggend plan geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.- beoordelingsplicht.
Het Besluit milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012, actualisatie 2018.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen.
De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.
Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.
In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de bestemmingen weergegeven.
Agrarisch met waarden
De bestemming ‘Agrarisch met waarden’ bevat alleen een gebiedsbestemming. Er is geen bouwvlak opgenomen. Dit betekent dat de gronden enkel hobbymatig agrarisch gebruikt mogen worden, zonder dat er gebouwen mogen worden opgericht. Hierdoor blijft er sprake van een 'open gebied' met doorzichten.
Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen om de groene inpassing van het plangebied in de omgeving te waarborgen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is bedoeld voor wegen van niet doorgaande aard, zoals woonstraten, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en andere verkeersvoorzieningen. Verder zijn de bijbehorende gebouwen, bouwwerken en andere werken, zoals lichtmasten en ander straatmeubilair, bruggen en duikers toegestaan. De bestemming heeft dus niet enkel het karakter van verharding, ook groen en water zijn hier toegestaan. De inrichting is vanzelfsprekend wel voornamelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer.
Wonen (max. 750m3) en Wonen - Kleine woning (max. 375 m3)
Deze bestemmingen zijn opgenomen ten behoeve van de negen woningen, eventueel in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteit. In de regels zijn voor (onder andere) aantallen, goothoogten en bouwhoogten vastgesteld. Binnen de bestemming zijn gebouwen toegestaan, met de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en tuinen en erven. De maximum woning inhoud voor
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van gronden en bouwwerken voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en voor een bed en breakfast-voorziening (bestemming 'Wonen').
Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.
Het plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering komen geheel voor rekening van initiatiefnemer en er bestaan dus geen financiële gevolgen voor de gemeente Elburg. De gemeente verleent haar medewerking door het voeren en begeleiden van de benodigde bestemmingsplanprocedure, deze kosten worden verhaald via de leges.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Elburg is een realisatieovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken vastgelegd die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals kostenverhaal en tegemoetkoming in (plan)schade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is op grond van artikel 6.12 van de Wro geen exploitatieplan vereist, omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
In de bestemmingsplanprocedure, zoals die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is inspraak niet verplicht, tenzij het door middel van een Inspraakverordening verplicht is gesteld. Vooroverleg vindt verplicht plaats, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voordat dit begint, moet een vooraankondiging plaatsvinden, waarbij vermeld wordt dat het opstellen van een bestemmingsplan in voorbereiding is. De gemeente moet daarbij voldoen aan wat is beschreven in artikel 1.3.1. van het Bro. De voorbereiding voor het bestemmingsplan is op 17 oktober 2017 gepubliceerd.
Burgemeester en wethouders hebben besloten geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. Voor dergelijke planherzieningen wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.
In het kader van het vooroverleg wordt het concept van het bestemmingsplan toegezonden aan de provincie, Waterschap Vallei en Veluwe en de VNOG.
PM
Het ontwerp-bestemmingsgsplan heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden worden daarbij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Vervolgens is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het bestemmingsplan (eventueel gewijzigd) vast te stellen.
PM